[XVII]
Mijn zusje volgt rode en zwarte lijnen, aandachtig turend in een ovale spiegel trekt zij verwonderde en vragende gezichten, de wenkbrauwen omhoog, tuitende lippen, zij maakt zich graag voorbeeldig op--welk een beweeglijkheid en vooral, welk een gratie! Gratie, denk ik, moge dan het laatste hemd van de wanhoop zijn, gratie kan ook zijn de bedrieglijke roep van de veldvogel die de vijand weglokt van het nest. Haar kleine, schikkende handen gaan door met schilderen, herhalen dezelfde ronde bewegingen. Ik geef het denken op en probeer te zien hoe het werkt.