Gedichten(1932)–Jac. van Looy– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 16] [p. 16] Aan den Tiber Gelijk aan een die traag slaapt in de zon En in zijn droom zich wendt en voor zich kleine Verwischte woorden zegt, zoo komt verschijnen De geel'ge Tiber in de vroegjaars-zon. Waar stram hij schuift, al zeulend van zijn bron, Van bleeke scholven vol en weeë schijnen, Preevlen de woordjes mij op 't oude deinen Verhalen toe en die ik niet verzon... Hoe zwaar de stilt' hier is. - Zie, wijd in 't licht Ter over-graskant van den droom'gen prater Doemt 't blauwe tinnen op van 't Vatikaan. Maar in dees zon als zee àl bouwing zwicht, - Troebelig babb'lend blijft de Tiber gaan, - Verparelt er als een gespeel in water. 1885 Vorige Volgende