[XXIII]
Wij beiden op het perron, te bevreesd en te verlegen om een woord uit te brengen. De trein naar Cerbère stond op het punt te vertrekken. In de stationshal fluisterde ik: ‘Ik verwacht dat je niet huilt, Merche!’
‘Ik ben niet gewend te huilen.’
Ik gaf mijn vader een hand en liet toe dat hij mij op mijn wangen kuste. Mercedes bleef op de achtergrond.
‘Je zult me hard vinden, Merche, als vader komt om afscheid te nemen, maar besef dat ik me in zijn nabijzijn moet beheersen. Er zal niets tussen ons veranderd zijn. Het is voor ons bestwil...’
Mijn zuster had niet geantwoord, maar vlak voordat ik vertrok nam zij mij apart en smeekte: ‘Wees eerlijk, ben je blij dat je weggaat? Geef toe, dat je van me walgt en nu blij bent.’
‘Je weet wel beter,’ antwoordde ik, maar waagde het niet haar in de ogen te zien.