[XIX]
Ik zie mijn zuster niet eerder terug dan tegen middernacht. Mijn zusje vindt het leuk mij mee uit te nemen, bij voorkeur naar gelegenheden waar ze vroeger gewerkt heeft. ‘Vrouwen,’ zei ze, ‘mogen me minder graag dan mannen.’ Ze heeft gelijk. Dit is de eerste maal dat ik nachtclubs bezoek en met een vrouw soupeer; ik geniet. Wij ontmoetten Luis. ‘Luis,’ zegt Mercedes, ‘is mijn vriend. Je herinnert je hem toch wel, hij schreef mij elke dag in Holland. Toen was hij erg verliefd op me. Hij kleedt zich uitstekend en is allesbehalve dom. Drie keer heeft hij mij ten huwelijk gevraagd.’ Ik kijk Luis aan en hij maakt een grapje dat ik niet snap. Mercedes lacht. ‘Luis heeft mij ontmaagd. Tenminste,’ zegt ze, ‘dat verbeeldt hij zich.’ Zij geeft voor niet te weten wie haar ontmaagd heeft, zij kan het zich niet herinneren. Ze heeft allang genoeg van hem, dat heeft ze zelf gezegd, maar Luis is handig. Een veelzijdig knutselaar, een vermakelijk metgezel. Luis Factotum: man-huisvriend-hond, speeltuig en begeleider. Mercedes biedt hem een café con carajillo aan en is af en toe lief voor hem. Het is vreemd maar hoe ziet Luis eruit? Slank en goedgekleed, maar verder? Het is onmogelijk hem te definiëren. Luis is altijd en onveranderlijk Luis.