Gedichten(1932)–Jac. van Looy– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 48] [p. 48] [De morgenwind bezwierf de dunne boomen...] De morgenwind bezwierf de dunne boomen... De sterren killen heen in het azuur... Gelig de dag loenst aan en heimlijk, guur, Wroet'len rots-rijzenissen: schrikken, droomen. Achter de trein die onvervaard blijft stoomen, Wakkert de dageraad .. en heen bleekt 't vuur Der sikkelige maan. Van 'n spane-vuur Een rook-draad streeft, verkrinkeld onder 't doornen... De wereld gansch omwaaierd raakt van 't licht, Dat 't elken dag zijn vlammende gedicht, Straalt over lij en, lachen; hopen, vreezen... Lang voor ik was en als ik weg zal wezen... Het oord brandt wild en rood; de lamp gaat flauwen... Hier in de trein rust al mijn hebbe'-en-houën. Barcelona-Valencia, 6 December 1901. Vorige Volgende