Als broer en zuster
(1965)–Esteban López– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 61]
| |
[pagina 62]
| |
leeft in angst dat iedere keer de laatste kan zijn. De kat houdt haar gezelschap, een vinnig zwart dier dat door veelvuldige, lepe diefstallen het contact met de buitenwereld onderhoudt. De kat heet Pixie, maar geloof me dat zegt niets, hij heeft talloze bijnamen: Rafaelita, Pepito, Jesusa, Gatito Negro, Elena, Eleonora; de gemoedstoestand van de meesteres bepaalt welke het zal zijn. Er was geen geld. ‘Jesusa moet eten,’ zei ze, ‘het arme dier kan er niets aan doen.’ We gingen van onze laatste duro vis kopen in de markthal. Aan de ingang kocht zij een groen gazen netje voor de boodschappen. Iedereen keek naar haar, zij was er zich van bewust, de mannen draaien zich om en kijken haar na, de vrouwen kijken misprijzend tot mijn zusje voorbij is. Zij kwam terug en toonde mij het netje, er waren tranen in haar ogen, de vissen glipten door de mazen. Het was verdrietig. ‘Ik deug nergens voor,’ zegt ze, ‘het is mijn schuld niet.’ Ik had echter de indruk van wel. Wanneer de prins komt opdagen, wordt de kat de kamer uitgejaagd, met stijve staart en van woede trillende snorren, want de prins houdt ervan alleen te zijn. Volgens mijn zusje roemt de prins haar zindelijkheid en huiselijke aard; hij moedigde haar aan door haar een draagbare radio en een boek over cocktails te geven. De prins zet | |
[pagina 63]
| |
de radio aan en valt in een gezonde slaap. Zij schenkt hem een glas cognac in en gaat tegenover hem zitten. Wanneer hij ontwaakt vindt hij een vrouwevoet tussen zijn dijen: dat is alles wat hij wil. Hij rekt zich uit, schudt haar dankbaar de hand en gaat heen. Eens, bekende ze, gaf hij haar een avondjurk cadeau, gehoorzaam paste zij de jurk aan en hij monsterde haar lijf, ze was weer een paar maanden zwanger en haar borsten waren gezwollen. Dit ontging zijn onderzoekende blik niet, hij barstte in tranen uit en vertrok, weigerend haar verklaring aan te horen. De volgende dag ontving zij een telegram, hij ontbood haar in een van zijn appartementen. Hij verwelkomde haar zwijgend en leidde haar naar de badkamer, hij verzocht haar plaats te nemen op een ongeverfde keukenstoel, om haar heen stonden romeinse borstbeelden en in een marmeren kuip lagen stapels boeken en folianten. Hij bleef in de deuropening staan. Uitzinnig van angst viel zij op haar knieën en strekte haar armen naar hem uit. ‘Stil maar, meisje,’ fluisterde de prins, ‘je moet het me vergeven, het is sterker dan ik... je kunt gaan als je wilt.’ Hij belde een taxi en zond haar naar huis. ‘De prins praat weinig,’ zei mijn zuster, ‘hij maakt dat ik me schaam, hij is zeer beleefd en hoffelijk.’ |
|