honden en schreiende kinderen. Ik werd geleid naar een oude vrouw die achter een met kranten bedekte tafel zat, ze sneed brood. De vrouw neuriede toen ik binnenkwam, zij stak haar hand uit, een lange schrale hand, vel over been.
‘Je grootmoeder, dat is je grootmoeder--en dit is mijn zoon!’
Ik reikte haar mijn hand die zij gretig begon te kussen. Verlegen trok ik hem terug.
‘Zoon, ze vraagt je om een zoen.’
Ik kuste haar op de wang.
‘Mijn God, wat ben je groot geworden!’ Hij draaide mij om. ‘Je bent volwassen!’
Hij rekte zich uit en kuste mij, de vochtigheid van zijn lippen verraste me.
‘Dat ben jij,’ zei hij, wijzend naar de tekening waarover mijn zuster geschreven had. ‘...en dat is je zuster.’
‘Aardige tekeningen,’ zei ik beleefd.
‘Je ziet er nog net zo uit...’
‘Hoe oud was ik toen?’
‘Drie jaar--maar die ogen, zie je die ogen... Moeder! Hij heeft de ogen van zijn moeder. Hoe gaat het met je moeder?’
Ik zei stug: ‘Met mijn moeder gaat het uitstekend, ik moet u van haar groeten.’
Ik draaide mij om en liep naar het balkon. Het zag