Gedichten(1932)–Jac. van Looy– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 69] [p. 69] Achter de baar van Adriaan van Oordt De lucht welft dun en zonne-schaûwig om; Er is een licht van onderbroken blauw; Graf-tooisels dorren bij der zerken rouw, En in mijn hart ligt alle klagen stom. De blaêren worden geel, het gras wordt grauw; De voetstap dempt als bij gefloersden trom... Stil is de dood, het leven druk en dom... Het droevigst is het voor zijn kroost en vrouw. Laag langs een grasband een viooltje bloeit; Het groeit er zielig, maar het bloempje gloeit, Gelijk de wijle, of albe, of een bliaut Van een kasteel-maagd onder een zaal-kript blauwd'... En 'k denk aan hem, die heel zijn stoer-zacht leven Aan iets zoo broos als bloei is, heeft gegeven. 1910 Vorige Volgende