Gedichten(1932)–Jac. van Looy– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 47] [p. 47] [Wonderlijk is 't in 't holle van den nacht] Wonderlijk is 't in 't holle van den nacht, Plotsling te denken aan zooveel beminden; Als in de duistre wereld van de winden, 't Zwalpe element ligt met gebonden kracht. Dan komt verrijzen er een droomge pracht; Waarin zich al wat ver is weêr laat vinden: De handen, de gelaten der beminden, Als in een gloed van lage kaarsen, zacht. Smartlijke vreugd te turen naar die schijnen. De lippen, en die oogleên te zien deinen - Groot is de nacht en het getij vaak booze - O eeuwigheid,waar mijn gezichten leven; Als achter schuim een beeld stijgt voor een steven, Als in een nis schimt 'n mater dolorose. Onder de ree - Marseille. 25 November 1901. Vorige Volgende