laden onder een vracht pakjes en tassen. Toen zag ik mijn zuster. Er was geen twijfel mogelijk: zij was het. Mijn moeder keerde zich naar haar om, maar zij bewoog zich onafhankelijk: als mijn moeder haar iets vroeg boog ze het gezicht ternauwernood opzij.
Mijn zuster: een kleine, elegant geklede jonge vrouw, zorgvuldig opgemaakt en gekapt, breedgolvend haar tot vlak boven het middel. Ik was het meest nieuwsgierig naar haar stem. Ik bekeek haar, ik kon mijn ogen niet van haar afhouden. Zij had mij nog niet opgemerkt. Diep haalde ik adem. Daarna rende ik op haar af, met grote sprongen.
Ik was te laat. Mijn stiefvader was mij voor, vlak voor me dook hij op uit de menigte: hij omhelsde zijn vrouw, daarna (ik keek van drie passen afstand toe) begroette hij de dochter van zijn vrouw, hij gaf haar een hand en kuste de hem toegestoken wang.
‘Waar is je zoon?’ hoorde ik mijn tante hem vragen.
Ik drong mij naar voren.
‘Hij is verlegen!’ riep mijn tante lachend.
De vrouw die mijn zuster was zag me vriendelijk aan. Ik reikte haar de hand. Ze nam de hand en hield hem losjes in de hare. Haar stem, dacht ik,