spiegel. ‘Ik wist niet dat een lichaam zo mooi kon zijn.’
Zij huiverde en trok de lakens op tot haar kin, het antwoord dat ik gegeven had maakte veel minder indruk dan ik had verwacht. Ik sloop naar het bed en boog mij over haar heen, haar gezicht betrok maar ze liet toe dat ik haar kuste.
Begeerte overtrof bewondering. Het verwonderen maakte plaats voor zekerheid. Ik was mij bewust van tijd noch duur. Het lichaam waarnaar ik keek bewoog, het beefde van verwachting bij de geringste aanraking; wanneer we elkaar omhelsden sloten zich onze ogen, maar spoedig keek ik haar weer aan (een wanhopige, aan waanzin grenzende inspanning) en haar ogen gingen langzaam open: een diep, blauwzwart glanzen dat mij gadesloeg, mij niet alleen doch alles om mij heen, de kamer, het huis, het licht--en daarbuiten? Daarbuiten was niets. De vragen waren simpel en doorslaggevend.
‘Is het de eerste keer?’
‘Ja!’.
‘Nooit hiervoor?’
‘Nee.’
‘Je liegt...’
Haar ogen straalden terwijl ze dit zei; een antwoord was niet nodig.