Gedichten(1932)–Jac. van Looy– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 26] [p. 26] Café Waar, vlam-rood, rozen in de rooie zalen Bloeien in kronen en 't goud rommedomt, In spiegel-wanden duizendvoud weêrómt, Komen we, nachtvolk, op het licht aandwalen. Dan in geroes van vele vale talen, In spraak-gewar dat Babylonisch gromt, We hurken om tafels, naar elkaâr gekromd, Als om een vuur, doende ónze buit-verhalen. Daar zitten we onder zuilen als in dag, Stoer lijf bij lijf, elkaâr, wijl de uren vliegen, Vertrouwelijk van 't leven te beliegen. De vrouw-gerokte kellners brengen ons drinken. Hóór, door de rooie rook joelt onze lach... De zaal 'n burcht is... de klare glazen klinken. 1889 Vorige Volgende