Gedichten(1932)–Jac. van Looy– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 78] [p. 78] [De bauwende orgelvluchten] De bauwende orgelvluchten Verstomden naar 't hoog geluchte: De dreunende harmonijen Uit pijpen en uit schalmeijen: De donkre, dringende melding Van oordeel en van vergelding. Het zweeg. Een stilte van menig, Hing over de schaar die eenig, Gehunkerd zat in 't ruim, Blootshoofds en wuft van pluim, Laag onder de kaarsen-tuilen, Omschimmerd van blanke zuilen... Menschlijk een stem is gestegen, Heeft hemelsche hulp gekregen, Een ziel er zong met een engel, In zusterlijk gemengel: Een bevend en teêr vervaren Werd luistrend naar een klare... O brood van genade dat brak Toen onder het kerkedak, O lavenis van erbarmen Dat neêrzeeg over ons armen, Dat droppelde in onze zure, Geteisterde naturen... Na een concert in St. Bavo. Vorige Volgende