kender dan secretaresse.
‘Het is een mooie brief, hè, mama,’ zei ik trots, blij dat ze erover met me wilde praten.
Haar antwoord stelde me teleur. Ze nam de brief in haar handen, rook er aan, snoof. ‘De brief is getypt,’ zei ze.
Ik zag haar angstig vragend aan.
‘Ik vertrouw het niet. Dat gemier over kunst en zo. Je vader stuurde me prachtige brieven, tot ik er achterkwam dat hij in werkelijkheid geen woord foutloos kon spellen.’
Mijn ogen vulden zich met tranen. Zij zag het en legde een arm om mij heen. ‘Misschien vergis ik me. Schrijf haar maar gauw terug!’
De briefwisseling met mijn zuster heeft ongeveer een jaar geduurd. Op mijn verzoek tikte Mercedes haar brieven niet meer maar schreef ze, in een helder handschrift met veel krullen en boogjes. Ze toonde in mijn ogen voldoende begrip en werd allengs hartelijker. Wel viel me de behendigheid op waarmee ze vragen, haar huiselijke omstandigheden betreffend, ontweek. Op de simpelste vragen hieromtrent ontving ik geen antwoord dan na herhaaldelijk aandringen.
Ze was niet getrouwd, had geen verloofde en werkte hard--dit laatste ter verontschuldiging van haar korte en schaarse brieven.