Gedichten(1932)–Jac. van Looy– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 27] [p. 27] Middel-eeuw Op Mijner Wereld regel-rechte banen Pronk-volkren trekken op ter Kathedrale Kaproen, pij, toog; kazuifel, filigrane Mijter; dorpers-rood, rood van kardinalen. In val en dreun van kanonieke schalen, Man-basse', in wierook knapen als sopranen; Naar 't donker dienen boven de missalen Schreed heer en knecht, met kruis, reliek en vanen Al boven 't stijve stoeten van de lieden Zag ik in 't kerk-aanzicht, de Maged, hoog In 't glas-gebrand, nacht-purper ossen-oog, Haar smartlijk hart gelijk een bloem aanbieden. 't Ruim rookt', 't goud smeuld', de Maagd het Hart hield bloot En 't storremde àl in eenen ren van rood. November 1892. Vorige Volgende