Gedichten(1932)–Jac. van Looy– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 90] [p. 90] En noghthans de wacht ‘... Die aan de deur van een huis was gekruisigd, met de rechterhand aan de huisbel en de linker aan de klink.’ Vlaamsche Stem 6 Febr. 1915. Hij hangt in zijn deurpost, de hand aan de bel, De hand aan de klink, een vod, een lel Verfomfaaid, geschonden, Gekorven door wonden, Gelanssteekt, geslacht; En nochthans de Wacht. Hij hangt 'lijk een dwars, 'lijk een stronkig kruis, In de post gepost van zijn eigen huis, Maakt sprookjes-getink, Aan klepel en klink, Hij bengelt een klacht; En nochthans de Wacht. De geur van benzien, van bloed en van gruis, Van knaster en glorie ruikt uit zijn huis; Gemoedlijk, smaaklijk, Reusachtig, noodzaaklijk, Een beeld van ónmacht, En nochthans de Wacht. Vorige Volgende