[X]
Ik ging de volgende morgen niet naar haar toe. 's Middags vermeed ik haar aan te zien. Ik dacht dat ik mij schaamde. 's Nachts werd ik mij bewust van de onredelijkheid ervan: ik had haar gevraagd, zij had geantwoord; dat het antwoord mijn stoutste verwachtingen overtrof was niemands fout, of misschien toch: mijn moeders... Ik dacht ook aan mijn vader maar verwierp de gedachte als zijnde niet eenvoudig genoeg. Ik wist slechts dat mijn zuster verloren was, ik heb het altijd geweten. Mijn omhelzen werd minder voorzichtig nadien en het moest, dacht ik, prettig zijn een zuster pijn te doen--een vreemde en bittere gedachte.