Moderne kunst in Nederland 1900-1914
(1959)–A.B. Loosjes-Terpstra– Auteursrechtelijk beschermdKroniek1909 AmsterdamDe grote overzichtstentoonstelling, in januari 1909 in het Stedelijk museum gehouden van het werk van Spoor, Mondriaan en Sluyters,Ga naar eind3 mag wel worden gezien als een eerste poging, gezamenlijk en geconcentreerder dan op St. Lucas was mogelijk geweest, als moderne richting te demonstreren.Ga naar eind4 Dit blijkt ook uit het feit, dat Toorop was uitgenodigd, die zich echter had teruggetrokken.Ga naar eind5 Misschien is het initiatief voor deze tentoonstelling wel uitgegaan van Mondriaan; in elk geval had deze aan Sluyters voorgesteld, om samen te exposeren.Ga naar eind6 Spoors deelname zal, behalve uit zijn vriendschap met Mondriaan, moeten worden verklaard uit het feit, dat ook hij ‘gematigd luminist’ was geworden.Ga naar eind7 Of deze expositie werkelijk een ‘groot succes’ was, zoals een tijdgenoot later schreef,Ga naar eind8 lijkt twijfelachtig; de critiek was scherpGa naar eind9 en zelfs Conrad Kikkert had | |
[pagina 71]
| |
plotseling ernstige bedenkingen tegen bepaalde elementen in het werk van Mondriaan en Sluyters.Ga naar eind1 Zeer belangrijk was echter, dat - na St. Lucas-1908 - de moderne richting nog eens naar voren kwam en als zodanig werd onderkend. Toorop exposeerde in deze zelfde wintermaanden luministisch werk in het verband van een door Arti georganiseerde ‘groepententoonstelling’, die beslist geen uitgesproken modern karakter had.Ga naar eind2 De oudere schilder vermeed in dit jaar het meedoen aan ultramoderne demonstrates; hij deed niet, zoals in het vorige jaar, mee aan de voorjaarsexpositie van St. Lucas, maar liet gelijktijdig met de Lucas-expositie bij de Larensche kunsthandel te Amsterdam een uitvoerig overzicht van zijn oeuvre zien, waarbij zijn pointillisme en luminisme bijzonder de aandacht trokken; het blijkt, dat men te Amsterdam voor deze stijl, waarvan men de historie begon na te gaan, langzamerhand gevoelig was geworden.Ga naar eind3 De grote gebeurtenis voor de moderne beweging was in dit jaar ongetwijfeld de 19de jaarlijkse ledententoonstehing van St. Lucas, van 18 april tot 16 mei in het Stedelijk museum gehouden.Ga naar eind4 Het ultra-moderne werk werd hier in één zaaltje (het ‘zickenzaaltje’) bijeengehangen en men vond het niet meer slechts ‘hier en daar door de zalen verspreid’, zoals in 1908.Ga naar eind5 Aan de overbodigheid van de Lucas-tentoonstellingen was hiermee voor de eerstvolgende tijd een eind gekomen. St. Lucas was nu onbetwist het centrum van de nieuwe richting, die men dáár het best kon leren kennen. N.H. Wolf constateerde dit met zoveel woorden: ‘Maar waar deze kunstenaars (de modernen) géén gelegenheid hebben om hun kunstrichtingen te manifesteeren zóó goed als in de gastvrije zalen van Sint Lucas' tijdelijk verblijf, daar begrijpt men, dat men hier beter, krachtiger dan elders hun werk zien kan, en dat hier meer dan waar ook aan den dag komt, wat zij bedoelen’.Ga naar eind6In het ‘luministenzaaltje’ hing werk van Sluyters en Mondriaan en ook van Gestel, die nu dus duidelijk bij de modernen werd gerekend. Ook zag men er een schilderij van Charley Toorop, die hier waarschijnlijk debuteerde en werk van de plein-air schilders H.J. Wolter en Cohen Gosschalk.Ga naar eind7 Ook in de andere zalen was blijkbaar hier en daar een luministische tendens te zien: bij de schilders Knap, Monnickendam en Maks.Ga naar eind8 Tenslotte zij vermeld, dat op deze tentoonstelling Piet van der Hem debuteerde met werk uit Parijs.Ga naar eind9 In de jaren 1909 en 1910 was, zoals wij reeds vermeldden, de Frans georiënteerde schilder C. Breitenstein voorzitter van St. Lucas; bestuursleden waren o.a. Van de Wall | |
[pagina 72]
| |
Perné en Maks.Ga naar eind1 Mondriaan speelde nu een rol in de vereniging: hij was eerst in 1909 plaatsvervangend, daarna in 1910 gewoon lid van de jury voor de ledententoonstelling.Ga naar eind2 Het is dan ook begrijpelijk, dat aan de nieuwe stroming in deze vereniging mini plaats werd verschaft. Uitvoerige besprekingen kregen de exposities van St. Lucas in het in januari 1909 opgerichte blad De Kunst, waarin onder hoofdredacteurschap van N.H. Wolf gepoogd werd, van alle kunstmanifestaties in de hoofdstad een onpartijdig verslag te geven. Al zal de redactionele opzet wel verder hebben willen reiken dan men heeft verwezenlijkt, voor de documentatie van de nieuwe beweging in onze schilderkunst is dit blad onmisbaar, juist door de argeloze onpartijdigheid en onafhankelijkheid van de artikelen, waarin niet van een of ander kunst-vooroordeel werd uitgegaan, maar waarin Haagse school, kunstnijverheid én luminisme ieder eerlijk hun deel kregen.Ga naar eind3 In juni 1909, kort na de sluiting van de opzienbarende St. Lucas-expositie, kwam de afkeer, die de officiële kunstwereld tegen de zojuist ontstane moderne richting koesterde, duidelijk aan den dag door het feit van de weigering van het door Toorop aan het Stedelijk museum aangeboden Portret van dr H. Muller. De commissie, die over het al of niet aannemen te beslissen had, gaf als reden op, dat het werk ‘nergens kon hangen’. Bij deze gelegenheid werd in De Kunst de vraag gesteld, of het niet tijd werd, ‘dat in ons Stedelijk museum ook eens een zaaltje wordt ingericht van werken van de nieuwe richting?’Ga naar eind4 Bij enkele Amsterdamse kunsthandels werd in 1909 werk geëxposeerd, dat toen zeker als modern werd beschouwd en dat aansloot bij de luministische stroming in deze stad: dat van Breman en Suze Robertson bij de Larensche kunsthandelGa naar eind5 en dat van Van Blaaderen, die in Frankrijk omstreeks 1908 tot een Frans beïnvloed landschapschilderen was bekeerd, bij kunsthandel Van Gogh.Ga naar eind6 Ook een Redon-tentoonstelling, die in dit jaar op instigatie van André Bonger te Amsterdam in de Larensche kunsthandel werd gehouden en die werd ingeleid door een bijeenkomst van de afdeling Amsterdam van ‘De Violier’, dient te worden vermeld.Ga naar eind7 Tenslotte moet nog worden gememoreerd een aparte expositie van tekeningen van Van der Hem, door St. Lucas in het najaar van 1909 georgamseerd.Ga naar eind8 Direct na zijn debuut in datzelfde voorjaar, had deze jeugdige schilder, vooral door zijn ongewone onderwerpen, naam gemaakt bij het publiek.Ga naar eind9 In de nu volgende jaren zal hij door dit publiek steeds weer als één der jonge modernen worden beschouwd. Toorop trok in dit jaar(ná 18 april) naar Nijmegen.Ga naar eind10 Ook na deze verhuizing bleef hij echter, evenals voorheen, 's zomers te Domburg schilderen en van daar uit, voor- | |
[pagina 73]
| |
namelijk via Mondriaan, de Amsterdamse moderne beweging beïnvloeden. In de zomer van 1909 en de daarop volgende winter vertoefde Mondriaan te Domburg. Hij was hier samen met zijn vriend Spoor en woonde in een huisje in de Dorpsstraat, waar Toorop vaak naar zijn werk kwam kijken.Ga naar eind1 Ook Sluyters ging buiten wonen; ná april 1909 vertrok hij met zijn gezin naar Laren;Ga naar eind2 pas in 1911 zou hij naar de hoofdstad terugkeren. Gestel verbleef in het najaar van 1909 weer in de omstreken van Nijmegen.Ga naar eind3 Voor elk der drie hoofdfiguren van het Amsterdamse luminisme werd dit verblijf buiten van grote betekenis voor hun werk, zoals bij de aparte besprekingen nog zal blijken. | |
1910In 1910 was verreweg de belangrijkste gebeurtenis voor de moderne beweging te Amsterdam de ledententoonstelling van St. Lucas, die van 24 april tot begin juniGa naar eind4 in het Stedelijk museum werd gehouden. ‘De ultra-modernen zijn de clou van dit jaar’ schreef nu Kikkert (die in 1909 bij zijn bespreking van de Lucas-tentoonstelling in het geheel niet de nieuwste richting centraal had gesteld).Ga naar eind5 Ook Wolf stelde vast: ‘Wat vooral besproken wordt is het werk der “nieuw-lichters”’.Ga naar eind6 Men had nu voor de luministen twee zalen ingericht. In de zaal van de ‘radicalen’ (de ‘ziekenzaal’) trok het werk van Mondriaan (‘de radicaalste’) vooral de aandacht. Verder hingen hier schilderijen van Sluyters, Gestel, Colnot, Filarski, Jacoba van Heemskerk en Wijand. Het aantal luministen was zich dus aan het uitbreiden! In een andere zaal (een ‘eerezaal’) hingen, tussen de schilderijen van onder andere Thérèse Schwartze en Jurres, die van ‘gematigder’ luministen, zoals Maks, Nibbrig, Gouwe en Spoor, terwijl ook daar een uitgesproken ‘luministische hoek’ de aandacht trok. In deze hoek zag men het werk van Mondriaan, Sluyters, Gestel, R. Graafland en Suze Robertson.Ga naar eind7 In het algemeen kan men deze expositie zeker een ‘triomf van het luminisme’ noemen. Van dit moment af moet men er zich algemeen bewust van zijn geweest, dat een nieuwe richting was ontstaan in de Nederlandse schilderkunst. Deze nieuwe richting vertoonde zich nu ook buiten onze grenzen en wel te Brussel, waar op de vierde jaarlijkse tentoonstelling van de kring ‘Doe stil voort’, gehouden in het Musée Moderne, het luministische werk van Mondriaan, Sluyters en Jacoba van Heemskerk tot scherpe critiek aanleiding gaf.Ga naar eind8 St. Lucas organiseerde dit jaar voor het eerst naast de traditionele voorjaarstentoonstelling een najaarstentoonstelling van aquarellen van leden, gehouden in de Militiezaal te | |
[pagina 74]
| |
Amsterdam. Hier was wederom werk van Sluyters, Gestel, Colnot, Filarski en Nibbrig bijeengebracht.Ga naar eind1 Ook elders in het Amsterdamse kunstleven van dit jaar constateert men hier en daar de invloed van de nieuwe stroming. Twee ‘groepententoonstellingen’, in het Stedelijk museum gehouden, stonden althans in het teken van het luminisme. Een expositie Hammes-Westerman-Gouwe was reeds eind 1909 geopendGa naar eind2 en werd gevolgd door een andere, waar werk van de schilders Knap, Luns en Van Wijngaerdt was te zien.Ga naar eind3 Al misten deze beide exposities het sensationele karakter, dat die van Spoor-Mondriaan-Sluyters een jaar eerder had gehad, zij bevestigden toch het bestaan van een nieuwe richting. Het werk van Gouwe werd voor Kikkert zelfs aanleiding tot het geven van een voorlopige omlijning van de nieuwe stroming in haar geheel.Ga naar eind4 Zelfs op de voorjaarstentoonstelling van Arti was, in een onconventioneel kleurgebruik van enkele inzenders, een verwerking van het modernisme te zien: Van Blaaderen exposeerde hier een Maannacht ‘in blauw-zwarte toon’, terwijl de kunst van Suze Robertson aan Kikkert de verontruste opmerking ontlokte: ‘er zijn grenzen van zwart’.Ga naar eind5 De Larensche kunsthandel te Amsterdam gaf in juni van 1910 haar bijdrage aan de moderne beweging met een expositie van ‘Moderne Fransche meesters’ - tot wie men bij deze gelegenheid blijkbaar vooral rekende: Raffaelli, Cottet, Maufra, Loiseau en de Parijse Nederlander Bernard Klene.Ga naar eind6 Hier komt nog eens duidelijk uit, hoezeer ons land ten achter was geraakt in internationale oriëntering! Terecht schreef Kikkert, dat de ‘grote meesters’ (hij noemde Monet, Lautrec, Cézanne en Matisse) geheel ontbraken.Ga naar eind7 De geslotenheid voor de moderne Franse kunst bleek dit jaar nog eens bij een tentoonstelling in het Stedelijk museum van schilderijen, bijeengebracht uit de collecties van de ‘Bestuurderen der Vereeniging tot het vormen van een openbare verzameling van hedendaagsche kunst te Amsterdam.’ Weer protesteerde Kikkert: ‘de eenvormigheid en de onverscheidenheid der diverse smaken van Bestuurderen is wonderlijk beangstigend verontrustend. Barbizon en Den Haag en bijna niets daarbuiten.Ga naar eind8’ Toch werd in dit jaar Toorops eerder geweigerde Portret van dr Muller door het Stedelijk museum aanvaard.Ga naar eind9 Dit schilderij zou het uitgangspunt worden voor het aanleggen van de verzameling 20ste eeuwse kunst in dit museum.Ga naar eind10
De nieuwe richting had in 1910 te Amsterdam zeker aan sterkte gewonnen. | |
[pagina 75]
| |
Andere Steden 1909 en 1910Amsterdam blijkt in de jaren 1909 en 1910 wel heel duidelijk het centrum van de nieuwe beweging te zijn geworden. Toch is iets van de golfslag van het moderne ook in de beide andere grote steden terug te vinden. | |
Den HaagSuze Robertson, wier werk in deze jaren verwantschap vertoonde met het luminisme en die met de luministen te Amsterdam exposeerde, woonde in Den Haag. Zij exposeerde daar eind 1909 bij kunsthandel Biesing.Ga naar eind1 Biesing gaf in het algemeen blijk van een onconventionele oriëntering en liet in dit jaar het werk van de toen zeer bekende ‘Parijse Nederlander’ Bernard Klene zien, waarin een algemeen luministische tendens duidelijk moet zijn geweest.Ga naar eind2 Kunsthandel Schüller exposeerde in 1909 (waarschijnlijk kort na de reeds vermelde Amsterdamse expositie bij Van Gogh) het moderne werk van Van Blaaderen.Ga naar eind3 Kunsthandel Kleykamp organiseerde in 1910 een tentoonstelling van Franse schilderkunst; evenals in de Larensche kunsthandel te Amsterdam was ook hier slechts het werk van epigonen als Maufra, Loiseau en Cottet te zien.Ga naar eind4 | |
RotterdamHet kunstleven te Rotterdam bleef ook in deze jaren de openheid voor buitenlandse kunst behouden, die het in de jaren vóór 1909 zo opvallend had bezeten en evenals toen gaf men hier blijk van originele initiatieven. Duidelijk was hiervan weer de Rotterdamsche Kunstkring het centrum. Deze vereniging organiseerde tentoonstellingen van het werk van Emile Bernard,Ga naar eind5 van Van Rijsselberghe,Ga naar eind6 EnsorGa naar eind7 en van Van Gogh (speciaal uit diens Franse tijd).Ga naar eind8 Voor Van Gogh was te Rotterdam nog steeds de belangstelling zeer levend; in 1909 hield R. Jacobson voor de Rotterdamsche Kunstkring een lezing over diens (nog steeds niet uitgegeven) brieven.Ga naar eind9 Kunsthandel Oldenzeel liet in 1909 werk zien van van Daalhoff,Ga naar eind10 NijlandGa naar eind11 en in 1910 van De Mesquita.Ga naar eind12 Ontvankelijkheid voor het nieuwe, ongewone, was er zeker te Rotterdam; een eigen moderne Rotterdamse richting was echter nog niet ontstaan. |
|