III Het Amsterdamse luminisme, 1909 en 1910
Inleiding
In 1909 en 1910 ontwikkelden zich de verspreide moderne tendenzen in de Nederlandse schilderkunst tot een stroming, die men soms divisionisme of neo-impressionisme, maar op den duur meest luminisme ging noemen.Ga naar eind1 Het duidelijkst bleek zij op de voorjaarsexposities van St. Lucas, waar nu het werk van de moderne schilders ostentatief bijeen werd gehangen.
In het hier volgende hoofdstuk zal dit ‘Amsterdamse’Ga naar eind2 luminisme worden besproken. De stof wordt hierbij enigszins anders ingedeeld dan in de vorige hoofdstukken; nu één richting en één stad (Amsterdam) zo duidelijk het centrum zijn, is het mogelijk, in een eerste afdeling (kroniek) alle feiten, die verband houden met de nieuwe stroming, onder te brengen en daarna van elk der belangrijkste schilders de stijlontwikkeling in de betreffende jaren te kenschetsen (het werk). Een bespreking over de aard en de achtergrond van de nieuwe richting als geheel gezien kan daarna worden gegeven.
|
-
eind1
- Zie hieronder, noot 4 en de besprekingen der tentoonstellingen van St. Lucas door N.H. Wolf, De Kunst, I, 1909, no. 63 en 65 en II, 1909-'10, no. 119 en 120. Prof. Dake gebruikte de spotnaam ‘nieuwlichters’. In ruimere zin werd het woord luminisme in het begin der twintigste eeuw in de Nederlandse en Belgische kunstwereld gebruikt voor elke Franse of Frans-beïnvloede kunst, die licht-door-kleur weergeeft en daartoe de kleuren in losse toetsen naast elkaar zet. Niet alleen het divisionisme, ook het Franse impressionisme werd hiertoe gerekend: vgl. de reeds eerder aangehaalde zin van Octave Maus uit 1904: ‘Tout art d'aujourd'hui s'est éclairci au soleil des luministes de 1874’: Madeleine O. Maus, Trente années de lutte pour l'art, Brussel, 1926, 332; vgl. ook het feit, dat G. Simons in 1906 Monet en Manet ‘illuministen’ noemde: zie hfst. II, Sluyters. In Frankrijk zelf werd - voor zover ik dit kon nagaan - het woord ‘luminisme’ niét gebruikt. Toch was het in de Noordelijke landen zeker op Frans voorbeeld gevormd: sinds Seurats optreden kende men de term chromo-luminarisme: zie o.a. A. German, ‘Théorie chromo-luminariste’, La Plume, 1 dec. 1891 (genoemd in R. Rey, La renaissance du sentiment classique dans la peinture française à la fin du XlXme siècle, Parijs, 1921). Waarschijnlijk heeft vooral Signacs studie D'Eugène Delacroix au Néo-Impressionisme, Parijs, 1899, tot de vorming van het woord luminisme aanleiding gegeven: Signac gebruikte het weliswaar zelf niet, maar verkiest uitdrukkelijk het adjectief ‘chromo-luminariste’ boven dat van ‘néo-impressioniste’ (o.c., 2de dr., Parijs, 1911, 62) en heeft een opmerkelijke voorkeur voor het woord ‘luminosite’, dat op vele bladzijden van zijn verhandeling voorkomt. Ga naar voetnoot+
-
voetnoot+
- [errata] p. 253 Blz. 70 noot 1. De regels 10 tot 12, gelieve men te lezen: In Frankrijk is het woord luminisme gebruikt voor de kunst van Seurat. De benaming werd in de Noordelijke landen zeker op Frans voorbeeld gevormd: (etc.)
-
eind2
- Deze toevoeging werd in de jaren zelf niet gebruikt; wij voerden haar in, om de speciale betekenis, die het woord ‘luminisme’ in de jaren 1908-'10 in Nederland kreeg, te onderscheiden van de ruimere betekenis. Kort ná 1910 kwam de term ‘moderne Amsterdamsche school’ op (zie hfst. IV); dit was echter in de tijd, toen het ‘luminisme’ langzamerhand een overwonnen standpunt werd.
|