Hollands Arkadia
(1804)–Adriaan Loosjes– Auteursrechtvrij
[pagina 137]
| |||||||||||||||||||
Tweede wandeling. | |||||||||||||||||||
[pagina 139]
| |||||||||||||||||||
Tweede wandeling.De Baan of het Speelveld. - Regenboog. - Gezang op denzelven. - Zuiderhout. - Middellaan. - Leeuwenhoofd. - Blaauwbruggetje. - Bronstee. - Boterbloemen. - Nationaal Vernuft. - Opschriften. - 't Gezigt van de Kwakel - Kikvorschen. - 't Galvanismus. - Melkmeisje. - Haar Liedje. - 't Bernarditen Klooster. - 't Kloosterleven. - Heemstede.- Kerk aldaar. - Graftombe van de Heeren van Heemstede. - Maarten van Heemskerk, inrichting omtrent het trouwen op zijn graf. - Het Slot te Heemstede. - Wapens en Oudheden aldaar. - Romançe. - Aalsmeer. - Meerkant. - 't Haarlemmermeir. - Scheepsstrijd op hetzelve. - Uitgestrektheid van hetzelve. - 't Uitmalen daarvan. - Bosbeek en Groenendaal. - Vuurmachine. - Meer en Berg.- Uitvinding der Verrekijkers.- Sterrekunde. - P. Nieuwland. - De Glip.- Dr. L. Bicker. - Gedicht op zijne Dochter Hermina Christina Bicker. - Het Huis te Bennebroek. - De Kerk te Bennebroek. - Gezang op de Lente. - De Ambachtsheerlijkheid van Bennebroek. - Linnenbleek. - Gebruik van Vreemdelingen op denzelven. - Kennemerbeek. - Aardappelen. - Horstendaal. - Treslong. - Weerelaan. - | |||||||||||||||||||
[pagina 140]
| |||||||||||||||||||
Weeresteijn. - Vosselaan. - Aspergien. - Waterkers. - Hillegom. - De Kerk te Hillegom. - Aardbeziën. - Hagedis. - De Hillegommerlaan en beek. - Het Hof van Hillegom. - De Roomsche Kerk. - De Welige Berg. - Aanleg in de Hillegommer Duinen. - De Vogelzang. - De Geleerde Man. - Harddraverij. - Liefde tot de Dieren. - 't Huis ter Rust. - Bijweg. - Hartekamp. - Herten. - Linnaeus. - 't Huis 't Mannepad. - Mannepads laan. - 't Zogenaamde graf van Rousfeau. - Rousfeau. - Dokkebladen. - Netels. - Twee Elegien uit de Rusticatio Manpadica. - Schouwtjes brug.
Volgens gemaakte afspraak was eene week, naa de voorige Wandeling, het gezelschap weder bij één, behalven Willem, die zich nu rechtstreeks verklaard hebbende aan de moeder van Dorothea, wegens zijne oogmerken ten haaren opzigte, nog de toestemming tot een vrije verkeering niet bekomen had, waarom de welvoegelijkheid scheen mede te brengen, dat zich Willem nog niet in het openbaar met Dorothea vertoonde. Hij had wel de minzaamste aanzoeken gedaan, om daartoe vrijheid te krijgen; maar zij had hem zulks tot nog toe beleefdelijk afgeslagen. - De lugt was niet zo helder, als bij het begin van de voorige Wandeling, en bij het uittreden der Groote Houtpoort liet zich Doortje tegen Justus, | |||||||||||||||||||
[pagina 141]
| |||||||||||||||||||
die deze week in Haarlem had doorgebragt, en nu tot Hillegom het gezelschap dacht te vergezellen, om dan na Leyden te vertrekken, ontvallen: Hoe droevig vertoont zich de morgenstond, bij dien van den voorigen keer... | |||||||||||||||||||
Justus.Niet waar, Juffrouw Doortje! de Zon, de lieve Zon maakt alles fraai. 't Is zelfs waarlijk, of de vogels hunne stemmen verlooren hebben. | |||||||||||||||||||
Dorothea.En dat zegt gij met een lachend gezigt... | |||||||||||||||||||
Justus.Ja het eene mensch is meêr tot lachen gestemd op sommige tijden, dan het andere. 'Er is zelfs somtijds in de natuur eene zamenstemming, eene overeenkomst met de lotgevallen der menschen. Wie leest immers niet in de meeste Bruiloftsdichten, dat het den dag van de vereeniging van het een of ander paar uitsteekend fraai weêr maakt Zo is het als gelieven gescheiden, wreed gescheiden zijn, altijd slecht weêr, ten minsten bij de Heeren Poëeten. | |||||||||||||||||||
Susanna.'t Zal goed zijn, Just! dat gij maar tot Hillegom medegaat, daar gij den dag zo instelt. | |||||||||||||||||||
Dorothea.Ik hoop mij van aanmerkingen op het weêr heden te onthouden, daar die aan Just gelegenheid geven tot zulke ruime uitweidingen. | |||||||||||||||||||
Agatha.Ik ben altijd blijde, wanneer men, na buiten | |||||||||||||||||||
[pagina 142]
| |||||||||||||||||||
gaande, van de steenen af is, anders kan ik mij haast niet voorstellen buiten de Stad te zijn. Ik heb mij wel eens verwonderd, dat men nooit deze Baan of Speelveld, zo fraai aan den Hout gelegen, betimmerd heeft, daar langs zoude een aantal Buitenverblijven kunnen staan, die veel meer genot van het gezigt der voorbijgaande Wandelaars hadden, dan die, welke aan wederzijde van de baan gelegen zijn. | |||||||||||||||||||
Antonie.'t Is niet vreemd, dat die gedachte in u opkomt, maar deze Baan is door een bizonder oud Privilegie van Graaf Aalbrecht reeds in de veertiende EeuwGa naar voetnoot(*) gegeven tot een Speelveld, om zo als hij het noemt, ten eeuwigen dage, zonder dat men 'er een ander gebruik van maaken zou, daartoe in zijn geheele uitgestrektheid te blijven dienen, en met kleine uitzonderingen is men tot heden zulks nagekomen. | |||||||||||||||||||
Agatha.Dat vind ik zeer vriendelijk van dien ouden Graaf. | |||||||||||||||||||
Cornelis.Op den keper bekeeken, was die vriendelijkheid zo groot niet, althans hij had 'er gemakkelijk geven aan; trouwens alle Privilegien en Handvesten dragen duidelijke blijken van den geest der tijden, in welke zij gegeven zijn. | |||||||||||||||||||
Antonie.Maar men moet die tijden niet bij de tegenwoor- | |||||||||||||||||||
[pagina 143]
| |||||||||||||||||||
dige vergelijken, dan zou men tot de grootste buitenspoorigheden vervallen. - Ik merk liever op het goede dan op het kwaade der verloopen tijden; en de magt, die Aalbrecht van Beijeren om te geven had, eens in het midden gelaten, was het toch geene onaartige schikking, dat hij een gedeelte Lands, digt bij de muuren der Stad gelegen, in de nabijheid van het Bosch, afzonderde tot een vrij gebruik om op te spelen. | |||||||||||||||||||
Agatha.Waartoe het dan ook in den Zomer nog zeer vlijtig door de kinderen gebruikt word. | |||||||||||||||||||
Antonie.Thans maken 'er alleen kinderen gebruik van, maar ik twijfel bijna niet, of in vroeger tijden is dat Veld ook gebruikt geworden tot spelen door volwassenen. Toen men in ons Vaderland zich meêr bezig hieldt met lichaamsoefeningen, en zich met boogschieten en andere diergelijke spelen verlustigde; en toen mogelijk ook de Stedelingen over het algemeen een forscher geslacht opleverden. | |||||||||||||||||||
Karel.Maar die gebouwen, welke de Baan omringen, zullen daartegen groote hinderpaalen hebben opgeleverd. | |||||||||||||||||||
Antonie.Wie zegt u, dat dezelve toen zo omringd was van zoveel Getimmerten. Hoe het zij, al is dit Speelveld alleen voor kinderen geschikt geweest, dan nog verdient de inrichting van Graaf Aalbrecht | |||||||||||||||||||
[pagina 144]
| |||||||||||||||||||
lof. En ik zie nog altijd met genoegen, hoe 'er zich de kinderen van bedienen. | |||||||||||||||||||
Fritsje.ô Als het weder Vliegertijd is, dan hoop ik, dat Adriaan mij, gelijk voorleeden jaar helpen zal, om hier mijn besten Vlieger op te laten. | |||||||||||||||||||
Adriaan.Als wij dan maar niet weer overlast lijden van balddaadige jongens, die ons gemaklijk over kunnen. | |||||||||||||||||||
Susanna.'t Is jammer, dat Graaf Aalbrecht niet ook eenige Speelwetten heeft vast gesteld; daar hij toch zulk een kindervriend schijnt geweest te zijn. | |||||||||||||||||||
Antonie.Of gij het boertende of ernstig zegt weet ik niet, maar wel, dat Aalbrecht ook gewild heeft, dat 'er binnen Haarlem voor het onderwijs der jeugd gezorgd werd, daar hij zelfs bevel gaf, dat 'er van zijnen wege een bekwaam man toe gesteld werdGa naar voetnoot(*). Justus (Cornelis op den schouder tikkende.) Hoort gij het wel, wie weet, of hij, als hij nu leefde, geen voorstander van 't nieuwe Schoolonderwijs zijn zou. | |||||||||||||||||||
Cornelis.Zeker misschien zou hij daartoe ligter te bewegen zijn, dan eenige aanzienlijke en voorname personen, die den neus optrekken, als 'er van Scho en of On- | |||||||||||||||||||
[pagina 145]
| |||||||||||||||||||
derwijs der jeugd als zaken van aanbelang gehandeld word. | |||||||||||||||||||
Antonie.In die tijden, zo als ons volk toen was, kon 'er zeker geen kragtiger middel ter verbetering worden daargesteld, dan het invoeren van eene Schole, en wie kon zulks beter doen, dan hij die de hoogste magt In handen had. | |||||||||||||||||||
Justus.De lugt begint op te klaaren, Juffrouw Doortje! Ik beloof mij alles goeds van deze Wandeling. | |||||||||||||||||||
Dorothea.'t Is jammer dat 'er nog eenige regendruppels vallen. | |||||||||||||||||||
Antonie.Dan zal 'er, daar de Zon schijnt, zeker een regenboog te zien zijn. (Tegen Adriaan en Frits) Ziet eens, jongeluî! hoe heerlijk staat daar boven het Hazepatersveld de regenboog, welke voortreffelijke kleuren. Kunt gij ze allen onderscheiden, Adriaan? | |||||||||||||||||||
Adriaan.De bovenste kleur is geloof ik violet; de tweede purper; dan blaauw; dan groen; dan geel; verder oranje, en de onderste kleur is rood. | |||||||||||||||||||
Fritsje.Hoe komen die mooije kleuren daarin? | |||||||||||||||||||
Antonie.Dat valt wat moeijelijk, om zo in eens aan u uit te leggen. Ik wilde u maar alleen op het schoon verschijnsel oplettend maken.... Onthoud maar, dat hetzelve | |||||||||||||||||||
[pagina 146]
| |||||||||||||||||||
nooit plaats heeft, of 'er valt eenige regen, en dat de boog altijd lijnrecht over de Zon staat. - Als gij ouder geworden zijt, zult gij begrijpen, hoe dit prachtig verschijnsel alleen voortkomt uit de breking van de lichtstraalen der Zon op eenige regendroppels. | |||||||||||||||||||
Justus.Wat is het jammer, dat Willem hier niet is, wie weet, of zijn poëetisch vuur niet ontvlamde op het gezigt van een zo schoon verschijnsel der Natuur. | |||||||||||||||||||
Cornells.Als dit het grootste gemis is bij Willem, dan zal ik het misschien eenigzins kunnen vergoeden. Ik heb eens in vroeger tijd een plan gehad, om de schoonste Natuurverschijnsels op mijne manier te bezingen. Ik heb het stukje bij mij, zelfs op muzijk gesteld. Zo ik Juffr. Doortje vergen mogt.... 't Is misschien wel wat eenvoudig.... | |||||||||||||||||||
Justus.Wel nu, Juffr. Doortje! zal het gaan? | |||||||||||||||||||
Dorothea.Ik moet het ten minsten eens ter degen bekijken. Nu ik zal het maar beproeven. Miljoenen van druppels, loszwevend om hoog,
Vertoonen onze oogen een' schittrenden boog
Zo staatig, zo kleurrijk, zo treffend, zo zagt -
Natuur! hoe bekoorlijk - hoe groot is uw pracht.
| |||||||||||||||||||
[pagina *5]
| |||||||||||||||||||
DE REGENBOOG.
| |||||||||||||||||||
[pagina 147]
| |||||||||||||||||||
Wat haalt toch de luister van 't heerlijkst Gesticht
Bij 't Hemelverschijnsel uit water en licht.
Bouw trotsche paleizen, ô weemlend gewormt!
Eén blik slechts der Zonne. - Deez 'boog was gevormd.
Vest uit uw paleizen, hoe wijd en hoe hoog,
Op 't hooge, op het wijde verschijnsel uw oog,
Dat uit uw paleizen, bekrompen en laag,
Uw geest in de ruimte des Hemels zich waag'....
Zich waage om te aanbidden op staamlenden toon,
Om diep te bewonderen het Goddelijk schoon,
Dat zich in het lugtruim een zegeboog sticht,
In druppelen regen, in straalen van licht.
| |||||||||||||||||||
Justus, in de handen klappende.Bravo! Bravo! waarlijk thans hooren wij minder Nachtegaalen, als de voorige keer, maar het verlies is ons rijkelijk vergoed. | |||||||||||||||||||
Dorothea.Gij maakt het niet beter dan de voorige maal. Hoe zal de dag omkomen? | |||||||||||||||||||
Justus.Dat zegt gij met recht.... | |||||||||||||||||||
Antonie.Wij zijn al zo voortgaande het einde van den Hout gekomen, en de laan na het Blaauwbruggetje ingeslagen. Aan onze linkerhand laten wij het Buitenverblijf Zuiderhout liggen, dat aan het Spaarne uitkomt, en daar een bekoorlijk uitzigt heeft, ter- | |||||||||||||||||||
[pagina 148]
| |||||||||||||||||||
wijl het aan de andere zijde langs de groote Dreef op de poort der stad uitziet. - Verder zien wij hier Middellaan. - En op het Bruggetje, dat den naam van het Blaauwe draagt, om dat het voormaals een blaauwe kleur plagt te hebben, de Hofstede Bronsteê; die aan het einde van de laan een pragtig Gebouw vertoont. | |||||||||||||||||||
Susanna.In onze nabijheid zijn, ik merk het aan de reuk, eenige kleederbleekerijen. Jammer is het, dat dikwerf zulke onaangenaame reuken tafrieken en fabrieken vergezellen. | |||||||||||||||||||
Antonie.De gewoonte maakt, dat men zich ras daaraan gewent; even eens, als zij die zich aanhoudend van muskus en andere welriekende geuren bedienen, zeer spoedig dezelve niet meer merken. | |||||||||||||||||||
Karel.De Mensch is een wonderbaar wezen, hij gewent zich aan alles. Door den tijd worden de uitgezochtste vermaken smaakeloos; door den tijd verliezen de onaangenaamste gewaarwordingen haare scherpe prikkels. | |||||||||||||||||||
Antonie.Schuins over de Herberg Nieuw Rosendaal, ligt het Buitenverblijf Leeuwenhooft. Het uitzigt van hetzelve is aanmerkelijk verbeterd door het wegnemen van eenige gebouwen, die langs deze laan gestaan hebben. Het is zeker veel aangenaamer over het | |||||||||||||||||||
[pagina 149]
| |||||||||||||||||||
golvende koren heen te zien, dan dat het gezigt onmiddelijk gestuit word door geboomte of gebouwen; en in veele opzigten is de smaak der Landgoederen veel verbeterd. Men zie maar eens, welke partij men van de Natuur thans weet te trekken. De weinige boomen, die in het midden van het weiland over Bronsteê geplant zijn, verlustigen de oogen veel meer, dan dat men een onafgebroken gezigt heeft over een eenzelvig weiland; terwijl tevens die onregelmatig geplante boomen aan het grazend vee eene verkwikkelijke en aangenaame schaduw verleenen. - 't Is niet te ontkennen, of de Engelschen hebben een zeer fraaijen smaak in het aanleggen van hunne-landgoederen; en 't is, mijns achtens, gelukkig, dat men die natuurlijke manier voor den stijven ouden Franschen smaak, met die vierkanten en geschoren hagen, verwisseld heeft. | |||||||||||||||||||
Cornelis.Volmaakt ben ik het met u eens, wanneer het groote Buitenverblijven betreft. | |||||||||||||||||||
Fritsje.ô Zie eens welk een hoop mooije geele bloempjes. Die heeten immers Boterbloemen? | |||||||||||||||||||
Antonie.Ja, zo noemt men ze, om dat haare kleur vrij wat overeenkomst heeft met hooggekleurde grasboter; sommigen willen, dat het vee dezelve graag lusten zou, en dat zij zelfs bevorderlijk voor het ruim melk geven zijn; terwijl anderen zeggen, dat zij van eenen schadelijken aart zouden wezen - | |||||||||||||||||||
[pagina 150]
| |||||||||||||||||||
hoe het zij - het Bloempje verdient wel naauwkeurig beschouwd te worden uit hoofde van deszelfs fraaiheid. Zie hoe keurig net zijn de blaadjes ingesneden, en welk een ongemeenen glans vertoont zich op de geele bloemblaadjes - 't is of 'er een zeer glansig vernis overgestreeken is. | |||||||||||||||||||
Agatha.Welken weg moeten wij nu inslaan: de velden door? of willen wij deze laan agtervolgen? - | |||||||||||||||||||
Karel.Daar de lugt nog eenigzins bewolkt is, zullen wij de velden ditmaal verkiezen, en ter zijde van Bronsteê inslaan; daar zich Heemstede van die zijde op een behoorlijke wijze opdoet, dan laten wij het Kraaijenest ter rechterzijde maar liggen. | |||||||||||||||||||
Agatha.Dat heb ik altijd een' vreemden naam voor een buurt gevonden. | |||||||||||||||||||
Antonie.Men zegt, dat 'er in vroeger tijd een Huis dat het Huis te Kraaijenest geheeten wierd, gestaan zou hebben - anderen menen dat het Kraaijenhorst zou geheten hebben. Zo heeft men in Haarlem de Kraaijehorster-gragt. Deze word ook bij veelen de Kraaijenester-gragt genaamd. En daar Horst in het oud Duitsch zo veel betekent, als een soort van bosch, zo is het zeer mogelijk, dat hier ter plaatse zich ongemeen veel van die dieren onthouden hebben. Maar al hadden wij de waare uitlegging, het zou geen groot voordeel zijn. | |||||||||||||||||||
[pagina 151]
| |||||||||||||||||||
Agatha.ô Welke heerlijke gezigten! - digt bij ons lommerijk geboomte, waaruit zich de Toorens van een oud Kasteel zo romanesk vertoonen, die mij aan de zo veelvuldige Romançen der Riddertijden gedenken doen - ter linker zijde het Spaarne, waarop de af en aanvarende schepen zulk een aangename afwisselende vertoning maken, daar wij ons in het midden van schoon en frisch melkvee bevinden. - Zie, hoe het doorbrekend licht der Zon alles meêr en meêr fraaiheid en luister geeft. | |||||||||||||||||||
Karel.Wij laten aan onze rechter zijde het Buitenverblijf Land en Sparenzigt, dat waarlijk met veel reden dien naam draagt, daar het een zo bekoorlijk uitzigt over de Landerijen en op het Spaarne heeft. | |||||||||||||||||||
Cornelis.Zou 'er wel eene Natie gevonden worden, die zo rijk is, in het geven van naamen aan de kleinste zomerverblijfjes en tuintjes zelve. - Het loopt dikwerf in het buitensporige. | |||||||||||||||||||
Antonie.Zeker is het, dat wij zeer rijk in dit stuk zijn, maar het kan ter onderscheiding dikwerf geen kwaad. En waarlijk ik houd het voor een blijk van het spelend vernuft van onze Natie. Zij is op alle soorten van kleine aartigheden en opschriften van ouds af zeer gesteld geweest. Heeft immers niet bijna ieder huis in ouden tijd een' naam gehad? Hoeveelen zijn 'er nog niet verçierd, vooral in de | |||||||||||||||||||
[pagina 152]
| |||||||||||||||||||
oude Hollandsche steden, met zinnebeeldige figuuren en naar den aart van dien tijd geestige Zinspreuken. | |||||||||||||||||||
Justus.Ik voor mij vind veele van die Opschriften alleronnozelst, en zij doen mij het vernuft van onze voorouders minder hoogachten, dan hunne eenvoudige vroomheid. | |||||||||||||||||||
Antonie.Gaarne geloof ik, dat het u minder dan mij bevalt; maar op onderscheide tijden van het leven beschouwen wij de zaken uit verschillende oogpunten, en misschien, dat men over het algemeen in de jeugd minst geschikt is voor de Oudheidkunde, omdat men dan zozeer met het nieuwe, dat ons omringt, is ingenomen, dat men nauwlijks het oude met eenige aandacht verwaardigt. Als die eerste opbruischingen der jeugd verdweenen zijn, begint men meêr aandacht te krijgen voor het geen door de voorouders is nagelaten, en men bevindt, dat veel van het geen men voorheen als dwaasheden van bevooroordeelde menschen beschouwde, uitvloeisels, zijn van eene ondervinding, waaraan somtijds alleen wat roest van de oudheid kleeft. | |||||||||||||||||||
Susanna.Gij hebt gelijk.... Ik merk nu ook dikwijls, dat ik, het geen ik in vroeger jaaren in mijne moeder dwaasheid, althans op zijn best, eene zwakheid, die alle inschikkelijkheid noodig had, oordeelde, nu reeds door mij geëerbiedigd word, en waar- | |||||||||||||||||||
[pagina 153]
| |||||||||||||||||||
schijnlijk door mij, als ik ouder word, geheel zal gevolgd worden. | |||||||||||||||||||
Cornelis.Ziet, welk een overheerlijk gezigt leveren op dezen Kwakel over de Zandvaart de Landsdouwen in de rondte op. - 't Is geen Paronama van stijve Stadsgebouwen, maar van rondsom een overheerlijk verschiet van de verrukkelijkste Landgezigten. - Grasrijke weiden! - een scheeprijke stroom - fraaije boschaadje! Ik zou op deze brug een uur kunnen vertoeven, maar ons oogmerk leidt ons verder. Terwijl Cornelis met het grootste gedeelte van het gezelschap op de brug stond, had de kleine Frits met Adriaan een Kikvorsch gevangen, welke zij aan Antonie lieten zien. | |||||||||||||||||||
Antonie.ô Behandel het diertje voorzigtig, en beschouw het met aandacht; het is die dubbel waardig. - Zie even die fraaije donkergroene huid, en van onderen wit met loodverwige vlakken. Beschouw dien aartigen uitstekenden kop, waarin twee uitpuilende als met een goud randje omboorde oogen. Ziet, hoe de voorste pooten veel korter zijn dan de agterste. - De voorste pooten eindigen in vier en de agterste in zes vingertjes. Zet nu het beestje weder neêr en laat het wegspringen - want, schoon het zeer taai van leven is, het is schuw en vreesachtig van aart. | |||||||||||||||||||
Fritsje.Zie daar, springt het van den kant der sloot reeds af. | |||||||||||||||||||
[pagina 154]
| |||||||||||||||||||
Antonie.aant.ô Ja het behoort tot de dieren, die men tweeslachtig noemt, dat zijn zulke, die op het land, en in het water leven kunnen. De Kikvorsch is een der wonderbaarste dieren, die wij kennen, van het ei af tot dat hij volwassen is ondergaat hij niet minder dan zestien groote verwisselingen van gedaante. | |||||||||||||||||||
Agatha.Gij schijnt met de jonge lui weder zo wat aan den gang. | |||||||||||||||||||
Antonie.Ik spreek met hun van de Kikvorschen, daar 'er Fritsje een gevangen had, en deed hun zo het een en ander omtrent opmerken. | |||||||||||||||||||
Agatha.ô De Noordhollandsche Nachtegaalen.... Zij houden mij, als ik buiten gelogeerd ben, wel eens een halven nacht wakker. | |||||||||||||||||||
Antonie.Ondertusschen is dit zingen, of kwakken een verschijnsel, dat de aandacht van Geleerden tot zich getrokken heeft, en door den beroemden Hoogleeraar Camper eerst volledig is opgelost, hoe het geschiedt. | |||||||||||||||||||
Agatha.Omdat ze mij zo dikwerf met hun eentoonig conçert verveeld hebben, wil ik wel eens weeten, hoe zij hetzelve maken. | |||||||||||||||||||
Antonie.Zij doen het met twee groote blazen aan beide | |||||||||||||||||||
[pagina 155]
| |||||||||||||||||||
zijden van het hoofd, wanneer zij over het water huppelen. Deze blaasjes hebben elk binnen den mond een opening, waarin de Kikvorsch de lugt zo veel als hem mogelijk is ingeademd hebbende, dezelve zamen perst, die dan vervolgens door deze blazen na den mond dringt, waardoor dan dit schel geluid veroorzaakt word. | |||||||||||||||||||
Agatha.Ik merk, dat Geleerden meêr zich met de Kikvorschen ophouden. Ik heb onlangs eens gelezen van zeker Professor, die ze na hun dood nog leven liet. | |||||||||||||||||||
Antonie.Die althans bewegingen ontdekte, als of zij leefdert.... Gij meent Professor Galvani. | |||||||||||||||||||
Karel.Die ontdekking heeft hem immers eerst op die nieuwe soort van Electriciteit doen bedacht zijn, die naar hem Galvanismus genoemd word - die zoveel wonderbaar verschijnsels oplevert. | |||||||||||||||||||
Antonie.Ja onder anderen een, dat hetzelve zeer aanprijst bij alle menschenvrienden, daar het bij doof geboorenen en dus stommen het gehoor opwekt, zodanig, dat zij in staat zijn, om van het edel vermogen der spraak volkomen gebruik te maken. Niet alleen buiten 's Lands, maar zelfs in ons Vaderland te Winterswijk bestaat een voorbeeld van het gelukkig gevolg dezer kunstbewerking. Zo geven dikwerf verschijnsels, die men in het eerst van weinig belang houdt, aanleiding tot groote ontdekkingen. | |||||||||||||||||||
[pagina 156]
| |||||||||||||||||||
Dorothea.aant.Ik ben blijde, dat wij zo nabij van de velden af zijn. Ik heb veel achting voor het rundvee, maar ik zie ze liever op een' afstand, of dat 'er een sloot tusschen beide is, dan dat ik 'er mij zo minder onder bevind. Zelfs ben ik bang voor hunne caresses - zij zijn mij eigenlijk wat groot. | |||||||||||||||||||
Justus.Ei zie mij dat melkmeisje eens, hoe onbekommerd zit zij daar neder. Wacht, om u met de koeijen te verzoenen, zal ik Juffrouw Santje om een glas vragen, dat zij gewoonlijk bij zich heeft, en u eens op een glaasje warme melk onthalen: - val ik heden niet mild? | |||||||||||||||||||
Dorothea.Ik zal van de milde bui maar gebruik maken. | |||||||||||||||||||
Justus.Kom, gaa dan met mij na haar toe. Ik zal u beschermen. Hoor, hoe het Melkmeisje zingt op den oude Hollandsche wijs, Wat is ons al vreugd gegeven: 't Meisje zingt: Makke Koeijen, fraaije dieren!
Lang moogt ge in deze velden tieren,
Wel in 't vleesch en keurig bont,
Steeds zo lustig, zo gezond!
Pas zet ik in 't veld mijn voeten,
Of ik zie u mij ontmoeten:
Aanstonds dringt gij om mij heen,
Ja gij kent mij, zo ik meen.
| |||||||||||||||||||
[pagina 157]
| |||||||||||||||||||
Maar, mijn lieve gladde Koeijen!
Ik laat nooit vergeefs u loeijen,
Neen! 'k pas op, dat ge op uw tijd
Steeds van mij gemolken zijt.
Ja geen uur om Heemsteê loopen
Beter Koeijen, zou ik hopen...
Dat men haar vrij kijken koom.
Haare melk is vet als room.
Justus, haar onverwacht op den schouder tikkende. Geef ons dan een glaasje van dien room. | |||||||||||||||||||
't Meisje.Je doet me schrikken, Men Heer! - Mag ik je glaasje dan maar verzoeken. | |||||||||||||||||||
Justus.Dat was een aartig liedje, dat je daar zongt, hoe koomt gij daar aan? | |||||||||||||||||||
't Meisje.Och ik heb het van Tijs men vrijer gekreegen. | |||||||||||||||||||
Dorothea.Zo houdt je 'er een' vrijer op na! | |||||||||||||||||||
Justus.Zou zo een bolle mooije meid geen vrijer hebben? | |||||||||||||||||||
't Meisje.Wel zeker Mevrouw! 't is de Zeun van men baas. Maar smaekt de melk wat? | |||||||||||||||||||
Dorothea.Keurig! - 't is zo als je in je Liedje zingt. | |||||||||||||||||||
[pagina 158]
| |||||||||||||||||||
't Meisje.aant.Nu dan nog een glaesje, Mevrouw, het loopt 'er zoet in. (Justus geeft haar iets in de handen) Neen! Men Heer! dat niet. Men baes is een nobele boer. Hij ziet op geen glaesje melk - en ik neem 'er nooit een fooitje voor.... | |||||||||||||||||||
Dorothea.Nu dan hartelijk dank.... Waar woont je baas. | |||||||||||||||||||
't Meisje.Daer in dat huis aen de rechterhand, daer de rook uit de schoorsteen opgaet. | |||||||||||||||||||
Dorothea.Just! kom laten wij spoedig bij het gezelschap zien te komen. Zuster Santje is zelfs reeds van het veld af - en daar die laan in. | |||||||||||||||||||
Justus.Adieu zusje - de groetenis aan Tijs. - | |||||||||||||||||||
't Meisje.Goejen dag, Men Heer en Mevrouw, veel plaisier! | |||||||||||||||||||
Justus.Wij zullen de vrienden in een oogenblik weer in hebben. - ô Daar staan zij al weder te kijken. Antonie is aan het beduiden van iets. | |||||||||||||||||||
Antonie.Ja deze plaats heet het Klooster. | |||||||||||||||||||
Susanna.Is het dan een Klooster in ouden tijd geweest? | |||||||||||||||||||
Antonie.Het was in vroeger tijd een Bernarditer Klooster. | |||||||||||||||||||
[pagina 159]
| |||||||||||||||||||
Agatha.aant.Waarlijk de Geestelijke Broeders hadden geene kwaade keus gedaan. Zo fraai aan het Spaarne gelegen, nabij een zo aangenaam dorp als Heemstede. - Zij hadden hier een aardsch Paradijs. | |||||||||||||||||||
Antonie.Het zal toch om andere redenen geweest zijn dat zij dit de Hemelpoort noemden.Ga naar voetnoot(*) | |||||||||||||||||||
Susanna.Waarlijk als hier nog een Nonnenklooster was, wie weet wat Juffrouw Agatha deed. Zij ziet het met zulke gunstige oogen aan. | |||||||||||||||||||
Agatha.Misschien.... Waarlik ja 'er is iets in dat afgezonderd leven, dat toch zijne bekoorlijkheden heeft. Ik voor mij kan 'er niets kwaads in vinden, dat het zij mannen of vrouwen, die den ongehuwden stand boven den gehuwden de voorkenze geven, zich in een klein gezelschap! vereenigen, om op een aangenaam plekje gronds hunne dagen ten einde brengen, verre van de beslommeringen der waereld. | |||||||||||||||||||
Cornelis.'t Is zeker de zaak van den besten kant bekeeken. Ik voor mij geloof, dat 'er braave Monnikken en Nonnetjes zijn. Ik geloof, dat 'er gevonden worden, die misschien aan uw schilderijtje beantwoor- | |||||||||||||||||||
[pagina 160]
| |||||||||||||||||||
den; ik wil zelfs toegeven, dat 'er uit sommige Kloosters lichten van geleerdheid voor den dag gekomen zijn; maar over het algemeen waren de Kloosters kweekscholen van laage driften en vadsigheid. Een geestig Fransch schrijver heeft misschien de gruwelen wel wat sterk gekleurd.... Maar zelfs gematigde Roomschgezinden moeten toegeven, dat 'er in de Kloosters veel slechts en zedeloos plaats heeft, onder den schijn van een kuisch afgezonderd en geestelijk leven. Ik spreek nog niet van de afgrijselijke misbruiken, die barbaarsche ouders of voogden van die zogenaamde Geestelijke verblijven maakten. | |||||||||||||||||||
Dorothea.ô Gij erinnert mij aan de historie van Abeilard en Heloïze. | |||||||||||||||||||
Cornelis.Wat 'er ook door den tijd bij verçierd moge wezen, de ruwe omtrek van die geschiedenis zelfs schetst de afgrijslijkheden van het Kloosterleven. | |||||||||||||||||||
Dorothea.ô Hoe is mijn hart altijd aangedaan bij het lezen van den brief van Heloïze aan Abeilard door Dirk Smids uit het Engelsch van Pope vertaald. | |||||||||||||||||||
Cornelis.Zo lang men smaak voor waare Dichtkunst blijft behouden, zal die Brief in achting blijven, ô hoe heerlijk zijn deze regels: | |||||||||||||||||||
[pagina 161]
| |||||||||||||||||||
Koom, koom mijn Abeilard! wat vreest ge? wil niet dralen;
De toorts der Liefde brandt toch voor de dooden niet!
Men teugelde uw natuur, de Godsdienst stelde u palen;
Gij zijt ijskoudt; ik volg, 't geen mij de min gebied.
Nogthans is mijne vlam van zulk gering vermogen,
Als die, wiens gloed in 't graf de doodbus flaauw verlicht,
Doch waer ik vliê, wat ooit zich op doe voor mijne oogen,
Een lieflijk denkbeeld volgt me en zweeft voor mijn gezicht.
't Rijst voor mij op in 't woudt; 't wil van 't altaar niet vluchten;
't Bevlekt mijn gansche ziel en laet mij nimmer vlij.
'k Spil 't heilig morgenuur met staeg om u te zuchten;
Uw beeldnis, al mijn lust, weert vaek mijn God van mij;
'k Verbeeld me in elk gezang uw schoone stem te hooren.
Met elke bedekrael ontvalt mij eene traen.
Als 't heilig orgelspel de zielen lokt door de ooren,
En 't wierookvat zijn' geur ten Hemel op doet gaen;
Kan dikwijls één gedachte al de aandagt van mij weeren.
Waskaersen, priester, kerk, 't schud al voor mijn gezicht
Mijn ziel schijnt in den gloed der liefde te verteeren,
Daer ik mijne oogen vest op 't vlammend outerlicht
En hoe lieflijk en teder zijn de volgende regels,
hoe vol van Godsdienstige aandoenlijkheid!
'k Hoor in elk windje mij een stille stem genaken;
't Is meer dan Echo's galm, 't geen op dees muuren stuit,
Daer ik de dooden hier bij 't lamplicht blijf bewaken,
Hoorde ik uit gindsche kist, zoo straks een dof geluidt.
‘Koom, droeve Zuster, koom (dus klonk het naerik meende)
Hier is uw plaets, koom hier, o Zuster, dael hier in.
'k Was eertijds u gelijk, ik bad, ik beefde, ik weende;
Toen een slavin der Liefde en nu een Engelin.
| |||||||||||||||||||
[pagina 162]
| |||||||||||||||||||
Geen onrust komt nu ooit mijn' zoeten doodslaap storen,
Omhoog weet liefde of trouw van smert nog ongedult.
Zelfs heeft het bijgeloof hier alle magt verlooren;
Geen mensch, maer God alleen vergeeft ons hier de schuld.’
| |||||||||||||||||||
Justus.Zodat, Juffrouw Doortje! het facit is geen Nonnetje te worden. Ik verbeeld mij, dat 'er ook misschien menig Bernarditer Monnik in deze laan zal heen en weder gewandeld hebben, die zoveel genoegen in het Kloosterleven vondt, als Abeilard. | |||||||||||||||||||
Karel.Waarlijk het weder is te fraai en de wandeling te aangenaam, om langer bij het Kloosterleven stil te staan, waar tegen in dit land en in dezen tijd waarlijk weinige waarschuwingen noodig zijn. Ik heb een schrik in alle Kloostergeschiedenissen, en als ik den titel gelezen heb, leg ik het boek ter zijde. | |||||||||||||||||||
Cornelis.Zo fel ben ik 'er niet op gebeeten. Ik zie iedere poging tot uitrooijing van vooroordeelen, en bijgeloof, schoon die al niet zeer bij ons in zwang gaan, met genoegen. Zo wij het voor onze persoon niet noodig hebben, 'er zijn nog lieden genoeg, die 'er deerlijk aan vast zijn. En schoon ik juist niets vrees, dat men hier te lande, de Kloosters weder invoeren zal, en dat de zucht voor het uit Godsdienstige beginsels ongehuwde leven, dat strijdig is met de eerste beginsels der Maatschappij, sterk zal toenemen, | |||||||||||||||||||
[pagina 163]
| |||||||||||||||||||
wij hebben in onzen tijd verscheide vooroordeelen der Middeneeuwen, die men onlangs meende, dat reeds bijna uitgerooid waren, op nieuws wortel zien schieten, en zo vruchtbaar als ooit groeijen en tieren, dat men, mijns achtens, nooit genoeg op zijn hoede zijn kan, om derzelver eerste zaadjes uitterooijen. - Maar zo al praatende zijn wij tot het Dorp Heemstede genaderd. | |||||||||||||||||||
Antonie.Waarlijk zeer aangenaam doet zich hier dat Dorp voor, en wij mogen hier onder het geboomte voor het Rechthuis, waar thans een heerlijk uitzigt is, wel een oogenblik vertoeven.... Maar wij moesten vooraf de kerk bezien, dan zal ik, terwijl hier het gezelschap zich ververscht, gelegenheid zoeken, om het slot van Heemstede, zo bekend in 's Lands geschiedenis, te kunnen beschouwen. | |||||||||||||||||||
Cornelis.Deze kerk maakt eene zindelijke en çierlijke vertooning, en schijnt mij toe naa de hervorming gesticht te zijn. | |||||||||||||||||||
Antonie.Ja in het jaar 1573 was de Oude Kerk verwoest geraakt, gelijk de opschriften op het Choor uitwijzen, en zo lag hij omtrent 50 jaaren, toen (1622) de eerste predikatie van een Hervormd Leeraar tusschen de oude muuren van de vernielde Kerk gedaan werd. Dat toch maar kort duurde, want in het jaar 1624 is deze Kerk voltooid geraakt, gelijk gij zulks op de balken lezen kunt. | |||||||||||||||||||
[pagina 164]
| |||||||||||||||||||
Adriaan.aant.Zie, welk een schoone Graftombe! | |||||||||||||||||||
Antonie.'t Is die van de Heeren van Heemstede. Hij is uit fraai marmer gehouwen, en de twee schreijende kindertjes, schoon de gewoone Emblêmes (zinnebeelden) doen een goede uitwerking. - De eersten die in de Grafkelder begraven werden, waren Adriaan Pauw en zijne huisvrouw Anna Ruijtenburg. - Keurig zijn ook de Wapens gehouwen. Men kan toch niet ontkennen, wanneer zulke Heeren bij de dorpelingen in hun leven bemind geweest zijn, dan moeten die met zeker genoegen zulk eene begraafplaats beschouwen. | |||||||||||||||||||
Justus.Gij praat zeer smaakelijk over die Grafstede, Mijn Heer! maar als ik eens Heer van een Dorp word, dan zal ik mij aan den voet van een jeugdigen lindenboom laten begraven, en een zekere som vast maken, om jaarlijks een jong en braaf paar, dat geen huwelijksgoed heeft, op mijn graf te laten trouwen, en bepalen, dat ze dan bruiloft op mijn graf onder dien Lindenboom houden. | |||||||||||||||||||
Agatha.Nu begint gij naar mijn hart te spreken. Die inval doet u eer. | |||||||||||||||||||
Antonie.Wel nu ja! De inval is niet onaartig; en ik betwist niet dat hij nieuw is bij Just: maar een soortgelijke beeft zeker Maarten Heemskerk | |||||||||||||||||||
[pagina 165]
| |||||||||||||||||||
over 300 jaaren gehad, die althans omtrent op hetzelfde nederkwam. Hij stelde naamlijk vast bij zijn uitersten wil, dat de jaarlijksche opbrengst van zeker stuks Lands strekken zou tot een Huwelijksgave aan zodanige jonge lieden, als op zijn graf zouden trouwen, het geen ook veel jaaren heeft plaats gehad, liggende hij te Haarlem in de Groote Kerk begraaven.... Maar het word tijd, dat ik na het Slot gaa, 'er zal zeker wel gelegenheid zijn. Als gij een oogenblik in het Rechthuis u opgehouden hebt, dan moest gij mij maar volgen. | |||||||||||||||||||
Dorothea.Wel nu, Just! wat zegt gij van uwe uitvinding.... Gij zijt daar aartig schaakmat gezet. | |||||||||||||||||||
Justus.Les beaux Esprits se rencontrent zeggen de Franschen: en kan ik het helpen, dat juist die oude Heer Heemskerk zo over de zaak gedacht heeft, als ik. | |||||||||||||||||||
Karel.Het blijkt, maar meer en meer, dat 'er niets nieuws onder de zon is. | |||||||||||||||||||
Agatha.Het zijn maar nieuwe Acteurs, die dezelfde rollen spelen. 't Is of men zo in een zekeren kring rondloopt. | |||||||||||||||||||
Justus.Maar ieder zet toch al weder een nieuwe wijs op een oud Lied. | |||||||||||||||||||
[pagina 166]
| |||||||||||||||||||
Agatha.ô Ja! Heemskerk begreep het in de Kerk, en gij begrijpt het onder het geboomte. Zie daar al het onderscheid..... | |||||||||||||||||||
Susanna.Waarlijk wij zijn nog te weinig vermoeid om hier reeds te rusten; wij moesten onzen leidsman na het Kasteel maar zagtjes volgen. | |||||||||||||||||||
Fritsje.Zie, Maatje, daar zie ik weêr zeven vogeltjes op dat Bord voor de Herberg afgebeeld, net zo als wij die op die mooije Graftombe in de Kerk gezien hebben. | |||||||||||||||||||
Adriaan.Dat zal het wapen van Heemstede zijn. - Immers daar staat onder: het Rechthuis van Heemstede. | |||||||||||||||||||
Cornelis.Gij hebt gelijk, Adriaan! 't Is het Dorpswapen - een Goud veld met een rood vierkant en zeven roode Patrijzen. - Laten wij nu zagtkens deze laan na het Slot opwandelen. | |||||||||||||||||||
Karel.Is u ook iets wegens deszelfs lotgevallen en oudheid bekend? | |||||||||||||||||||
Cornelis.Dit Slot, dat zo veele van zijne soort overleeft, heeft toch veel last moeten lijden. Althans men weet, dat op het einde van de veertiende Eeuw (1394) het slot van Heemstede om verre gehaald is, omdat Hertog Albrecht van Beijeren verbitterd | |||||||||||||||||||
[pagina 167]
| |||||||||||||||||||
was op den toenmaligen bezitter van het slot Janvan Heemsteê. | |||||||||||||||||||
Justus.Die oude Heeren hebben dan deerlijk met elkander over hoop gelegen. | |||||||||||||||||||
Cornelis.Hertog Albrecht was verstoord op den Heer van Heemsteê, omdat hij de hand gehad had in het ombrengen van de in 's Lands geschiedenis bekende Alijd van Poelgeest, om haare schoonheid en schranderheid beroemd, die de Bijzit was van dien ouden Hertog. | |||||||||||||||||||
Justus.ô Ik erinner mij, dat mij laatst bij de Gevangenpoort in den Haag een blaauwe steen geweezen is, die de plaats zou aantoonen, waar zij omgebragt is. | |||||||||||||||||||
Cornelis.Het Slot moet al kort daarna weder opgebouwd zijn geworden, althans in het begin der vijftiende Eeuw (1404) is het op nieuws in de Hoeksche en Kabbeljaauwsche tweespalt, door de Haarlemmers, die Kabbeljaauwschgezind waren, vernield geworden, en in het vijfentwintigste jaar van dezelfde Eeuw is het nogmaals gesloopt, toen het door de Kennemers verwoest is geworden. | |||||||||||||||||||
Agatha.Wat is het ellendig laag elkanders goederen te verwoesten, omdat men met elkander in denkbeelden verschilt. Verbeeld u, als twee kinderen | |||||||||||||||||||
[pagina 168]
| |||||||||||||||||||
met elkanderen twist kreegen, dat dan het een kind, omdat het boos op het ander werd, een print van hetzelve aan honderd stukken scheurde; wat zouden dan volwassen menschen, die nu elkander beoorlogen, van zodauig een handeling zeggen? | |||||||||||||||||||
Cornelis.Ik verwonder mij, Zuster! u zo te hooren spreeken. Weet gij niet, dat de menschen meestal hier op de waereld in den staat zelfs van volwassenheid kinderen, en wel stoute groote kinderen blijven.... Elkanders bezittingen te verwoesten, omdat men op elkander vergramd is, en om daar door zich van geleeden of ingebeelden hoon te wreeken.... Hoe belachlijk is dit in het oog van het gezand verstand!! | |||||||||||||||||||
Karel.Maar gaa voort, mijn vriend! Wegens het Slot weet gij daaromtrent niets meêr. | |||||||||||||||||||
Cornelis.Niets, dan dat het tegenwoordige in het jaar 1460 door Jan van Heemsteê is gebouwd, zo dat dat gebouw nu omtrent 350 jaren oud is. Ik zie Antonie reeds terug komen door de Voorpoort van het slot. - Ik kan aan zijn gezigt zien, dat de baan klaar is.... | |||||||||||||||||||
Antonie.Wij worden reeds op het Slot verwacht. De Rentmeester zeide, dat wij welkom zouden zijn. Zie eens, hoe reeds de ingang van de Voorpoort met Latijnsche opschriften pronkt, en gij zult bevinden, dat 'er het geheel gesticht niet van misgedeeld is. | |||||||||||||||||||
[pagina 169]
| |||||||||||||||||||
Susanna.aant.Waarlijk het Slot maakt nu wij de voorpoort door zijn een recht deftige vertooning. | |||||||||||||||||||
Agatha.'t Is of mij een koude gril van de Riddertijden over mijn hart gaat. De Romançen, met de sloten in het midden van gragten, met toorens en bruggen komen zo levendig voor mijn geest. | |||||||||||||||||||
Justus.Ha, ha! daar gaat de deur open. Een grijze Rentmeester verwelkomt reeds de Dames. - Zie daar in een Latijnsch geschrift de voornaamste lotgevallen van het Adelijk slot kortelijk voorgesteld. (Tegen Agatha) Wel nu wat zegt gij nu gij in het binnenhof zijt? | |||||||||||||||||||
Agatha.ô Alles is zo Gothisch.... Als ik in spoken geloofde, dan zou ik vast denken, dat de Geesten van het jaar duizend hier om waarden.... (Tegen den Rentmeester) Wien moet dit beeld vertoonen, dat zijn eenen arm verlooren heeft. | |||||||||||||||||||
De Rentmeester.Dat is het beeld van den Stichter van het Slot.... en daar verder ziet gij zijn wapen.... Het gezelschap gelieft mij maar te volgen, dan zal ik het eerst op de Groote Zaal geleiden. | |||||||||||||||||||
Justus.Heer Antonie! dat moet voor u het beste feestmaal overtreffen.... Zie toch eens hoe oudadelijk en riddermatig 'er dat alles uitziet. | |||||||||||||||||||
[pagina 170]
| |||||||||||||||||||
Antonie.Zeker ben ik hier met een ongemeen genoegen, Ik breng mij dan de tijden van onze Voorvaders te binnen. | |||||||||||||||||||
Cornelis.Maar zeg mij eens, Rentmeester! waartoe hebben al die geweeren gediend? | |||||||||||||||||||
De Rentmeester.Wanneer dit Kasteel in oude tijden gedreigd werd, was dit zoveel als een Arsenaal. Die hellebaarden, pieken, werpspietsen en musketten, die met lonten aangestoken moesten worden, zijn van den Spaanschen tijd. Ook die harnassen, die daar hangen - en onder den schoorsteen staat nog een volkomen, wapenrusting.... Bizondere aandacht verdient die soort van schietwerktuig, waar agter hij, die 'er zich van bediende, zich voor een snaphaanschoot kon bedekken. - Hier hangenook nog lansen der tournooi of ridderspelen. | |||||||||||||||||||
Dorothea.Juffrouw Aagtje! Wij hebben van die stukken meer gelezen dan gezien. Ei, zie welk een Ridderlijk voorkomen heeft de schoorsteen met die hartshoornen. | |||||||||||||||||||
De Rentmeester.Ja en als de Dames dan acht geven, op het binnenste gedeelte van die kroon, welke hier in het midden hangt. Dat is geheel zamengesteld van de hoornen van een hart, die bijna elkander raken. | |||||||||||||||||||
[pagina 171]
| |||||||||||||||||||
Antonie.Op den schoorsteen staan ook zogenaamde Jacobaaskannetjes. | |||||||||||||||||||
Adriaan.Zijn dat die Kannetjes, welke men wil, dat de ongelukkige Gravin zou gemaakt hebben, toen zij op het slot Teijlingen zich onthieldt. | |||||||||||||||||||
Antonie.Dezelfde; maar ik twijfel, of Jacoba 'er wel veele gemaakt heeft, maar zeker is het, dat zij omstreeks dien tijd veel zijn gebruikt geworden. Zeg mij, Rentmeester! wat beteekent die zwarte figuur, die in het midden op den schoorsteen staat? | |||||||||||||||||||
De Rentmeester.Men wil dat dit een oud Afgodsbeeldje zoude zijn. De letters zijn bijna uitgesleeten. Nog onlangs ook is dit geweer, dat hier op zijde van den schoorsteen hangt, en veel van een sabel heeft, bij de Mannepadslaan gevonden. Men gist, dat dit van de Spaansche tijden is. | |||||||||||||||||||
Cornelis.Ja, toen is daar bij de belegering van Haarlem, tusschen de Spanjaarden en de Soldaten van den Prins van Oranje, die onder Batenburg, de stad poogen te ontzetten, een zwaare slag voorgevallen. - Waarlijk dit stuk is daarom de aandacht van de liefhebbers der Oudheid waardig. | |||||||||||||||||||
Agatha.Mij dunkt, dat het gezigt voor Dichters van Romançes ook onbetaalbaar is, zo als trouwens het | |||||||||||||||||||
[pagina 172]
| |||||||||||||||||||
geheele Slot.... Maar zie eens welk een voortreflijk uitzigt door het vengster, dat de Rentmeester geopend heeft. - Welk een fraai gezigt over het Haarlemmer Meir. Waarlijk dat verkwikt mij in het midden van al die Oudheden. Terwijl het gezelschap in de naaste kamer trad, had Dorothea zich in een peinzende houding voor het open vengster geplaatst, dat op het Meir uitziet, en bleef daar zitten, tot dat Justus haar uit haar peinzing opwekte, toen reeds het overig gedeelte van het gezelschap de zaal verlaten had en zich na een ander vertrek begaf. De Rentmeester, een deur openende. Deze kamer wordt de Ridderkamer genoemd. | |||||||||||||||||||
Cornelis.Men kan niet ontkennen, of zij draagt zo door haar ruimte, als geweven tapijtwerk alle blijken van iets riddermatigs. | |||||||||||||||||||
Justus.En overal waar wij de oogen slaan vertoonen zich Latijnsche zedespreuken; waarlijk indien de bewooners alle Latijn kennen, en zich geduurig aan derzelver inhoud erinneren, dan moeten zij wel wijze en brave menschen zijn. - Al weder een vertrek. | |||||||||||||||||||
De Rentmeester.ô Ja, deze kamer is bekend door de afbeelding van Constantinopolen, door een der voorige Heeren, aan dit gebouw geschonken. | |||||||||||||||||||
[pagina 173]
| |||||||||||||||||||
Karel.Zie daar, dat is meêr of min in den smaak van het Panorama. Waarlijk, wanneer men deze schilderij met opmerking gezien heeft, schiet 'er maar een stap over tot de uitvinding van het Panorama. | |||||||||||||||||||
Cornelis.Ik moet het u toestaan, schoon 'er toch in het Panorama behalven het rondom geschilderd doek, waarin deze afbeelding van Constantinopolen aan drie zijden van het vertrek overeenkomt, door den fraaijen val van het licht niet weinig tot de begocheling word toegebragt. | |||||||||||||||||||
Antonie.Zijn 'er behalven deze kamer nog eenige merkwaardige op dit kasteel? | |||||||||||||||||||
De Rentmeester.'Er is boven nog eene kamer, waarin de wapens, die uit de kerk zijn weggenomen, geplaatst zijn, maar veel bizonderheden zijn anders daar niet te zien. | |||||||||||||||||||
Agatha.Dan moesten wij onze wandeling liever voortzetten, daar wij nog een goed stuk wegs voor handen hebben, de Slotlaan is op haar zelve vrij lang, en dan zijn wij eerst weder op den weg, om te vorderen. Naa den Rentmeester voor zijn beleefde aanwijzingen bedankt te hebben, vertrok nu het gezelschap van het Slot; en toen zij de buitenpoort door waren zeide Karel: | |||||||||||||||||||
[pagina 174]
| |||||||||||||||||||
Schept gij nu lugt, Juffrouw Aagtje! | |||||||||||||||||||
Agatha.ô Nu haal ik zo ruim adem.... Maar ik ben met dat alles wel te vreden, dat ik het Slot gezien heb. Ik zal nu met veel meêr genoegen de Romançes voortaan lezen, schoon men tegenwoordig weder wat minder in dien smaak schijnt te vallen. | |||||||||||||||||||
Cornelis.Ja het zogenaamd Sentimenteele is verdrongen door de Ridder, en Geestengeschiedenissen - en thans is zelfs de smaak voor Roovers meêr of min uit de mode. | |||||||||||||||||||
Karel.Gij spreekt over de Lectuur, als of het een mode van kleederdragten is. | |||||||||||||||||||
Cornelis.Och dat is zij in waarheid. In Duitschland, waarin meêr dan elders de edele Drukkunst grootdeels in een Fabriek veranderd is, heeft men schrijvers in overvloed, die, door ellendigen honger gedreeven, een soort van loontrekkende knechts der uitgevers van Boeken zijn. Die arme ongelukkige menschen zijn wel genoodzaakt, om naar die patroonen te werken, die hun hunne meesters opgeven. En natuurlijk stellen die alleen waarde op datgeen, het welk in trek is. | |||||||||||||||||||
Antonie.Beschuldig de Duitschers niet te sterk met iets, dat helaas ook op ons Vaderland toepasselijk is. Van onze oorspronglijke schriften zwijg ik, maar | |||||||||||||||||||
[pagina 175]
| |||||||||||||||||||
met onze Vertaalfabriek is het waarlijk niet veel beter gesteld.... Maar laten wij van dit onderwerp afstappen. Die laage wezens, die, om een stuivertje te winnen, den smaak, het gezond verstand, zo niet het goede hart eener Natie bederven, verdienen de aandacht niet van beschaafde en verstandige menschen. | |||||||||||||||||||
Dorothea.Ik vind, dat de Heeren door het spreeken over de Romançes verbazend van het spoor geraakt zijn. Ik lees die van Bürger door Bilderdijk overgezet toch met het grootst genoegen. | |||||||||||||||||||
Cornelis.Nu als men van ellendige Broodschrijvers en Vertalers spreekt, denkt men aan geen Bilderdijk of diergelijken, schoon het getal klein is van hun, die de Vertalingen het oorspronglijke doen overtreffen. Maar wie leest zijn Buitenleven, de navolging van Delilles Homme de Champs met geen gelijk, zo geen grooter genoegen, dan het oorspronglijke; wie niet de Vertaling van bekende fraaije Romançe van Bürger, het Meisje van Taubenheim,... en zo veele anderen. | |||||||||||||||||||
Karel.Daar zijn wij weder in het Dorp. Nu deze laan bij het Rechthuis af, die zal ons op den weg langs het Meir brengen.... Maar federt dat wij uit het Slot gegaan zijn, heb ik Justus gemist, ja daar komt hij van verre aankuijeren, met een' langzamen tred. | |||||||||||||||||||
[pagina 176]
| |||||||||||||||||||
Agatha.Geen wonder! hij schrijft iets in zijn Brieventas. - Hij schijnt zijn aanteekeningen voltooid te hebben, althans hij komt met het boek in zijn hand aanrennen.... (Justus nader gekomen zijnde) Wij begonnen ons over u ongerust te maken.... | |||||||||||||||||||
Justus.Met reden.... Ik had het ook kwaad..... Ik heb mijn eerste Romançe gemaakt. | |||||||||||||||||||
Dorothea.Dat zal wat zijn.... | |||||||||||||||||||
Justus.Ja ieder vogel zingt zo als hij gebekt is.... 't Zijn niet al te maal Nachtegalen, die in dit geboomte zingen, maar het zingt toch alles meê. | |||||||||||||||||||
Agatha.Nu ik ben 'er dan maar heel nieuwsgierig na. Gij moet het ons aanstonds voorlezen. | |||||||||||||||||||
Justus.ô Met veel plaisier, daar had ik het juist om gemaakt. Niet ver van Haarlems grijze vest,
In Heemsteês lustrijk oord,
Ligt een Kasteel, dat door het groen
Zijn trotsche toorens boort.
Niet slechts zijn poort en muur en brug
Door 't woên des tijds verschoond,
| |||||||||||||||||||
[pagina 177]
| |||||||||||||||||||
Neen binnen is 't, of op het slot
Nog Jan van Heemsteê woont.
In dat zo adelijk gesticht,
Vertoont de Wapenzaal,
Bij harnas, vuurroer, speer en schild,
De aloude Ridderpraal.
Een lief, een aartig Maagdelijn,
Schoon als de morgenstond,
Zit voor een venster van die zaal,
Hoe weidt haar oog in 't rond.
Zij is gekleed in 't reine wit:
't Kastanjen bruine haair,
Is geestig tot een enk'len wrong
Gestrengeld in elkaêr.
Zo schoon, zo edel van gelaad,
Maalt Schilderkunst Diaan,
Dan ach wat deert het lieve kind?
Haar oog blinkt door een traan.
Zij slaat haar oogen over 't Meir;
Ach zucht zij ‘Gij zijt breed,
Maar breeder, wijder is de stroom,
Mijn Ridder! van uw leed.’
‘ô Edle, die mijn hart bemint,
Een noodlot stuursch en straf,
Welvoeglijkheid, die ijzren wet,
Scheidt mij thans van u af.’
| |||||||||||||||||||
[pagina 178]
| |||||||||||||||||||
‘ô Lieve Ridder! waart gij hier,
Ik stelpte uw boezem-smart,
ô Lieve Ridder! waart gij hier,
Ik bood u arm en hart!’
Zo zucht 't Meisje, schoon alleen
Door een Meermin verstaan,
Die in den vijver dartiend zwom.
Die deedt het mij verstaan.
Och ja die schrandre Meeremin,
Zij deelde meêr mij meê. -
Den naam van 't schoone Maagdelijn....
De naam was....
Neen dat zeg ik niet.... dat durf ik niet verraaden. | |||||||||||||||||||
Cornelis.
| |||||||||||||||||||
Dorothea.Ik heb wel gehoord, dat op alle gezelschappen een voor een speelbal gehouden moet worden, dat zal misschien heden mijn geval wezen. Ik zal 'er daarom niets van zeggen, alleen dunkt mij dat Justus zich, hoe gelukkig hij dan ook in zijn eerste Romançe mag geslaagd zijn, daar ik de toejuiching op aller aangezigt kan zien, nog gelukkiger in de Satyre slagen zal. | |||||||||||||||||||
[pagina *7]
| |||||||||||||||||||
HET SLOT VAN HEEMSTEDE.
| |||||||||||||||||||
[pagina 179]
| |||||||||||||||||||
Susanna.aant.Door dit geplaag zou men waarlijk minder achtslaan op de fraaije gezigten. Zie welk een heerlijk gezigt heeft de Buitenplaats Meer en Bosch op het Meir. Dit is een voortreflijke ligging. | |||||||||||||||||||
Antonie.Misschien heeft men daarom diezelfde plaats in vroegeren tijd den naam van Paradijs gegeven. Welk een bekoorlijk gezigt heeft men hier op het slot van Heemstede? - ... | |||||||||||||||||||
Adriaan.En welk een hooge pilaar vertoont zich daar ginder? | |||||||||||||||||||
Antonie.Dit is de Lantaarn aan het Meir, waarin 's nachts licht brandt, om aan de schippers, die op het Meir zijn, tot een Baake te verstrekken.... Want gelijk gij ziet, het is een uitgestrekte plas. | |||||||||||||||||||
Susanna.Zo wijd, dat men hetzelve naauwlijks overzien kan.... Evenwel ontdek ik aan de overzijde een Dorp. - | |||||||||||||||||||
Antonie.Het is Aalsmeer, het uiterste Dorp van Kennemerland. Dit Dorp is tamelijk groot, en beroemd door zijn Fruithoven en Boomkweekerijen. Bovenal zijn de Aardbeziën, die daar vallen, zeer gezocht. Die wassen 'er in zodanig een menigte, dat 'er daadelijk daarvoor een veer is op Amsterdam. Ver- | |||||||||||||||||||
[pagina 180]
| |||||||||||||||||||
scheidenmalen elke week vaaren 'er zomers eenige schepen van daar na den Overtoom. En mij is verzekerd, dat de Aardbeziën jaarlijks zeer veele duizenden aan dit Dorp opbrengen. | |||||||||||||||||||
Agatha.Ik vind dan de Aardbezie een verkwikkelijke vrucht, en mij zal geen ondienst geschieden, als wij dezelve heden middag op tafel hebben.... | |||||||||||||||||||
Antonie.'t Is daarenboven een eigen Landvrucht. Want men vindt dezelve hier en daar in het wild op de duinen wassen. En schoon dezelve bij enkele menschen zeer bezwaarende schijnt, is dezelve over het algemeen zeer verkwikkende. Door de kunst der Broeijerij kan men dezelve zeer vroegtijdig hebben, en de zogenaamde Maand-aardbeziën, schoon eenigzins drooger, dan de anderen, hebben egter een' zeer liefelijken geur, en het voordeel van een zeer groot deel van het jaar gekweekt te kunnen worden. | |||||||||||||||||||
Cornelis.Ik zie nimmer den plas van het Haarlemmer Meir, of ik denk aan den hevigen Scheepsstrijd, die 'er ten tijde van het Beleg der Spanjaarden geleverd werd, waarvan het lot der zo bang belegerde Burgerij grootdeels afhing, en die zo deerlijk uitviel, dat zij met een verlies van een en twintig schepen het Meir, en alle de schanfen aan hetzelve den vijand moest overlaten.... Waarom toch treft op een afstand van meer dan twee honderd jaaren dit onge- | |||||||||||||||||||
[pagina 181]
| |||||||||||||||||||
luk nog met een meer of minder onaangenaam gevoel mijn hart. Ik weet zelfs niet, dar 'er iemand der voorouderen, waarvan ik afstam, bij tegenwoordig geweest is.... | |||||||||||||||||||
Karel.Gij hebt altijd onze voorouders in het algemeen beschouwd, als ongelukkige slachtoffers van een afgrijfelijke dwinglandij. Gij stelt bij de herinnering van hunne lotgevallen door een levendige verbeelding geholpen, u in hunne plaats. Even eens als bij het zien van een Tooneelstuk, waarin nog minder belangrijke, ja zelfs geheel verçierde persoonen te voorschijn treden, de hartstogten geroerd worden. | |||||||||||||||||||
Antonie.En ik word bij de beschouwing van het Haarlemmer Meir door een geheel ander denkbeeld getroffen. Ik zie altijd, met een innerlijke bezorgdheid, de groote uitgestrektheid van een' zo schroomlijk grooten waterplas in het midden van Holland. | |||||||||||||||||||
Agatha.Hoe groot reekent men dan dezelve? | |||||||||||||||||||
Antonie.Volgens de Kaart van Bolstra was dezelve in het jaar 1740, 19500 Morgens groot, en hij was in den tijd van 150 jaaren ruim 7000 Morgen toegenomen. - Dit nu zo groote Haarlemmer Meir bestond voorheen uit vier Meiren, als de Haarlemmer, Leijdsche, Spiering en Oude Meir - en deze Meiren waren in het voorst gedeelte van de zestiende Eeuw niet grooter dan ruim 6000 Mor- | |||||||||||||||||||
[pagina 182]
| |||||||||||||||||||
gens, en dus is dit Meir in ruim 200 jaaren twee derde deelen grooter gewordenGa naar voetnoot(*), en als men daarbij in aanmerking neemt, dat 'er slechts een smalle strook land tusschen de Veenplassen ligt, die te zamen wel 10,000 Morgen belopen, dan zou dit Meir bij eene ongelukkige doorbraak wel 30,000 Morgens beslaan. | |||||||||||||||||||
Susanna.Wel dat is om bang voor te worden. | |||||||||||||||||||
[pagina 183]
| |||||||||||||||||||
Justus.Waarom doet men met dit Meir niet als met zoveele anderen in Noordholland, en maalt hetzelve droog. | |||||||||||||||||||
Antonie.'t Is zeker gemakkelijk gezegd, maar eene onderneming van eene verbazende uitgestrektheid en groote kostbaarheid. Overweeg maar, dat 'er een dijk van bijna 14000 Roeden zou moeten gemaakt worden, en dat 'er dan niet minder dan 100 zwaare steenen Molens noodig zouden zijn, om dien plas droog te malen. | |||||||||||||||||||
Karel.Hoeveel tonnen gouds zou zulk een onderneming niet kosten! | |||||||||||||||||||
Agatha.Wel liever daaraan geld besteed, dan aan dat oorlogen. | |||||||||||||||||||
Antonie.Veele zwaarigheden boven de groote kosten hebben dit ontwerp tegengehouden, en zullen het misschien voor altijd wel doen staken. | |||||||||||||||||||
Cornelis.Ja wat heeft de goede Leeghwater in zijn Haarlemmer Meerboek daarover al geschreeven, omstreeks het jaar 1643. Deze verhaalt, op grond van overleveringen geloofwaardig, omdat zij zo wel overeen komen met de voorhanden zijnde Kaarten, verscheide aanmerkelijke staalen van de kleine uitgestrektheid van het Meir. Bizonder heeft mij ge- | |||||||||||||||||||
[pagina 184]
| |||||||||||||||||||
troffen, dat hij verhaalt van een tijdgenoot verstaan te hebben, dat het diens grootvader mogt heugen, dat het land van de Vennip en van den Ruigenhoek zo na aan elkander kwam, dat men de sloten met een stok kon overspringen: en van eene andere tijdgenoote, die van haar voorouders meermalen had hooren zeggen, dat het Land van de Vennip en van Hillegom elkander zo nabij was, dat men met een plank over de slooten gaan kon van de eene plaats na de andere. | |||||||||||||||||||
Dorothea.Laten wij terwijl 'er zo over het Meir gesproken word niet vergeten na de schoone Buitenplaatsen te zien. - Wij zien aan onze rechterhand het fraaije Westermeer, en ginder zie ik landwaards nog in een ander Buiten. | |||||||||||||||||||
Antonie.Dat heet Bosbeek en Groenendaal. Dit goed is bizonder bekend, door dat hierop eenige jaaren geleeden een Vuurmachine is aangelegd geworden, die zou hebben moeten strekken, om, daar dit buitengoed somtijds gebrek aan water had, binnen korten tijd het water in de doorsnijdingen dezer Hofstede te brengen. Deze Machine moest dus een tegengestelde uitwerking doen, dan de meeste anderen, die geschikt zijn, om een groote hoeveelheid water uitteloozen. | |||||||||||||||||||
Susanna.Waarlijk hoe verder wij hier komen, hoe heerlijker de gezigten worden. Zie hoe die bruine golven | |||||||||||||||||||
[pagina 185]
| |||||||||||||||||||
van het Meir fraai afsteeken bij de groene landen, die langs hetzelve liggen; en welke trotsche hooge boomen verspreiden hier eene aangenaame lommer. | |||||||||||||||||||
Karel.Onder deze boomen ligt uitmuntend fraai Hofstede Meerenberg, die een gezigt over het Meir heeft. Welk een afwisselende vertooning maken de menigvuldige heen en weder zeilende schepen. Deze laveeren met lange gangen, terwijl andere scherp bij den wind, ander vlak voor den wind afzeilen. | |||||||||||||||||||
Agatha.Nu moesten wij eens met den verrekijker Aalsmeer opnemen. | |||||||||||||||||||
Antonie.Gaarne. Onder de schaduw van dezen boom dan voor een oogenblik vertoefd, en zo het aangenaam gezigt volöp genoten. | |||||||||||||||||||
Agatha (door den verrekijker ziende.)'t Is of het Dorp Aalsmeer vlak voor mij ligt... hoe onderscheiden kan ik niet alleen den tooren, maar de geboomten, ja de pannen op de daken der huizen zien. Welk een voortreflijke uitvinding is toch die der verrekijkers! | |||||||||||||||||||
Cornelis.Ja! en ook die uitvinding kan almede strekken, om het dwaas en ongegrond verwijt, als of het onzen landaart aan oorspronglijke schranderheid ontbreekt, zijn kragt te benemen. Immers was het te Middelburg in Zeeland, dat de verrekijkers werden uitgevonden, | |||||||||||||||||||
[pagina 186]
| |||||||||||||||||||
waarom de Dichteres Moens met veel reden zegt: Waar oefening door 't gewapend oog
Wellustig doolt aan 's Hemels boog,
Daar Walchren! zweeft een zucht naar uw beschuimde stranden,
Ten lijkdienst aan de needrige asch
Van Janszoon, die door 't ver ziend glas,
Het glorieperk ontsloot voor Herschells en Lalanden.
Maar laten wij hier niet te lang vertoeven.... | |||||||||||||||||||
Agatha.De kleine Frits moet toch ook eerst door den verrekijker gezien hebben - wel nu Fritsje? | |||||||||||||||||||
Fritsje.'t Is aartig.... 't Is of dat schip, dat daar op het Meir zeilt, vlak voor mij is. Ik kan den schipper en de pijp in zijn mond zien. - Hoe komt dit? | |||||||||||||||||||
Antonie.Ik geloof niet, dat ik het u nog genoeg zal kunnen doen begrijpen. Zie, deze kijker bestaat uit een buis met verscheide glazen, welke naar eene wiskundige bereekening zodanig gesteld zijn, dat de voorwerpen op zekeren afstand op ons oog eene werking doen, als of dezelve ons veel nader bij waren. Als gij ouder geworden zijt en vlijtig leert, zult gij de reden hiervan en van andere werktuigen kunnen leeren uit Boeken, die over die zaken handelen. Komt, laat ons nu voortgaan. | |||||||||||||||||||
[pagina 187]
| |||||||||||||||||||
Adriaan.aant.Maar van welk een verbazende nuttigheid moeten niet zulke kijkers op zee zijn, om van verre schepen te kunnen zien aankomen, en landen, die men nadert, te ontdekken. | |||||||||||||||||||
Antonie.Ja en bovenal in de Sterrekunde. Alle de groote voortgangen, die men daarin sedert de laatste vijfentwintig jaaren gemaakt heeft, zijn alle aan de meerdere volkomenheid van de Verrekijkers en Telescopen toeteschrijven. | |||||||||||||||||||
Dorothea.Ik hoor van die Sterrekunde de Heeren Geleerden wel eens zo onder malkander praaten, maar zeg mij eens, wat nut heeft het toch, of men in die kennis zoverre gevorderd is?... Die sterren staan op zulke verbazende groote afstanden van ons af, dat wij 'er maar weinig meê kunnen te stellen hebben, vooral sedert, dat het uit het gebruik geraakt is, om uit de sterren waar te zeggen, toen had het nog zo zijn aartigheid. | |||||||||||||||||||
Antonie.Behalven dat die Weetenschap eveneens als alle anderen strekt om de kennis van 's menschen geest uittebreiden, en te verrijken met waadige en verhevene denkbeelden, ten aanzien van den Heer van het geschapene, hetwelk zeker eene oefening is, die zeer past aan verstandelijke wezens, heeft de Sterrekunde groote puttigheden, vooral ten aanzien van de Zeevaart, om op een juiste plaats de landen | |||||||||||||||||||
[pagina 188]
| |||||||||||||||||||
te bepalen, een voorrecht zeker groot voor alle volkeren, maar bizonder voor ons Vaderland, dat een zo aanmerkelijk belang heeft bij de Zeevaart. | |||||||||||||||||||
Dorothea.Ik vind het dan met dat alles eene studie, die best geschikt is voor dorre Geniën, daar alles van oneindig reekenen aan een hangt. | |||||||||||||||||||
Cornelis.Pieter Nieuwland, die groote man, die zo ontijdig ons Vaderland door den dood ontrukt is, zult gij toch niet onder de dorre Geniën tellen, en intusschen was hij, die aangenaame Dichter, een der grootste Sterrekundigen van zijnen tijd. Hoor, Doortje, deze regels uit zijnen Orion, en zeg mij dan, of gij merken kunt, dat de vlucht van zijn vernuft geleeden had bij de oefening van de Sterrekunde. Elk lichtjen, dat gij tintlen ziet,
Zelfs 't kleinste, dat uw oog ontvliedt,
Is zulk een bron van licht, omgeven
Van werelden, die zonder tal
Als stofkens door elkander zweven,
En veilig zijn voor schok en val.
Verbeelding! is u niets te hoog,
Zo leer mij gindschen heldren boog,
Den Goddelijken Melkweg, kennen.
Voer, langs dat breed en glansrijk spoor,
Mijn' traagen geest op vlugge pennen,
Den wijden kreits der Schepping door.
| |||||||||||||||||||
[pagina 189]
| |||||||||||||||||||
Die baan, wier zacht en lieflijk licht
Slechts wolkjes vormt voor 't scherpst gezicht,
Is een gestel van sterrenheemlen,
Wier eindloos flaauwe tinteling
Van verre schijnt dooréén te wemelen,
Zich samensmelt tot eenen kring.
Hebt gij den grenspaal nu ontdekt?
Weet gij, hoever de Schepping strekt,
ô Stervling, eindig van vermogen?
Zo sla nog eens, uit dat verschiet,
Op held Oriöns beeld uwe oogen,
En zink, verzink dan in uw niet.
Orion! uw volmaakte glans
Voert mij om hoog van trans in trans,
Ontrukt mijn geest aan 't aardsche duister!
Mijn oog beschouwt u uuren lang,
En telkens vindt het nieuwen luister
En nieuwe wond'ren voor mijn zang.
Is 't waar? of faalt mijn zwak gezicht,
Dat gindsch een kring van bleeker licht
Meent in uw prachtig zwaard te ontdekken?
Een dunne vlak, wier flaauwe schijn
Zich telkens poogt aan 't oog te onttrekken?
Wat mag dat glinstrend wolkjen zijn?
Dat glinstrend wolkjen, sterveling!
Is ook een Melkweg, in wiens kring
| |||||||||||||||||||
[pagina 190]
| |||||||||||||||||||
Ontelbre sterrenstelsels weemlen,
Den uwen ligt in glans gelijk!...
Verbeelding! daal! verlaat die heemlen,
Eer mijn geschapen geest bezwijk.
| |||||||||||||||||||
Dorothea.Neen! neen! Ik zal de Sterrekunde nooit weder te na spreeken, ik zou zeggen, dat Nieuwland 'er door gewonnen had.... | |||||||||||||||||||
Cornelis.Zeker gewonnen, want hij zou, minkundig in die verheven weetenschap, waarschijnlijk met minder vuur in dit Dichtstuk bezield zijn geweest: althans zeker is het, dat zijn Dichterlijk vernuft niet door de beoefening der verhevene Sterrekunde had geleeden. | |||||||||||||||||||
Karel.En dit alles bevestigt mij in het gevoelen: dat alle schoone kunsten en weetenschappen, als door eenen gemeenen band onderling verbonden zijn.... En daarom heb ik weinig denkbeeld van de verheven begrippen van die soort van Geleerden, die meenen, dat alleen de Weetenschap, door hun bij uitsteekendheid beoefend, aandacht verdient, terwijl zij op allen, met een zekere houding van verachting nederzien, die een andere kunst of weetenschap tot het hoofddoelwit hunner beoefeningen gesteld hebben. | |||||||||||||||||||
Cornelis.Dit zwak egter hebben niet alleen zogenaamde | |||||||||||||||||||
[pagina 191]
| |||||||||||||||||||
halve geleerden, maar ook sommigen, dien zich ongaarne den naam van hooggeleerden zouden zien betwisten. | |||||||||||||||||||
Justus.Een mijner Professoren behoort egter niet tot die klasse; hij prent ons bij alle gelegenheden in; dat wij ons, hoe geleerder wij worden, des te nederiger behooren te gedragen, daar wij bij ieder stap, dien wij in de eene of andere weetenschap vooruit doen, juist des te klaarer zullen ontdekken hoeveel 'er nog voor ons te leeren is, en hoe weinig wij weeten. En laatst zeide hij, dat hij zeer weinig achting hebben zou voor de schoone kunsten en weetenschappen, indien zij ten minsten niet zoveel uitwerkten op derzelver getrouwste beoefenaaren, dat zij bij uitsteekendheid beschaafde menschen waren. | |||||||||||||||||||
Agatha.Van waar toch heeft zo dikwijls het tegengestelde plaats? | |||||||||||||||||||
Cornelis.Uit een kwaalijk begreepen grootheid en verhevenheid, die dikwerf niet weinig gevoed word door de dwaaze vleijerijen en kruiperijen van laaghartigen, die de oorzaak zijn van de trotschheid van anders waarlijk groote mannen. De waarlijk groote Nieuwland, van wien wij zo even spraken, was geheel vrij van dit kwaad, en had zelfs eene zo gemeenzaam voorkomen, dat men hem eer voor een Student, dan voor een Professor aan 't Lands Hooge School zou hebben aangezien. | |||||||||||||||||||
[pagina 192]
| |||||||||||||||||||
Antonie.Zo al praatende zijn wij een kleine buurt genaderd. - De Molen de Nachtegaal staat aan den ingang van dezelve. In vroeger tijd werd zij de Prinsen Zandvaartlaan, maar word tegenwoordig de Glip geheeten. | |||||||||||||||||||
Susanna.Waarlijk deze buurt is aangenaam gelegen, en de weg van Heemsteê na dezelve is mij door de verscheidenheid van bekoorlijke gezigten zeer kort gevallen. | |||||||||||||||||||
Antonie.Zij behoort onder het Ambacht van Heemsteê. Men telt in dezelve behalven de bleekerijen een getal van 50 huizen en ruim 350 menschen. | |||||||||||||||||||
Antonie.Door de uitmuntende gezigten uitgelokt waren wij zo als van zelf afgeraakt van het Haarlemmer Meir. Men heeft sedert de laatste jaaren onder een naauwkeurig toezigt de kragt van hetzelve merkelijk gebroken, en men zal waarschijnlijk nog meêr daarvoor beveiligd worden, Wanneer de ontlasting van het overtollig boezemwater van Rhijnland door een uitwatering in de Noordzee op de hoogte van Katwijk bevorderd word. | |||||||||||||||||||
Cornelis.Schoon ik wel in het plan van het droogmalen van het Haarlemmer Meir zou vallen kunnen, geloof ik, dat het voor de omliggende Dorpen, op het tijdstip der droogmaking geene zeer aange- | |||||||||||||||||||
[pagina 193]
| |||||||||||||||||||
naame zaak zou zijn; schoon 'er zeker eene groote hoeveelheid waters zou overblijven, zouden 'er egter zoveele duizende Morgens slibberachtige gronden bloot komen, die niet alleen zeer onaangenaame maar zelfs zeer schadelijke dampen en uitwaassemingen zouden opleveren. | |||||||||||||||||||
Antonie.Dit is niet te ontkennen; maar tegen de gevolgen van die uitwaassemingen bij droogmakerijen heeft de, in deze dagen ver gevorderde, Geneeskunst behoedmiddelen uitgevonden, die bij tijds en Verstandig gebruikt, de ziektens, door die opdampingen veroorzaakt, voorkomen of beletten een aanmerklijk nadeel te doen. | |||||||||||||||||||
Karel.Het is toch moeijelijk, om den boeren iets aan het verstand te brengen; zij zijn zo verkleefd aan hunne vooroordeelen, en loopen liever, wanneer hun iets deert, na een' Kwakzalver, dan na een man, die jaaren aan een Hoogeschool het menschlijk lichaam en de toevallen, waaraan het is blootgesteld, in de theorie beftudeerd hebbende, veele jaaren zijne theorie door een verstandige praktijk heeft toegelicht. | |||||||||||||||||||
Antonie.Het ware te wenschen, dat zich dit kwaad tot de dorpelingen bepaalde, maar de steêlui zijn niet veel beter. Zij draven immers ook na toverdocters, als 'er maar gelegenheid toe is.... En het is niet alleen de laage klasse die zo handelt, | |||||||||||||||||||
[pagina 194]
| |||||||||||||||||||
maar onder de zogenaamde verlichte en beschaafde lieden worden 'er ook veelen gevonden. | |||||||||||||||||||
Justus.Maar 'er is toch een huismiddeltje op, om de Landlieden de pil te vergulden. Althans Doctor Bicker heeft, bij gelegenheid eener Droogmakerij, aan de boeren eenvoudige Recepten laten ronddeelen, geheel gedrukt in den boerschen trant, met eene oude Duitsche letter.... | |||||||||||||||||||
Cornelis.Ja ik geloof, als men zich zoveel na de zwakheden van den gemeenen man fchikte, als men die van den grooten viert, dat men ze zeer wel verlichter en gezonder denkbeelden zou kunnen bijzetten. | |||||||||||||||||||
Antonie.Die Doctor Bicker was een zeer verdienstelijk man, en heeft door zijn praktijk zijnen stadgenoten en door zijne werken het geheel Vaderland veel nuts gedaan. | |||||||||||||||||||
Susanna.Is dat niet diezelfde man die door zijne dochter, naadat hij voor dood uit het water gehaald was, op eene zo voorbeeldige wijze door haare ouderliefde is bijgebragt? | |||||||||||||||||||
Cornelis.ô Ja; dezelfde. Dat geval trof mij zodanig, toen ik het vernam, dat ik de volgende Dichtregels, die mij nog in het geheugen hangen, vervaardigdeGa naar voetnoot(*): | |||||||||||||||||||
[pagina 195]
| |||||||||||||||||||
Wie treedt met oogen, droog en koel,
Wie zonder opgewekt gevoel,
ô Grieken! Uw gedenkstuk nader,
Waar Cimons Dochter, welgemoed,
In 't kerkerhol, haar' grijzen Vader,
Met melk uit haare borsten voedt?
Elke Eeuw, elk Volk op 't waereldrond,
Roemt Cimons telg uit éénen mond
| |||||||||||||||||||
[pagina 196]
| |||||||||||||||||||
Haar lof zal met de waereld duuren.
Haar daad schenk' Beeldhouwkunde stof,
Blijf' 't hart der Schilderkunst ontvuuren,
En Dichtkunst weide in haaren lof.
Maar treft aloude Deugd, zo groot,
Zo schoon, ons hart, ô Tijdgenoot!
Zijn wij haar eeuwig' eerbied schuldig,
Is 't billijk, dat, bij zoveel trouw,
Ons hart die proef der liefde huldig',
Van een aloude - een Grieksche vrouw?
Ook billijk dan een traan gewijd'
Aan deugd van onzen eigen tijd!
Ja Bickers Dochter! uwen Vader
Schonkt gij 't ontvluchtend leven weêr.
Uw ouderliefde raakt ons nader:
Het Vaderland deelt in uwe Eer.
Kom, Vreemdling! die deez' Landaart doemt,
Ons koel, ons ongevoelig noemt,
Wil hier een oogenblik verpoozen.
Zie, hoe een Nederlandsche Maagd
De aloude Grieksche Deugd doet bloozen,
En tot den schoonsten tweestrijd daagt.
Daar ligt de Grijsaard uitgestrekt,
Zo koud als ijs, met flijk bedekt,
Het diep des strooms met moeite onttoogen,
Die Arts, die zoveel hulpe boodt,
Ligt roerloos met gesloten oogen.
Elk schreit, elk jammert om zijn' dood.
| |||||||||||||||||||
[pagina 197]
| |||||||||||||||||||
In 't midden van den droeven kring,
Staat met hartbrekend handgewring,
De Dochter van den braaven Grijze,
Zij bidt met afgebroken stem,
Dat men mijn' Vader hulp bewijze....
Ligt leeft een vonkje nog in hem.
Zij sprak; en elk met haar begaan
Voert na den haard nu brandstof aan....
Een hevig vuur begint te blaaken,
Men wrijft den drenkling 't veege lijf.
Zou hij nog uit den dood ontwaken?
ô Godheid! zegen dit bedrijf!
Door 't vuur der ouderliefde sterk
Leent in dit somber aaklig werk,
De Dochter hulp met eige handen,
ô Zegt ze.... Houden wij toch aan.
Wat zoete hoop voel ik ontbranden....
ô Ja! ik voel het harte slaan! -
Daar schept hij met een' diepen zucht,
En bang geluid voor 't eerst weêr lugt.
Hij roert de tong.... Zou iets ontglippen
Aan 't scherp gehoor der Dochter? Neen!
Zij vangt deez' woorden van zijn lippen:
‘Natuurelijke warmte alleen.’
Zij peinst, maar eensklaps blinkt een licht
Een straal voor haar bedwelmd gezigt.
Zij roept, in blijdschap uitgelaten,
Alleen de warmte der Natuur,
| |||||||||||||||||||
[pagina 198]
| |||||||||||||||||||
Alleen die warmte zal hem baaten,
Ei schuift mijn' Vader ver van 't vuur.
Met een bekoorlijk maagdenblos,
Rukt zij vol drift haar kleedren los,
Den halsdoek werpt zij fier ter zijde,
Geen kleine schaamte boeit haar meêr.
Met open boezem stort zij blijde
Zich op de borst haars Vaders neêr.
Zo, zo verwarmt zij met het vuur
Der minzaam koestrende natuur,
Dat door haar' reinen boezem speelde,
't Verkleumde 't Vaderlijke hart.
ô Zoet gevoel, ô hoogste weelde!
Naa 't bitterst leed, naa diepe smart.
Waar is de beitel, waar 't pençeel,
Waar woorden, die dit grootsch tafreel
Van kragtige ouderliefde malen?
Wie drukt de vreugd der Dochter uit,
Bij 's Vaders ruimer ademhalen;
Wie, daar hij de oogen weêr ontsluit?
Zij houdt den grijsaard vastgeklemd,
Wijl 't oog in vreugdetraanen zwemt,
Hij ziet met dankbre zielsverrukking
Zijn Dochter in dien schoonen stand,
En geeft haar hand een flaauwe drukking
Met zijn nog half verstorven hand.
| |||||||||||||||||||
[pagina 199]
| |||||||||||||||||||
Met eene stem, nog zwak van klank,
Zegt hij: Mijn kind heb eeuwig dank,
Naast God schonkt gij mij 't leven weder,
ô Op een kind zo trouw, zo goed,
Stort God gewis zijn zegen neder.
Mijn kind! God loone uw deugd en moed!
| |||||||||||||||||||
Dorothea.ô Hoe treft gij mij! | |||||||||||||||||||
Cornelis.Niet zo zeer ik, maar het schoone het groote der daad. | |||||||||||||||||||
Dorothea.Ik geloof niet, dat veele meisjes daartoe in staat zouden zijn. Althans ik.... | |||||||||||||||||||
Agatha.Veelen juist niet. Maar wanneer men zich in zodanige omstandigheden bevindt, doet men al zaken, waartoe men zich, bij eene koele redeneering buiten staat zou geacht hebben. Misschien, dat de dochter van Bicker zelf, zo haar een dag, voor het geval gebeurde, iets dergelijks van eene andere verhaald was geworden, even als gij, zich daartoe te zwak geacht zou hebben. | |||||||||||||||||||
Antonie.Hoe het zij, zo het vers van mijnen vriend, als de daad zelve, hebben mij zodanig getroffen, dat ik het zekeren jongen kunstvriend verhaalen zal, die mij laatst vrij schamper toebeet, toen ik over schilderstukken uit gebeurtenissen van den lateren tijd sprak: | |||||||||||||||||||
[pagina 200]
| |||||||||||||||||||
‘Och wat zouden de laater tijden opleveren. Zwakke kleine menschen: daaden zonder kragt. Men moet tegen wil en dank zijn toevlucht wel tot de Grieken en Romeinen nemen.’ Ik zal hem vragen of hij kans ziet, om die daad door zijn pençeel uit te drukken. Stel u eens voor eene bekoorlijk schoone jonge Maagd, die zo als onze vriend het geschilderd heeft met woorden, eene bleekbestorvenen grijsaard koestert, en met kinderlijke vreugde zijne herstelling ten leven verneemt. Ik kan niet schilderen, maar mij dunkt, dit onderwerp was niet beneden het genie van eenen David. | |||||||||||||||||||
Justus.Ik weet niet, of 'er nog bekwaame beeldhouwers zijn, maar anders zou ik het een vrij fraaijer onderwerp vinden dan een stervenden Zwaardvegter, of een dronken Faun.... Maar wat zou men hier in het Land denken, om zulke daaden te vereeuwigen. Met al den lof, dien wij aan onze natie ooit hebben hooren geven, is zij daartoe veel te slaaperig. | |||||||||||||||||||
Antonie.Zeg dat niet. Te Hoorn voor de Westerpoort is mede eene daad van ouderliefde afgebeeld; naamelijk een jongman van Westzaan, die ten tijde van de Spaansche onlusten zijn moeder op eene berrie van Westzaan na Hoorn over het ijs sleepte, staat daar in steen uitgehouwen met het volgend versje: | |||||||||||||||||||
[pagina 201]
| |||||||||||||||||||
Toen Dwinglandij den Staat
En Westzaan deede zuchten,
Bevrijd dees braave Zoon
Zijn moeder van den dood,
En kwam op dit fatsoen
Van daar tot hier toe vluchten,
Zo blijft een edel kind
Zijn ouders trouw in nood.
| |||||||||||||||||||
Justus.Ik geef mij over: en vraag de natie verschooning; maar houd toch staande, dat het passen zou, dat in steen of metaal zulk een bedrijf op een openlijk marktveld moest vereeuwigd worden. | |||||||||||||||||||
Cornelis.Gij spreekt wel, Just! Heerlijk zeker staat het beeld van den grooten en geleerden Erasmus te Rotterdam ten toon; maar hoezeer zou de deugd der liefde jegens de ouders, die meêr zegt dan alle geleerdheid, en waartoe alle menschen verpligt zijn, op het gezigt van een zo verheven daad worden aangeprikkeld!Ga naar voetnoot(*). | |||||||||||||||||||
[pagina 202]
| |||||||||||||||||||
Karel.Zulke beelden zouden, zo zij goed zouden uitgevoerd werden, nog al wat geld kosten. | |||||||||||||||||||
Cornelis.Kan ooit een Regeering het geld beter verantwoorden, dan het geen zij besteedt, tot veredeling en verbetering van den nationalen geest.... Maar wat scheelt u, Adriaan? | |||||||||||||||||||
Adriaan.Och niet met al.... | |||||||||||||||||||
Cornelis.Ik zie gij schreit.... | |||||||||||||||||||
Adriaan.Als gij het dan weeten wilt, zal ik het zeggen. Ik was onder het lezen van het vers aangedaan geraakt, en dacht nu.... Wat is het bedroefd voor mij, dat mijne ouders dood zijn.... Ik zal ze nooit een bewijs van mijne liefde kunnen geven.... | |||||||||||||||||||
Agatha.ô Lieve jongen! Bedroef u niet.... Die gedachte alleen is reeds een blijk van uw ouderlievend hart.... | |||||||||||||||||||
Susanna.Ik zou hier wel wat bijvoegen, maar ik vind, dat ons gesprek zo ernstig word, dat wij minder acht zouden beginnen te slaan op de heerlijke Landstreek, die wij doorwandelen.... Zie hoe fraai strekken zich aan de regterzijde de groenende landerijen tot het Meir uit, terwijl wij aan de linker door de duinen bepaald worden. | |||||||||||||||||||
Antonie.Ja op deze duinen, die gedeeltelijk aan de Blee- | |||||||||||||||||||
[pagina 203]
| |||||||||||||||||||
kerij, die wij zo even voorbij gegaan zijn, behooren, is een der heerlijkste gezigten, in dezen omtrek. Zie daar vertoont zich reeds het nette Kerkje van Bennebroek; en aan onze linkerzijde de Hofstede van den Heer van Bennebroek, het Huis te Bennebroek geheeten. | |||||||||||||||||||
Karel.Zijn u ook eenige oudheidskundige bizonderheden wegens dat Dorp bekend? | |||||||||||||||||||
Antonie.Ik weet dat hier omstreeks in vroegere tijden een Nonnenklooster geweest is. Toen in de tiende Eeuw de Abtdij van Egmond door de Friezen uitgeplunderd en verbrand wierd, werd het Nonnenklooster van Egmond, veiligheids halven, na Bennebroek verplaatst, en daar onder het opzigt van de Zuster van Graaf Dirk de II. Arlinde gesteld, maar die mogt geen nieuwe Nonnen aannemen, terwijl dit Klooster moest uitsterven, opdat de goederen van hetzelve weder aan de Abtdij van Egmond zouden komen. | |||||||||||||||||||
Cornelis.Is dat Klooster misschien in het tegenwoordig Huis van den Ambachtsheer veranderd, want ik heb eens gelezen, dat ten tijde van de Graven van Egmond en Hoorne hier ter plaatse een Klooster gestaan zou hebben, welks overblijfsels, naar de overleveringen, door den bliksem vernield zouden zijn. | |||||||||||||||||||
Antonie.Mij is verzekerd, dat dit bedoelde Klooster, van veel vroeger tijden zijnde, waarschijnlijk veel verder Oostwaards gestaan zal hebben, en langen tijd | |||||||||||||||||||
[pagina 204]
| |||||||||||||||||||
reeds in het Meir verzwolgen zal geweest zijn. Mij is ook nog verhaald, dat door een dezer Nonnen hier de eerste van de Linnen-Bleekerijen zoude aangelegd zijn, die thans nog eenigzins, maar in vroeger tijd hier zo sterk bloeiden. | |||||||||||||||||||
Justus.Dat schijnen werkzaame Nonnetjes geweest te zijn. | |||||||||||||||||||
Cornelis.Ja door de Monnikken en Nonnen is in die duistere tijden, hoe zeer hun ongehuwde stand af te keuren was, nog al wat nut gedaan. In de Mannenkloosters school al de geleerdheid van dien tijd. | |||||||||||||||||||
Agatha.En in de Vrouwenkloosters beschaafde zeden en liefdedaaden. Hoe vlijtig waren veele geestelijke Zusters, somtijds door de wetten van hunne orde daartoe gehouden, in het bezoeken en oppassen van kranken. | |||||||||||||||||||
Antonie (tegen een man, die hem ontmoet.)Ik zie het ijzer hek voor de kerk staat open, zou het vrijstaan om eens de kerk in te gaan? | |||||||||||||||||||
Een Huisman.Waarom niet? De kerk verdient wel bekeeken te worden. Kijk eens hoe netjes, of 'er zelfs het kerkhof uitzie; 'er loopt een schulpenwandelpad om heen. Zie de kerk is gedekt met leijen. Daar staan boven in de lijst, ik loof Latijnsche woorden, die zullen de Heeren beter, als ik, verstaan. | |||||||||||||||||||
Justus (leest.)DEO Ō M̄ SACRUM - dat zegt zoveel als: Heilig aan den goeden en grooten God. | |||||||||||||||||||
[pagina 205]
| |||||||||||||||||||
Huisman.Dat is jammer dat het in het Latijn staat. | |||||||||||||||||||
Adriaan.Zie daar is de ijzeren rand van een wapen. | |||||||||||||||||||
Huisman.Ja, jonge Heer! daar plagt het wapen van de Heerlijkheid te staan. | |||||||||||||||||||
Antonie.Dat was zeer eenvoudig naamelijk een rood veld met een gouden balk 'er door. | |||||||||||||||||||
Dorothea.Nu ik vind het dan een net proper kerkje. - 't Is geloof ik nog niet oud. | |||||||||||||||||||
Antonie.Zo omtrent het midden van de 17de Eeuw (1680) en dus lang naa de Spaansche onlusten is het gebouwd. | |||||||||||||||||||
Dorothea.Zie, de schilder is op het orgel. Laat ons eens even boven gaan.... Het ziet 'er zo fraai en netjes uit, dat ik wed, dat 'er ook wel goed geluid in zit. | |||||||||||||||||||
Cornelis.Ik zal 'er u opbrengen, maar onder voorwaarde, dat gij dan ten minsten een stukje speelen zult, terwijl kan het overige gezelschap een oogenblik in de kerk rusten. | |||||||||||||||||||
Dorothea.Ik neem het aan, ô ik zal uit de Zangen van Schutte de wijs speelen van het Lied: ô Lustboschaadje, en dan zal Santje 'er wel bij zingen dat Lied, hetgeen wij onlangs gekreegen hebben op de Lente. | |||||||||||||||||||
[pagina 206]
| |||||||||||||||||||
Daal zwoele Lente, malsch en teder,
In bolle wolkjes zeegnend neder.
Reeds klinkt ons Lied. ô Lente, t'uwer eer,
ô Lente! t'uwer eer,
Daal op ons zingen neêr.
Gij daalt en duizend zangen rijzen
In 't Bosch, om uwe komst te prijzen.
't Gebloemt herleeft, 't Herbloeit bij elken tred.
't Herbloeit bij elken tred.
Waar gij uw voeten zet.
De Mensch alleen kent u nog nader,
Als dochter van den besten Vader,
ô Dochter Gods! geroerd en aangedaan,
Geroerd en aangedaan.
Bidt hij uw' Vader aan.
| |||||||||||||||||||
De Huisman.Wel, Juffrouw! dat klinkt heel anders dan een Psalm. Ik ben maar een boer, maar het is een heel ander geluid. Ik werd 'er zo wel te vrede onder. Ik wou, dat het 'er meêr gehoord hadden, als ik en de Schildersbaas. Zo moest 'er Zondags ook eens gezongen worden. | |||||||||||||||||||
Antonie.Al met 'er tijd - al met 'er tijd.... Maar het zou voor de Gemeente toch wat moeijelijk vallen, om zulke stukken meê te zingen. | |||||||||||||||||||
De Huisman.Wel al hoorden we zulke dingen maar zingen, | |||||||||||||||||||
[pagina 207]
| |||||||||||||||||||
dan hoefden wij juist niet meê te schreeuwen, want onder ons gezegd, we noemen het zingen, maar het lijkt zoveel na dat zingen van de Mevrouw, als het gebalk van mijn kalf na een menschenstem. Ik ben 'er op men eer nog van ontroerd. Zo loof ik, dat de Engelen in den Hemel zullen zingen. | |||||||||||||||||||
Karel.Nu, als gij aan het prijzen komt, houdt gij ook met geen kleintje op. Komt laat ons naa deze kleine verpozing voortgaan. Ondertusschen zeg ik u dank voor uw geleide.... | |||||||||||||||||||
De Huisman.Als je 'er niet tegen hebt, dan zal ik nog een klein eindwegs met u meêgaan; ik moet op eene bleekerij door Bennebroek zijn. | |||||||||||||||||||
Cornelis.ô Neen! uw gezelschap is ons zelfs aangenaam. - Gij zijt in deze streeken bekend, en zult dus best weeten, waarmede zich de menschen hier alzo geneeren. | |||||||||||||||||||
De Huisman.Wij zijn hier meest daghuurders, die op de Buitenplaatsen en bij de boeren den kost winnen. | |||||||||||||||||||
Cornelis.Weet gij ook hoe de Ambachtsheer van uw Dorp heet? | |||||||||||||||||||
De Huisman.Tegenwoordig is het de Heer Gerrit Nutges; en om zijne braave vrouw, die de armen hier in den omtrek zo oneindig veel welgedaan heeft, is nog het | |||||||||||||||||||
[pagina 208]
| |||||||||||||||||||
heele Dorp bedroefdGa naar voetnoot(*). Kijk, Men Heer, als groote lui weldaadig zijn, dan hebben ze een hemel op aarde. Als zij eens wisten hoe lief een geheel Dorp ze dan heeft. | |||||||||||||||||||
Cornelis.Het Dorpbestuur is nu voor het overige hier tegenwoordig, zo als op andere plaatsen door het Departementaal Bestuur aangesteld. | |||||||||||||||||||
De Huisman.Ik bemoei me weinig met dien slag van dingen. Ik laat tegenwoordig maar regeeren, wie moet of wie kan. Men had mij en duizend anderen voor de omwenteling van 1795 al wonderlijke zaken in het hoofd gepraat.... Maar het kan zijn, dat 'er onder geweest zijn, die het zuiver gemeend hebben, maar de grootste hoop der aanvoerders, loof ik althans, naar mijn boerenverstand, is het meer om zich zelf, dan om het Vaderland te doen geweest. | |||||||||||||||||||
Cornelis.Zo gaat het bij alle omwentelingen. Het getal van menschen, die het zuiver alleen om het heil van het Vaderland en der Burgeren te doen is, is altijd heel klein geweest; maar men had zich nu nog al gevleid, dat lieden, die opgeklaarde begrippen van het geluk der volkeren voorgaven, zich meer overeenkomstig met hunne voorgewende beginsels zouden gedragen hebben. | |||||||||||||||||||
Antonie.Dat had ik niet gedacht, omdat menschen men- | |||||||||||||||||||
[pagina 209]
| |||||||||||||||||||
schen blijven. Ik had daarom de boel zo stilletjes zitten aankijken, en ben al wel te vreden, dat 'er nog zo hier en daar een schadelijk vooroordeel op zij geschooven is geraakt; en anderen een' sikschen schok gekregen hebben.... Maar, volgens mijne denkbeelden, zijn alle omwentelingen, hoe gelukkig ook in de gevolgen, ongelukkig voor het grootste gedeelte van menschen, die leven, terwijl zij voorvallen. De Menschen willen alles op één' sprong hebben, en ik beschouw het geheele menschdom juist als een vorderend kind of jongeling. Op zijn best somtijds doet het wel eens een' grooten sprong voorwaards, maar zodanig een sprong is meest wat te sterk en te woest, en dan moet het weder eenigen tijd rusten. | |||||||||||||||||||
Karel.Hoe natuurlijk draagt dit Buitenverblijf den naam van Middendorp, om zijne gelegenheid, en deze brug ligt over de Roóhelsvaart. Zie eens deze fraaije Allée boomen, die uitloopt op den Heeren weg, maar wij zullen bij onze terugkomst gelegenheid hebben, om die nog weder op te nemen. | |||||||||||||||||||
Agatha.En welk bekoorlijk uitzigt heeft dit Huis op den hoek.... | |||||||||||||||||||
Antonie.Dat is de pastorij van den predikant van dit Dorp, waarlijk mede zeer bekoorlijk gelegen. | |||||||||||||||||||
[pagina 210]
| |||||||||||||||||||
Justus.aant.Ja! ja! de predikanten hebben het vette der aarde. | |||||||||||||||||||
Antonie.Ei, misgun hun, zo zij anders hun pligt betrachten, geene aangenaame wooning op het Land. Afgescheiden veeläl van verkeering, eenigzins naar den smaak, dien zij op de academie natuurlijk verkreegen, mag hun van die zijde het leven wel zo aangenaam gemaakt worden als mogelijk is. | |||||||||||||||||||
Cornelis.Maar weet gij ook iets van de Ambachtsheerlijkheid van Bennebroek te verhaalen? | |||||||||||||||||||
Antonie.Veel weet ik 'er juist niet van, en misschien verlangt niemand van u, om 'er veel van te weeten. Zoveel is zeker, dat de Heeren van Heemstede voorheen ook Ambagtsheeren van Bennebroek geweest zijn, en dat een der zoonen van den Heer van Heemstede den titel van Heer van Bennebroek gevoerd heeft. Deze Heerlijkheid is tot het jaar 38 der voorige Eeuw in handen geweest van de Familie van Pauw, maar toen voor ruim een halve ton gouds (50,400 guldens) verkogt geworden. Veele bizonderheden in de oudheid en de geschiedenis levert ook dit Dorp niet op. Men spreekt wel, dat 'er doodkisten van rooden steen zouden opgegraven zijn, maar dit zal u zo weinig belangrijk zijn, als dat ik u onderhieldt over den oorsprong van den naam, of namelijk Bennebroek oudtijds Baduhennabroek | |||||||||||||||||||
[pagina 211]
| |||||||||||||||||||
naar het Bosch der Godin Baduhenna toegewijd zou geheeten hebben. | |||||||||||||||||||
Susanna.Neen! Neen! daar ben ik niet nieuwsgierig na. Zeg mij liever, of dit fraaigelegen Dorp nog al wel bevolkt is? | |||||||||||||||||||
Antonie.Naar de jongste telling bestaat Bennebroek uit omtrent 350 inwooners, en het wordt begroot op omtrent 100 Morgen uitgestrektheid. | |||||||||||||||||||
Karel.Deze buurt loopt al vrij spoedig ten einde.... Zie welk een uitmuntende verscheidenheid van gezigten. De streek duinen, die aan de andere zijde van Bennebroek afbrak, hervat hier weder, en hoe aartig slingert de Binnenweg door dezelve heenen. | |||||||||||||||||||
Fritsje.Ei klim een weinig dit duin op; daar zie ik een veld, als of het met sneeuw bedekt is. | |||||||||||||||||||
Cornelis.'t Is een Linnen - Bleekerij. Deze streek en die van Bloemendaal zijn toch naar het schijnt de eenige, waar men de kunst verstaat, om aan het gaaren en het linnen zulk eene uitneemende en duurzaame witheid te geven, als waartoe onze overige Landgenoten en ook vreemdelingen buiten staat zijn. | |||||||||||||||||||
Justus.Zou men dan nergens bekwaam zijn, om het gaaren en het linnen zo wit te bleeken, daar immers bijna alles door buitenlanders behandeld word, en | |||||||||||||||||||
[pagina 212]
| |||||||||||||||||||
men daarenboven uitmuntende verhandelingen over de Bleekkunst in het Fransch en Hoogduitsch bezit. | |||||||||||||||||||
Karel.Men is zeer wel in andere landen in staat, om voor een poos het gaaren en het linnen dien trap van witheid te geven, die het op de bleeken rondom Haarlem verkrijgt; maar de duurzaamheid van het wit schijnt men 'er nergens aan te kunnen geven. Het linnen der Haarlemsche bleekerijen behoudt een aantal van zeer veele jaaren onveranderd zijne eerste hier gekreegen witheid, terwijl dat op andere plaatsen gebleekt, naa korten tijd, wankleurig word, en dus zijn gunstig voorkomen verliest. Het is waarschijnlijk aan den aart van water lugt en landstreek zamengenomen toe te schrijven, dat deze streeken die voortreflijke eigenschappen bezitten. | |||||||||||||||||||
Susanna.Just zeide, dat op deze bleeken bijna alles door buitenlanders behandeld word. En 't is zeker bizonder om te zien, hoe tegen het begin van het voorjaar geheele scholen van Brabanders en Munsterlanders, als trekvogels na deze streeken komen overvliegen, om op deze trafrieken te arbeiden,... terwijl 'er, vooral in onze binnensteden, zoveele duizenden ledig loopen, en zo niet door bedelen, ten minsten uit de kassen der Armcomptoiren, hun dagelijks levensonderhoud vinden. | |||||||||||||||||||
Agatha.Onze landsluî misschien zijn zo sterk niet, als de Munsterlanders en Brabanders. | |||||||||||||||||||
[pagina 213]
| |||||||||||||||||||
Cornelis.Zeg liever, Zuster! zij zijn het gemakkelijker gewoon. De kwaalijk bestuurde liefdaadigheid onzer voorouders heeft in dat opzigt veel, ja veel goeds, bedorven. Noodzaaklijkheid ter verkrijging der behoefte is toch maar de prikkel van werkzaamheid bij den grooten hoop. Neem dien prikkel weg, en werp den behoestigen het brood als toe, hij zal wel spoedig zijne pogingen, om het te verkrijgen staaken, en de weldoener zal eerlang tot het verdubbelen van zijne liefdegaven gedrongen worden. Ik verbeeld mij, dat, als eens de Armenkassen in ons Vaderland bizonder in de steden meer zijn uitgeput, dan eerst de geringere klasse weder werkzamer worden zal; en dan eerst zal op onze bleekerijen, en inde branderijen, misschien gebruik gemaakt worden van Inlanders, want ik wil niet denken, dat de verbastering zo verre zou zijn doorgedrongen, dat 'er eene daadelijke verzwakking in het Vaderlandsche menschenras zou plaats hebben.... | |||||||||||||||||||
Karel.Ik durf het bijkans niet te zeggen, maar ik vrees, dat de fabrieken, toen dezelve in haaren grootsten bloei waren, waarlijk iets hebben toegebragt, tot die veele kleine en gebrekige en kreupele personen, die men in de fabrieksteden boven de andere aantreft.... | |||||||||||||||||||
Antonie.Waarom zoudt gij schroomen de waarheid te zeggen. Ik verbeeld mij zelfs, dat, naadat de fabrie- | |||||||||||||||||||
[pagina 214]
| |||||||||||||||||||
ken binnen Haarlem verminderd zijn, het menschenras, als ik ook zo eens spreken mag, weder verbeterd is, dat 'er namelijk kloeker en rijziger mans gevonden worden, dan in het vroegste mijner jeugd. | |||||||||||||||||||
Dorothea.Zie eens welk een aangenaame Beek stroomt daar uit de duinen nederwaards.... Hoe fraai is het aan de eene zijde met Esschen en Popels gedekt. Zie hoe klaar is het water. Waarlijk 't is hier in allen deele een bekoorlijk landstreek. | |||||||||||||||||||
Karel.Dit water draagt den naam van de Kennemerbeek. Onzeker is het, of hier een zwaare slag ten tijde der Spanjaarden geleverd is, maar vast gaat het, dat zij om haar uitsteekend water zeer bij die van Bennebroek en de bijgelegene streeken beroemd is. Mij is zelf wel verhaald, dat goede Huismoeders te Bennebroek, dan eerst recht gerust zijn, omtrent de kuipen, waarin zij des winters het vleesch bewaaren, indien zij zich van dit water bediend hebben. 't Is niet geheel onmogelijk, dat hieronder misschien iets overdreeven loope, maar het bevestigt intusschen, de uitnemendheid van dezen duinval.... | |||||||||||||||||||
Fritsje.Welke mooije paarsche bloemen en dat in zulk een groote menigte! | |||||||||||||||||||
Antonie.Lieve jongen! Deze bloemen zijn die van de aardappelen, die onderaan groeijen. | |||||||||||||||||||
[pagina 215]
| |||||||||||||||||||
Fritsje.aant.Hebben de aardappelen, die 'er zo grof en zo raar uitzien, zulke mooije bloemen? | |||||||||||||||||||
Antonie.Wel mij dunkt dat de aardappel wel verdient eene fraaije bloem te hebben: een gewas, dat zoveele honderden jaarlijks een aangenaam en verkwiklijk voedsel verstrekt, en waarvan zoveele duizenden bijna geheel bestaan. | |||||||||||||||||||
Karel.Ik heb onlangs hooren beweeren, en men bewees het mij zeer duidelijk, dat 'er eigenlijk niet veel voedende kragt in de aardappelen gevonden worden, althans, wanneer men die vergeleek bij graangewassen. | |||||||||||||||||||
Antonie.Ik geloof het gaarne, ja zelfs, dat het te wenschen ware, dat onze gemeene man de aardappelen meêr bij afwisseling met het voedzamer brood behoefde te gebruiken, daar zeker de hoeveelheid van die spijs, die men na binnen slingert, te groot is voor de maag.... Maar, daar helaas! de prijs der graanen sedert de laatste jaaren tot zulk eene verschrikkelijke hoogte gesteegen is, dat veelen der geringe klasse nooit bijna aan een stukje brood denken kunnen, is het nog een groot geluk, dat de aardappelen dit droevig gebrek vergoeden. | |||||||||||||||||||
Dorothea.Heb de goedheid, en verhaal ons, althans mij en die het niet weeten, eens iets naders van de aardappelen; en van derzelver afkomst. | |||||||||||||||||||
[pagina 216]
| |||||||||||||||||||
Antonie.aant.Gaarne wil ik daaraan voldoen, te meêr, daar zich hier niet veele andere bizonderheden op dit oogenblik opdoen, dan alleen een fraai uitzigt over de duinen, in het verschiet door een' Gaarenbleek afgewisseld. De aardappel is geene inlandsche plant, maar behooren in Amerika te huis, en dragen daarom ook nog den naam van Patatten of Batatten, althans zo worden zij nog in Zeeland geheten. Haar eigenlijke oorsprong is uit Chili, een groot Landschap in Zuid-Amerika; waar zij door de Inboorlingen Papas genoemd worden, en waar dezelve van de wortels der plant zich een soort van brood maken. | |||||||||||||||||||
Susanna.Mij dunkt ik heb wel gehoord van mijne grootmoeder, dat men zich in haar jeugd bijna niet van dezelve hier te lande bediende. | |||||||||||||||||||
Antonie.Men schijnt dezelve in het eerst over het algemeen in Europa zeer gering geacht te hebben. Mij is wel verhaald, dat zij bij den aanvang der vorige Eeuw, toen zich hier te land zwervende hoopen bedelaars, onder den naam van Heidenen bekend, ophielden, door deze eerst alhier zouden zijn gebruikt geworden. Voor het begin van de zeventiende Eeuw schijnt men geheel niet bedacht geweest te zijn, om 'er in Europa gebruik van te maken. Eerst hebben de Inwooners van Ierland dezelve aangekweekt en vervolgens die van Engeland. | |||||||||||||||||||
[pagina 217]
| |||||||||||||||||||
Van daar zijn zij eindelijk in Vlaanderen en Holland gekomen; en maken thans ten minsten twee derde van het voedsel der laage volksklasse bij ons uit. | |||||||||||||||||||
Dorothea.Niet alleen bij de laagere klasse, zelfs niet alleen bij den middenstand, maar ook bij de rijken en aanzienlijken bekleeden zij dagelijks eene plaats op tafel. Nooit gaat 'er een middag bij ons om, of 'er moet ten minsten een klein schoteltje aardappelen op tafel zijn, en nooit gaan zij van tafel, of de een of ander heeft er van gebruikt. | |||||||||||||||||||
Antonie.'Er is een zekere aangenaame smaak in, die oud en jong op den duur blijft behagen, en 't is een van de grootste zegeningen, die men aan de ontdekking van Amerika, die anders zoveel nadeelen aan Europa niet tegenstaande al zijn schatten heeft toegebragt, te danken heeft. Hoe aanmerklijk is ook de verbouwing van die nuttige plant sedert de laatste jaaren toegenomen, en hoe gelukkig is het, dat men dezelve slechts een klein jaar voor verderf kan bewaaren, waardoor de speculatien van de opkoopers van dit tweede brood zeer beperkt worden. | |||||||||||||||||||
Cornelis.Zo raken wij al zo praatende de duinen door, en laten het huis den Weelderigen Berg op onze rechtehand liggen; maar wij moeten het toch weder voorbij, als wij terug keeren van Hillegom. Hoe fraai is niet de ligging van de Buitenplaats Oostende | |||||||||||||||||||
[pagina 218]
| |||||||||||||||||||
die wij hier aan onze linkerhand laten liggen,... die den naam geeft aan de Vaart waarover den brug ligt. Deze Vaart loopt uit in het Haarlemmer Meir. - | |||||||||||||||||||
Agatha.Nu, nu wat zegt gij van dit Buiten? Herstendaal, geheel in den nieuwen Engelschen smaak aangelegd, dat wij aan onze rechtehand ontmoeten. | |||||||||||||||||||
Justus.Die ophaalbrug in het midden geeft toch nog zo een' zweem van het oud Ridderlijke. Het moet toch gemakkelijk in dien tijd geweest zijn, dat men zich zo door een sterk Kasteel en een Ophaalbrug tegen de aanvallen van den vijand kon verdeedigen. | |||||||||||||||||||
Cornelis.'t Zag 'er zeker toen zeer aangenaam in het Land uit, toen men ons de beuzelachtigste verschillen, en de kleinste burgerlijke oneenigheden elkanders landen vernield, en de Kasteelen in brand stak. Zo als ten tijde van Gerrit van Velsen.... | |||||||||||||||||||
Dorothea.Ik heb onlangs een soort van Dichtstuk van Gerrit van Velsen door Mercier gelezen; maar ik geloof, dat die historie magtig opgeschikt en zo wat verfranscht is. | |||||||||||||||||||
Cornelis.Dat is zo, schoon zij toch zo fraai is, dat zij altijd aan de liefhebbers der poëzij gelegenheid tot het beproeven van hunne kragten gegeven heeft. Onlangs nog is mij bij het lezen van het Treurspel | |||||||||||||||||||
[pagina 219]
| |||||||||||||||||||
van Gerrit van Velsen door P.C. Hooft de lust bekroopen, om in eene soort van Romançe die Geschiedenis te behandelen. | |||||||||||||||||||
Antonie.ô Deel ons die mede.... | |||||||||||||||||||
Cornelis.'Er zal zich naderhand wel eens een beter gelegenheid aanbieden.... Maar gij moogt het mij wel helpen onthouden. | |||||||||||||||||||
Dorothea.Zult gij het uw broeder erinneren, Juffr. Aagtje! als hij het misschien vergat. | |||||||||||||||||||
Agatha.ô Dat heeft geen zwaarigheid.... Als iemand van de kunst iets belooft, onthoudt hij dat zelf wel. | |||||||||||||||||||
Justus.Alweder een deftig gebouw, en hoe verrukkelijk schoon is deze Buitenplaats gelegen, daar hier de weg met zulke uitmuntende opgaande boomen beplant is. En weder een oude naam, Heeren Antiquarii! uit 's Lands Geschiedenis, Treslong, daarover zoudt gij wel kunnen spreeken, tot dat wij Hillegom bereikt hadden. | |||||||||||||||||||
Antonie.ô Als wij alles daaromtrent ophaalden, zou de tijd ons te kort vallen, wij hebben reeds de Weerelaan en Weerestijn, als ongemerkt aan onze linkerhand laten liggen, en wij zijn zo zagtjes aan de Vosselaan genaderd. | |||||||||||||||||||
[pagina 220]
| |||||||||||||||||||
Justus.Welke heerlijke boomgaarden zie ik van deze brug aan mijn rechterhand.... En welk een lief aartig boerinnetje koomt 'er daar met eene zwaare mand uitdragen.... Goeden morgen, meisjemaat! ben jij een Hillegomsche. | |||||||||||||||||||
Een Tuindersmeisje.Ja men Heer! Ik hoor te Hillegom te huis. | |||||||||||||||||||
Justus.Wel die mand lijkt mooitjes zwaar.... Wat heb je daar al zo in?... | |||||||||||||||||||
Het Tuindersmeisje.ô Zo vraagt men de boeren de kunst af.... Maar als je het weeten wilt, spergies, men Heer! schoon ik niet geloof, dat jij ze koopen zult.... | |||||||||||||||||||
Justus.Zie ik 'er dan zo weinig koopmanachtig uit.... waar hou je mij dan voor? | |||||||||||||||||||
Het Tuindersmeisje.Wel men Heer! voor een Leijdsche Student. | |||||||||||||||||||
Justus.Jij zult niet weêr raaden.... Maar daarom kan ik wel wat koopen. | |||||||||||||||||||
Het Tuindersmeisje.Dat zou kunnen zijn, maar mijne spergies zijn verkogt, en moet ik na de Logementen in Hillegom brengen. | |||||||||||||||||||
Susanna.Zie, welke voortreffelijke Aspergien; zulke ziet men niet veel. | |||||||||||||||||||
[pagina 221]
| |||||||||||||||||||
Het Tuineersmeisje.ô Ja Mevrouw! ons Hillegom is immers door de heele waereld om zijne spergies beroemd; gelijk trouwens om al de uitmuntende groenten en boomvruchten, die wij hier hebben. Mijn vader heeft mij wel verteld, dat bij het heugen van mijn grootvader zaliger de Regeering van Amsterdam de Groenlui van ons Dorp eene bizondere plaats op de Groenmarkt verleend heeft, om met uitsluiting van alle anderen, daar te mogen markten. | |||||||||||||||||||
Justus.Wel me dunkt, meisje! je bent een weinigje grootsch op Hillegom. | |||||||||||||||||||
Het TuindersmeïsjeOch, dat weet ik niet, men Heer! maar ik ben 'er gewonnen en geboren; en weet van de rest van de wereld niet veel.... Maar ik zou mijn tijd wel verpraaten.... Adie! - Adie! En zo spreekende snelde het aartig meisje zo vlug heenen met haare mand, dat de overige van het gezelschap schoon onbeladen geen lust hadden om haar te volgen. Adriaan had weder een aantal bloemen verzameld, waaronder de Waterkers bizonder de aandacht van het gezelschap tot zich trok. Die hebt gij aan den rand der sloot geplukt, zeide Antonie, dat fraai maar algemeen bekend bloempje noemt men Koekoeksbloem of kleine Waterkers. Zie welke fraaije ligtpaarsche bloemen zij voortbrengt.... Hoe aartig zijn de bladeren inge- | |||||||||||||||||||
[pagina 222]
| |||||||||||||||||||
sneeden; en welk een bevallig vertoon maken zij aan de rand en in de slooten zelve.... Hier brengt mij ook de naam Amerika, welke voor dezen tuin staat, te binnen, hoe ik in mijn vroegste jeugd, hier een aanleg van vreemde bizonder Amerikaansche gewassen gezien heb. Waarlijk dit land schijnt hoe Noordelijk gelegen recht geschikt voor het aankweeken van Bloemen, en ik ben het bijna met den ouden Berkhey eens, als hij in zijn Hofzang van de Hovenierkunst zegt: Die in Holland de climaten
Van uitheemsche Rijken, Staaten,
Tempert in deez' koude lugt,
Naar den eisch van bloem en vrucht:
Die waar 't mogelijk na 't Zuijen
Zelfs de Noorderpool zoudt kruijen,
Haar slechts weinig minder na....
Holland ware America!
Ondanks vloeden, ijsgang, stormen,
Zou men Nederland hervormen
Tot een Edens Paradijs;
Niets ontbrak hier naar 's Lands wijz',
Of men had hier een boschaadje
Van des Aardrijks Lustplantaadje.
Aziaan en Afrikaan,
Zag hier Lokus, Palmenblaan,
Dadelboom uit China's oorden,
Naast het Mastboom-hout van 't Noorden,
Eiken, Esch en Beukenboom,
Wilgen aan den waterstroom,
| |||||||||||||||||||
[pagina 223]
| |||||||||||||||||||
Zouden bij het groen der Elzen
't Specerijgebloemte omhelsen:
De Indus Ganges en de Euphraat
Schonk ons Cedren en Granaat.
Tuinen, Boomgaard en Gehuchteu
Zag men met uitheemsche vruchten,
Overal belaan in 't rond,
Ja dan zouden ze op deez' grond,
Weelig wassen, weelig groeijen.
Daar, waar boterbloemen bloeijen,
Thijm en Munte, met Camil,
Pinxterbloem aan beek en kil
't Cieraad zijn van ons Landsdouwen;
Daar zou men 't gebloemt beschouwen,
Dat op 's waerelds bloemtapijt
Geborduurd is wijd en zijd.
| |||||||||||||||||||
Agatha.Het zo nationaal Dichtstukje, waar uit deze regels genomen zijn, ken ik geheel van buiten. ô Hoeveel bevalligs is 'er niet in! Nu waren zij tot Hillegom genaderd, daar de spits van den tooren, even boven het groen uitsteekende de nabijheid van het Dorp aanduidt, en na eenig overleg besloten zij, bij loting, of zij in het Rechthuis, dan of zij in het Wapen van Friesland hunnen intrek zouden nemen. Het lot viel voor het Wapen van Friesland, waar aangenaame ververschingen aan het gezelschap werden aangeboden.... - Terwijl de spijs werd aangerecht, besloot men op voorstel van Cornelis en Anto- | |||||||||||||||||||
[pagina 224]
| |||||||||||||||||||
nie de Kerk te gaan bezigtigen. Bij het intreden zeide | |||||||||||||||||||
Cornelis.Waarlijk men moet zich verwonderen, in ieder Dorp, waar men komt, zulke groote kerkgebouwen aan te treffen. Het blijkt hier uit, welk een invloed de Geestlijkheid, hier te lande voor de vestiging van de hervorming gehad heeft. Deze kerk bestaat alleen uit het agterstuk of het koor van de oude kerk en van welk eene uitgebreidheid is dezelve nog. | |||||||||||||||||||
Dorothea.Ook weder pronkt deze kerk met een cierlijk orgel. | |||||||||||||||||||
Karel.Naar de uitgebreidheid te oordeelen zou hier de Gemeente der Hervormden nog al aanzienlijk in getal moeten zijn.... | |||||||||||||||||||
Antonie.Naar mijne beste onderrichting zal die niet veel het getal van 160 Leden te boven gaan. - Daar zelfs de meeste geschilderde glazen in deze kerk gebroken zijn, levert zij geheel geene bizonderheden voor een liefhebber der oudheden op. | |||||||||||||||||||
Agatha.Ei lieve! dat vers, dat zekere Weduw van eenen Wm. van Loon aan de linkerzijde van den Predikstoel heeft laten stellen, verdient, om deszelfs gevoelens, wel de aandacht. Ei Broeder! lees gij het eens voor. | |||||||||||||||||||
[pagina 225]
| |||||||||||||||||||
Cornelis leest.ô Godt, die 't ongenaakbaar licht bewoont,
Met majesteit van 't Hemelsch Hof gekroont,
Laat hier de kragt van ons ootmoedigh smeeken,
Door uw genaê tot door de wolken breeken.
Vergeef de schuldt, die 't wroegende gemoed
Met smert gevoelt: Laat Jesus dierbaar bloedt
De vuile sinet van onze daaden wissen.
Hij zij een licht in 's waerelds duisternissen,
Zijn waarheid leve en overwinn': zijn woordt
Zij hier zo rein verkondigdht, als gehoort.
Geen uitheemsch juk, geen dwang van 't vrij geweten
Beknelle ons ooit met een benaauwde keten,
Noch stoor den dienst van 't Heilverbondt in 't Landt.
De Vrijheit, door uw Almagt hier geplant,
Staa altijd vast in haaren standt en waarde.
Tot dat hier naa een nieuwe beter aarde,
Bij u belooft, daar liefde en vrede leest,
Ons opneeme in het rijk dat Christus geeft.
Dit is hier gesteld ter begeerte van
Margaretha Bas
Weduwe van Mr. Willem van Loon, Schepen en Raad
der Stad Amsterdam, MDCLXXIX.
Waarlijk met die denkbeelden, zo als mijne Zuster reeds scheen vooraf te gevoelen, kan ik mij wel vereenigen.... | |||||||||||||||||||
Justus.Beter misschien dan met de verhevenheid van de poëzij. | |||||||||||||||||||
[pagina 226]
| |||||||||||||||||||
Cornelis.Wanneer men dit stuk beschouwt, als moetende meest gelezen worden door dorpelingen, die dit Kerkgebouw van tijd tot tijd bezoeken, dan geloof ik, dat deze eenvoudige trant beter daarvoor bereekend is, dan dat dezelfde gedachten in zwieriger beelden bekleed waren. - Waarlijk in deze kerk zijn de çieraaden weinig of geene, zelfs ontdek ik 'er geen blijk van het Dorpswapen. | |||||||||||||||||||
Antonie.Indien ik daaromtrent wel onderricht ben, en gij daarna eenige nieuwsgierigheid hebt, dan kan ik u zeggen, dat het bestaat in drie Lelies waarvan de twee bovenste door een' dwarsbalk van de onderste afgescheiden zijn. | |||||||||||||||||||
Agatha (de kerk uittredende).Hier agter schijnt, naar ik merken kan aan den hoop kinderen, die zich allen een weg op begeeven, de school van het Dorp te zijn.... Waarlijk aan alle oorden van dit land, waar men de voeten maar zet, ontmoet men scholen. | |||||||||||||||||||
Cornelis.Zowel hier, als ook te Bennebroek en te Heemstede beide, heeft men zeer goede, reeds even gelijk deze meer of min naar de nieuwe leerwijze ingericht. | |||||||||||||||||||
Antonie.ô Wanneer dit volk, naar de pogingen die men aanwendt, om hetzelve te beschaven, ook beter word, dan zal 'er eerlang geen beter volk onder de zon zijn dan de Nederlanders. | |||||||||||||||||||
[pagina 227]
| |||||||||||||||||||
Nu kwam men in het logement terug. Men vondt daar de tafel zeer netjes gedekt en reeds voorzien met goudgeele Leijdsche grasboter, en met brood, dat door witheid van kleur zelf min hongerige gasten zou graag gemaakt hebben. Men toefde ook niet lang met aanteschikken, toen de voortreffelijkste Meirbaars in twee fraaije porçeleinen kommen werd opgedragen. De Dames hielden zich onledig met het handig smeeren van het brood, terwijl de Heeren de glazen door den witten wijn deeden schuimen. Onder de gewoone tafelgesprekken werd de maaltijd doorgebragt, daar de Waterbaars werd opgevolgd door groote sausbaars, die Fritsje het eerst oogenblik om derzelver grootte voor schelvissen hieldt, en door gebraade paling, die zo om haar doorvoedheid als om haar uitmuntende toebereiding den lof van alle gasten wegdroeg. Bij het nagerecht bekleedden de geurige aardbeziën de eerste plaats, daar al het overige als china's appelen en de gewoone kleinigheden van gebak verre agter gesteld werden bij die verkwikkende landvrucht, waarbij sommigen den aangenaamen en vetten room, die in glaazen compôtes was aangebragt, gebruikten. | |||||||||||||||||||
Agatha.Daar zijn nu de Aardbeziën, waarvan wij heden morgen gesproken hebben. Zie 't is, of ze ons van den schotel toelachen. 't Is waarlijk, of een geur uit dezelve opgaat. Cornelis! gij hebt eens een klein stukje op de aardbeziën gemaakt. Ei lieve! zeg dat eens op, als gij het nog weet. | |||||||||||||||||||
[pagina 228]
| |||||||||||||||||||
Cornelis.Ik had het gezelschap mijne Romançe op Gerrit van Velsen denken voortelezen, maar mij dunkt het kan bij 't nagerecht wel met een korter gedichtje bestaan; misschien, dat zich vervolgens daartoe ook beter gelegenheid opdoet. Zo gij dan luisteren wilt, dit is het stukje, dat mijne Zuster bedoelt. Ik heb het gemaakt, toen de smaak voor rijmelooze versen meêr plaats had, dan tegenwoordig, bij gelegenheid, dat ik aan zeker aartig Meisje, een korfje met aardbeziën toezond. Lieve Krisjen! in dit korfje,
Fijn gevlochten, rein en ligt,
Zult ge een landgeschenkje vinden,
In een kom, zo wit als krijt.
Ei slaa met uw zagte handjes
't Deksel open, schoone Maagd!
Zeker spreidt de zoete geur zich
Door uw gantsche kamer heen.
Lieve, ja! 't zijn aardebeezjen,
Rijp gestoofd door zomergloed,
Warm nog door de zonnestraalen,
Heel voorzigtig afgeplukt.
Mijne Zuster was de plukster,
ô Gewillig scheiden zij,
Op het eerste en kleinste trekje,
Van de dunne steeltjes af.
| |||||||||||||||||||
[pagina 229]
| |||||||||||||||||||
Dat ze u aangenaam verfrisschen,
Is ons beider hoop en wensch,
En uw vriend, bevallig Meisje!
Voegt 'er nog dit woordje bij.
De Aardbei zij vrij rood en geurig,
ô Die kleur word bleek en flaauw,
Als ik op uw lipjes staare,
Rood als levendig koraal.
En haar geur, wat zou die haalen,
Meisje neen! haar geur vervliegt
Bij een enkel geurig kuschje,
Van uw lipjes, rood en frisch.
| |||||||||||||||||||
Justus.Zo, zo.... dat moet al een lief bekje geweest zijn.... 't Is intusschen goed, dat gij uw Romançe niet hebt opgezegd, want die zou ik maar gedeeltelijk hebben kunnen hooren, daar het mijn tijd word, om, zo ik niet te laat in Leijden wil komen, dat mijn oogmerk is, van hier te vertrekken. | |||||||||||||||||||
Cornelis.Wij zullen u geleiden. - Gij hebt nog ruim den tijd,... en kunt gerust nog wat van het naagerecht gebruiken. | |||||||||||||||||||
Antonie.Ik weet niet waar het hapert, maar de rijmelooze versen smaaken mij maar half: voor zulke losse | |||||||||||||||||||
[pagina 230]
| |||||||||||||||||||
stukjes als dit kan het nog wat gaan, maar in eenigzins uitgebreide stukken ben ik 'er dan geen voorstander van. Ook ik zie met genoegen, dat veelen onzer Dichters en Dichteressen meestäl tot het rijm terug keeren. | |||||||||||||||||||
Cornelis.Was onze prosodie meêr bestemd, en waren onze Landgenoten 'er meêr aan gewoon, men zou in onze taal wel goede rijmelooze versen kunnen krijgen. Waarlijk wij hebben reeds eenige proeven, die bewijzen hoe verre men het daarin door verdere volmaking zou kunnen brengen.... | |||||||||||||||||||
Karel.Nu word het tijd, dat wij onzen vriend Just na de schuit, ten minsten een eind weegs, geleiden. Hier stondt het gezelschap op van tafel en wandelde na de Laan, die na de Leijdsche Vaart leidt. Onder de fraaije Lindeboomen, die het plein voor de kerk verçieren, was een oude vrouw bezig met water te pompen. De groote helderheid van het water viel Antonie in het oog en aan de oude vrouw dit betuigende voerde hem deze tegen: Ja Men Heer, toen ik een klein meisje was, zo om en aan het jaar 40, werd door den Heer van Hillegom deze put hier gezet... 't Is waarlijk een groot aangenaamheid voor een dorp, als het zulke eene uitmuntende put heeft. Geloof me, Men Heer! zulke goede dingen maken, dat een mensch lang in zegening blijft. Nu sloeg men de schoone en lange laan in, welker | |||||||||||||||||||
[pagina 231]
| |||||||||||||||||||
gezigt door de verscheidenheid van het geboomte en de voortreflijke verschieten allen op nieuws in verrukking bragt over de uitstekendheid van dit oord.... Vol daarvan zeide Dorothea: 't Kan zijn, dat 'er streeken zijn, die even bekoorlijk zijn als deze, maar in waarheid, bekoorlijker kan ik 'er mij geen verbeelden. Zie die laan eens ter rechterzijde in, die na de Zanderij leidt, welke fraaije hooggetopte boomen! welke schoone Beek stroomt van onze linkerzijde terwijl wij door eene der schoonste laauen wandelen, die men zich voorstellen kan. | |||||||||||||||||||
Adriaan.Zie Frits wat beweegt daar door het gras? | |||||||||||||||||||
Fritsje.Hoe schielijk schoot het mij voorbij.... | |||||||||||||||||||
Antonie.'t Is zeker een Hagedis geweest.... Dit aartig diertje laat zich door zijne snelheid moeielijk vangen. Het heeft in zijne gedaante eenige overeenkomst met de krokodil. | |||||||||||||||||||
Susanna.Ik heb wel gehoord, dat zij vergiftig is.... | |||||||||||||||||||
Antonie.Het schijnt dat de menschen liefhebberij hebben, om de waereld zo vol van vergift te maken, als mogelijk. Wat maakt men elkander niet al wijs van spinnen, van padden, van de staarten van muizen.... Ik wenschte, dat men mij maar voorbeelden aanwees.... | |||||||||||||||||||
[pagina 232]
| |||||||||||||||||||
Susanna.Nu maak 'er u niet driftig over. | |||||||||||||||||||
Antonie.Ik kan niet zonder eenige drift hooren, dat de menschen zich het leven nutteloos onaangenaam maken, door alles te beschouwen als vol vergift en gevaar, daar veel van het kwaad nergens anders gevonden word dan in hun eigen hersenschimmen, en de vooroordeelen, die van ouders op kinderen overerven.... En daarom druk ik mij, als 'er kinderen of jongeluî bij zijn, altijd daarover wat sterk uit. | |||||||||||||||||||
Justus.Nu Aagtje en Doortje! nu begint mijn tijd kort te worden.... Ik begin zagtjes aan het einde van de Laan te zien, en dan moet ik u aan de zorg en bescherming van de overige Heeren overlaten.... | |||||||||||||||||||
Agatha.'t Is hier te land gelukkkig zo veilig, dat wij niet veel bescherming zullen noodig hebben. | |||||||||||||||||||
Justus.Nu Doortje! mijne vriendelijke groete aan Willem, als gij hem spreekt. 't Is jammer, dat hij heden niet van de partij geweest is. Een weinig minder wreedheid Dulcinea tegen uw getrouwen Ridder.... | |||||||||||||||||||
Susanna.Gij hebt u heden nog al vrij wel gehouden, maar nu wordt het tijd, dat wij scheiden.... Hier nam Justus asscheid van het gezelschap, | |||||||||||||||||||
[pagina 233]
| |||||||||||||||||||
dat links om sloeg en langs den anderen kant der Beek terug keerde na Hillegom, dat ook van deze zijde een aangenaam vertoon aan hun opleverde, terwijl zij langs bloeijende aardappelplanten wandelende de oude en nieuwe Beek zich bij een fraaijen en teekenachtigen bogt zagen vereenigen, en tegen het agterhuis der schole de rijkbeladen abricoosenboomen met genoegen beschouwden, als ook de fraaije ligging van den tuin der Pastorij, zo rijk van vruchtboomen voorzien. Daar zijn wij weder in het Dorp, zeide Cornelis - zie hoe heerlijk ligt daar aan de Rijweg het zogenoemde Hof van Hillegom. | |||||||||||||||||||
Antonie.Reeds in de 15de Eeuw (1440) is het bekend geweest als een Leen van Holland. - In diezelfde Eeuw (1481) is het verbrand en is altijd in het bezit van de aanzienlijkste geslachten des Lands geweest. | |||||||||||||||||||
Dorothea.Waarlijk onze oude aanzienlijke familiën hebben zeer goeden smaak gehad, in het uitkiezen van de fraaiste gelegenheden.... Op zijde kan men nog iets van het oude zien, maar heerlijk vertoont zich dit Lustverblijf van vooren, geheel in den nieuwen smaak, en zo bekoorlijk op eene hoogte gelegen. | |||||||||||||||||||
Agatha.Zie eens Antonie! in den gevel van dit huis aan de rechter zijde van den weg staat het jaartal 1391 op een steen. | |||||||||||||||||||
[pagina 234]
| |||||||||||||||||||
Antonie.Nu ik staa 'er u voor in, dat dit huis van laater tijd is.... en het schijnt wel van denzelfden ouderdom als het Roomsche Armenhuis, dat 'er naast gevonden word. | |||||||||||||||||||
Karel.Al weder een Armenbuis! Hoe zouden vreemdelingen versteld staan, als zij eens recht wisten, hoe veel zorge hier te te lande van ouds af voor de behoeftigen gedragen is. | |||||||||||||||||||
Susanna.Waarlijk het zal zagtjes aan tijd worden, dat wij ten minsten den weg na huis aannemen. Naadat men nog eenige oogenblikken in het Logement vertoefd had, nam men de terug reize aan, waar men vooraf zich had doen onderrichten wegens de ligging der Roomsche Kerk, en daar men verstaan had, dat die een weinig van den gemeenen weg afgelegen was, sloeg men het Dorp uitgekomen, en de Venniplaan ter rechterhand latende liggen, dien zijweg in: en gereedelijk in de Kerk toegelaten zeide Agatha tegen de Dienstmaagd van den Priester: Een nette Kerk, Meisje. | |||||||||||||||||||
Dienstmaagd.Ja, Juffrouw! maar zij is veel te klein om de Lieden, die hier te kerk komen, te kunnen bevatten; 'er moet een groot gedeelte buiten de kerk blijven. | |||||||||||||||||||
Antonie.Is het getal der Roomschgezinden hier zo groot? | |||||||||||||||||||
[pagina 235]
| |||||||||||||||||||
Dienstmaagd.Ja, Mijn Heer! 'er zijn hier meer dan vijfhonderd, en gij begrijpt, dat dit gebouw daartoe te klein is. | |||||||||||||||||||
Cornelis.De Schilderijen, vooral het altaarstuk, dat de Geboorte voorsteit, is zeer goed.... | |||||||||||||||||||
Susanna.En aan wie is deze Kerk toegewijd?... | |||||||||||||||||||
Dienstmaagd.St. Maarten, Mevrouw! is de patroon van deze Kerk. | |||||||||||||||||||
Adriaan.Ja boven de deur die na den trap voor het orgel gaat, heb ik een versje gelezen; waarin staat dat St. Maarten eerst Soldaat geweest is en daarna Bisschop werd, en dat hij tegenwoordig Patroon van deze Kerk is. | |||||||||||||||||||
Dienstmaagd.Dat hebt gij wel gelezen, jonge Heer! ook hier aan de linkerzij van den outer staat nog eens zijn beeld. Het gezelschap de Kerk uitgetreeden en een eindweegs opgewandeld zijnde, vroeg Fritsje: Heden, Moeder! waarom zijn 'er in onze Kerk ook niet zulke beelden en schilderijen? Dat vind ik wel mooi. | |||||||||||||||||||
Susanna.Lieve Frits! Gij zijt nog te jong, om dat te kunnen begrijpen. | |||||||||||||||||||
[pagina 236]
| |||||||||||||||||||
Agatha.aant.Ik voor mij zou nog zo een enkel beeld en goed schilderstuk in de Kerk wel mogen lijden. Wij zijn en blijven toch zinnelijke menschen. En eveneens, als men door de zinnen zelve aanleidingen ontvangt tot verkeerde begrippen en neigingen: eveneens kan men ook daardoor zeer nuttige aanleidingen opdoen. 't Is in onze Protestantsche Kerken zo, als of alle de leden wijsgeeren zijn.... en dat verschilt tot verbaasd veel. | |||||||||||||||||||
Antonie.Bij alle hervormingen zo wel in het Godsdienstigen als in het Staatkundige, gaat men gewoonlijk eenige schreden verder, dan het nuttige en noodzakelijke, of omdat de driften de hervormers beheerschen, en alles afmeten niet naar de schaal van het algemeen menschenverstand, maar naar die van hunne eige begrippen en vooroordeelen.... En dat zal wel altijd zo blijven; omdat de hervormers menschen zullen blijven.... Maar zo al praatende zijn wij weder op den weg gekomen, die ons langs die vruchtbaare en rijkbeladen vruchtboomen na het zo aangenaam gelegen Treslong terug brengen. | |||||||||||||||||||
Dorothea.Zie eens hoe aan die peereboomen met hunne rijzige stammen en van onder de gladde bladeren de gezette peeren zich beginnen vertoonen,... terwijl zich nog de appelen verschuilen en men ze maar weinig van de bladeren onderscheiden kan, (Fritsje optillende en over de haagdooren-haag latende heen zien) | |||||||||||||||||||
[pagina 237]
| |||||||||||||||||||
Kijk eens, jongelief; welk een menigte aalbeziën en kruisbeziën boomen. Daar zoudt gij wel eens willen te gast gaan.... niet waar? | |||||||||||||||||||
Fritsje.Moeder heeft mij beloofd, dat ik dit jaar kersen in de Wijk zal eeten.... En die lust ik nog liever als aalbessen.... | |||||||||||||||||||
Dorothea.Gij moet geen Lekkerbekje worden.... ô De aalbeziën zijn een zo uitmuntende en gezonde vrucht.... Ik zie met vermaak, dat 'er op sommige reeds een kleurtje schijnt te komen. | |||||||||||||||||||
Susanna.Ik ben blij, dat wij weer in de lommer voor Treslong gekomen zijn. Hoor, hoor hoe lief het gevogelte hier zingt.... 'Er zijn wel geen nachtegaalen onder, maar ik vind buiten het getjelp der musschen zelfs aangenaam.... | |||||||||||||||||||
Dorothea.Hoort gij wel het gekir van de wilde tortels? | |||||||||||||||||||
Cornelis.ô Het geluid van die vogels is bij uitsteekendheid aangenaam aan tedere verliefden, die het noodlot van elkander scheidt. Is het niet waar, Doortje! - Gij zult misschien.... | |||||||||||||||||||
Dorothea.Ei! ei! Just is verdweenen, en gij vat de taak weder op.... Nu ja ik vind dan iets aangenaams in het gekir van den tortel,... 'er is iets waarlijk tederklagende in hunne toonen.... | |||||||||||||||||||
[pagina 238]
| |||||||||||||||||||
Antonie.Daar vliegt het lieve paar heenen. Men wil, dat de doffer slechts één wijfje kiest, en dat wanneer een van beide sterft, de ander eenzaam blijft leven, zonder zich een nieuwen medgezel te kiezen. | |||||||||||||||||||
Karel.En om die reden wordt de tortel altijd gehouden voor het Zinnebéeld der Huwlijksliefde. | |||||||||||||||||||
Cornelis.Daarom zegt vader Vondel in de Rei van de Edelingen in Gijsbrecht van Amstel. Door deeze liefde treurt
De Tortelduif, gescheurt
Van haar beminde Tortel.
Zij jammert op de dorre ranck
Van eenen boom verdrooght van wortel
Haar leven langk.
| |||||||||||||||||||
Karel.Door onderhoud valt de tijd kort.... Weder zijn wij hier bij Horstendaal en nog maar weinige stappen, en wij zullen weder aan de Hillegommer duinen zijn. | |||||||||||||||||||
Antonie.Maar vooraf moeten wij nog den Weligen Berg voorbij. | |||||||||||||||||||
Cornelis.'t Is immers dit kleine huisje, dat dien naam draagt. | |||||||||||||||||||
[pagina 239]
| |||||||||||||||||||
Antonie.Men wil dat het in vroeger tijd een soort van Jagthuis plagt te zijn, althans zo zegt de overlevering. En in deze streek moet een heuvel in vroeger tijd den naam van den Weligen Berg gedragen hebben. In oude tijden was het de gewoonte, dat de nieuwgetrouwde Bruiden uit Haarlem den tweeden dag naa de bruiloft daarheen in wagens gevoerd werden; waar zij dan van hunne vriendinnetjes een soort van plegtig afscheid namen; om zich voordaan geheel aan het huwelijk en de zorgen van het huishouden toetewijden. | |||||||||||||||||||
Cornelis.Wat zegt gij daarvan, Doortje! | |||||||||||||||||||
Dorothea.Wel dat het eene aandoenlijke plegtigheid moet geweest zijn.... Nu ik denk, dat het meêr zal geweest zijn, om nog een plaisierpartijtje naa den bruiloft te hebben, dan dat men zich daaraan zo plegtig en stipt zal hebben gehouden. Althans, schoon ik wel begrijp, dat het de pligt is van een vrouw, om zich minder met haare vriendinnetjes op te houden, dan toen zij ongerouwd was, zie ik het huwelijk niet aan voor zodanigen band, waardoor men alle voorige betrekkingen zou moeten afsnijden. | |||||||||||||||||||
Susanna.In 't geheel niet, Doortje! ô die plegtigheid aan den Weligen Berg zal waarschijnlijk van dezelfde beteekenis geweest zijn, als de Bruidstraanen | |||||||||||||||||||
[pagina 240]
| |||||||||||||||||||
tegenwoordig.... Die traanen droogen ook nog al spoedig op. Is 't niet waar, Karel? | |||||||||||||||||||
Karel.Ik ben blij; dat gij zo gunstig over uwen staat denkt. | |||||||||||||||||||
Susanna.Maar gij zoudt toch mijn' staat nu nog aangenaamer kunnen maken, als gij mij hier op dezen rullen weg den arm boodt. | |||||||||||||||||||
Karel.Zie, Doortje! zo maakt men elkander het leven gemaklijk in het huwelijk. | |||||||||||||||||||
Agatha.Gij moogt het mij ook wel wijzen.... Of gelooft gij, dat ik 'er zo van overtuigd ben, dat ik geen nieuwe bewijzen noodig heb. | |||||||||||||||||||
Dorothea.Welk een aartig huisje staat op het gindsche hooge duin. | |||||||||||||||||||
Cornelis.Dit behoort tot den nieuwen aanleg, die sedert weinige jaaren in de Hillegommer duinen ondernomen is. Laaten wij een weinig in de hoogte klimmen. 't Mag hier wat rul zijn, maar ziet hier in het hartje der duinen, niet alleen velden met aardappelen, maar ginds ziet gij een veld met rogge.- Wat verder een ander met tarwe.... Daar neemt men een proef met garst.... En het zijn geen proeven in het klein.... Zie welke uitgestrektheid van verscheide morgens hier met allerhande soorten van | |||||||||||||||||||
[pagina 241]
| |||||||||||||||||||
graanen bedekt zijn. Hier was weinige jaaren geleeden niets dan bar zand te vinden. | |||||||||||||||||||
Agatha.Uit dezen koepel moet een voortreflijk gezigt zijn over de omgelegene landen.... | |||||||||||||||||||
Cornelis.Zo schoon als men 't zich bijna ergens verbeelden kan.... Ten Oosten ziet men het Meir in haare volkomen uitgestrektheid, met de dorpen aan de overzijde gelegen; ten Zuiden verliest men zich in al het fraai geboomte van Hillegom, en ten Noorden ziet men de heerlijke plantagiën van Bennebroek; en in het verder verschiet ziet men even de toorenspits van Haarlem boven het geboomte uitsteeken. - Ten Westen loopt 'er het gezigt over de Leijdsche Vaart en stuit eerst tegens de duinen der Noordzee. En bepaalt men zich van naderbij, dan ziet men neder op eene verscheidenheid van graanen en gewassen, die zich op eene bekoorlijke wijze afwisselen. Daarenboven heeft men niet alleen bij dezen aanleg voor het vermaakelijke gezorgd. Neen! op een' kleinen afstand van de Leijdsche Vaart is eene uitsteekend ruime schuur gebouwd met alle gerijflijkheden geschikt voor eenen dorschvloer en een bergplaats voor graanen. | |||||||||||||||||||
Agatha.Zeg mij eens, Broeder! eer wij weder na beneden klimmen, ik zie daar nog huizen hier en daar verspreid liggen; behooren die tot Overveen? | |||||||||||||||||||
[pagina 242]
| |||||||||||||||||||
Cornelis.aant.Eigenlijk zijn dit de huizen die de Vogelezang uitmaken. | |||||||||||||||||||
Antonie.Daar stondt vooheen het van ouds bekende Huis in de Vogelezang, waar Graaf Floris de V. zich met zijn Hof in ouden tijd verlustigde; en men vindt nog een weg die daarom den naam van den Graavenweg draagt. Maar van dat oude huis is niets meer overig. 'Er is ook in de Vogelezang een groote Roomsche Kerk, aan Maria toegewijd; die egter, door dat men nu te Hillegom een Kerk heeft, veel te groot is. | |||||||||||||||||||
Cornelis.Ook sedert het jaar 1796 heeft men daar een school; daar de kinderen voorheen genoodzaakt waren zich na Bennebroek te begeven. | |||||||||||||||||||
Antonie.Men spreekt ook nog van een sprunkel van den Rhijn, die daar zou te vinden zijn, maar alle mijne naspooringen daaromtrent zijn vruchteloos geweest, en ik geloof niet, dat 'er iets van overig is. Ook in dit aangenaam oord vindt men eenige beroemde Buitenplaatsen, als Woestduin, Groesbeek en Leijduin, en vooral moet men hier Boekenroode van den Heer van Eijs niet vergeeten, die zo veele proeven doet, ter verbetering van den Vaderlandschen Landbouw. | |||||||||||||||||||
Cornelis.Noem daarbij ook vrij de onvermoeide pogingen | |||||||||||||||||||
[pagina 243]
| |||||||||||||||||||
van den Landman Gerrit Buis, die, in deze streek woonende, zich met zoveele premiën van Maatschappen en Genootschappen, die zich op den Landbouw toeleggen, vereerd ziet. - Onlangs hem ontmoetende, stopte ik uit een doos, die hem de Maatschappij van den Landbouw vereerd had. | |||||||||||||||||||
Karel.Waarlijk men kan niet anders dan al zulke pogingen en ondernemingen prijzen, en ze aan geen andere dan vaderlandlievende oogmerken toeschrijven; want waarlijk het is een der spreekendste bewijzen van liefde voor zijn geboorteland, wanneer men die streeken van hetzelve, welke te vooren onvruchtbaar waren, in vruchtbaare akkers herschept,... en dus aan het naageslacht het Vaderland in eenen beteren staat agterlaat, dan waarin men het van zijne voorouders ontvangen heeft. - Wanneer men den Landman door aangenaame geschenken uitlokt, om proeven te nemen in die allernatuurlijkste kunst, tot welker beoefening de mensch zodanig geschikt is, dat het de eenige is, welke alle menschen zouden kunnen ter hand nemen, waardoor zij zich gelukkig en minst afhangelijk van anderen zouden zien. Ik kan mij het bestaan van een waereld van Landbouwers, maar geen waereld van Geleerden, van Timmerlieden, van Wevers enz. voorstellen. Alles komt oorspronglijk tot den Landbouw terug. 't Verheugt mij daarom ook, dat het Gouvernement van dit Land, (want de pogingen van afzonderlijke persoonen hoe losfelijk, | |||||||||||||||||||
[pagina 244]
| |||||||||||||||||||
en schoon zij zelfs tot Genootschappen en Maatschappijen zich vereenigen, baten weinig, als de opperste magt in een Land dezelve niet ondersteunt) 't verheugt mij daarom ook dat het Gouvernement van dit Land de zaak des Landbouws ernstig ter harte neemt. Om maar een voorbeeld aantehalen, zij het genoeg, dat het Gouvernement den bouw van de Wouw, eene onontbeerlijke verwstof in ons Land op de kragtigste wijze aanmoedigt, opdat wij dat, het geen wij op onzen eigen grond kunnen krijgen, bij vreemden niet zouden behoeven te zoeken. | |||||||||||||||||||
Agatha.Mijn Heer! gij weidt breed uit in den lof van den Landbouw. | |||||||||||||||||||
Antonie.Wel waarlijk 'er word ons hier eene zo schoone gelegenheid, als ergens toe gegeven. | |||||||||||||||||||
Susanna.En ik wenschte dat 'er gelegenheid gegeven werd tot het roemen van het aanleggen van een' goeden weg door de Hillegommer duinen. | |||||||||||||||||||
Antonie.Buiten twijfel verdienen zij, die groote Wegen aanleggen, mede den lof van hunne tijdgenoten en die van het naageslacht. Zo hebben het althans alle groote mannen begreepen. | |||||||||||||||||||
Susanna.Nu wij zijn 'er dan doorgeworsteld en ik ben blij, dat wij zo nabij het kleine boschje zijn, dat, zo ik meen, bij de Herberg de Geleerde Man uitkomt.... | |||||||||||||||||||
[pagina 245]
| |||||||||||||||||||
Karel.Gij hebt gelijk.... Daar ziet gij reeds het huis.... | |||||||||||||||||||
Adriaan.Wel dat is een fraai Uithangbord.... Een man met een ladder om zijn hoofd.... En moet dat nu een Geleerde Man verbeelden? | |||||||||||||||||||
Cornelis.Zeker, zeer zeker, zie maar zo gij het niet gelooven wilt, in den gevel staat een diergelijke beeldtenis uitgehouwen.... En waarlijk als gij dien man ter degen bekijkt, is immers zijne kleding zodanig, dat gij, zo gij in oude printen ooit geleerde Doctoren of Professoren gezien hebt, al had de man geen boek in de handen, hem onmiddelijk voor geleerd zoudt moeten houden. | |||||||||||||||||||
Adriaan.Maar zeg mij, wat beteekent dan toch die ladder? - | |||||||||||||||||||
Cornelis.Wel 't is aartig, dat gij zo onvatbaar zijt voor geestigheden.... Men noemt immers een ladder, althans in verscheide plaatsen, een leêr. - En immers iemand die zulk een leer om den hals heeft heet met recht geleerd. | |||||||||||||||||||
Adriaan.ô Dat vind ik niet aartig. | |||||||||||||||||||
Cornelis.Dat is mij aangenaam, omdat ik zie, dat gij een' afkeer hebt van valscht vernuft. Men plagt met die soort van geestigheden hier te land dan hoog | |||||||||||||||||||
[pagina 246]
| |||||||||||||||||||
te loopen.... Maar als men die zelfs in steen uitgehakt, en nog daarenboven geschilderd ziet, krijgt men van zulke loopjes nog grooter afkeer, dan dat men ze alleen bij gesprek hoort. | |||||||||||||||||||
Antonie.'Er moet een tijd geweest zijn, waarin de valsche geestigheid, die ook bizonder omtrent naamspelingen werkt, bij onze beste Dichters in gebruik was. Als men nu eens van iemand, die Leonardus heette, zeide:
Gij Leo zijt wel sterk, maar Nardus zoet ven geur.
Zeker zou ieder, die thans met zo iets voor den dag kwam, geweldig op de vingers getikt worden, en ondertusschen is die regel van niemand minder dan van den grooten Vondel. | |||||||||||||||||||
Karel.Ja zo schikt men zich natuurlijk naar de denkbeelden van zijn' tijd. Als men eens nauwkeurig wist, hoe veel men, niet alleen in werken van vernuft, maar in ons burgerlijk, om niet te zeggen zedelijk gedrag, ongemerkt van den smaak der Eeuw aanneemt, ik geloof, dat men zich verwonderen zou, dat men zo weinig oorspronglijks heeft, en zo heel veel, dat men van anderen ontleent. | |||||||||||||||||||
Agatha.Ik begrijp u, gij houdt dan de geestigheid van de woordspelingen voor een antiquiteit, even eens als de klederdragt van den geleerden Doctor.... | |||||||||||||||||||
[pagina 247]
| |||||||||||||||||||
Cornelis.Die zal elkander zoveel niet ontloopen. Maar als men tegenwoordig de devisen op de snuifdoozen raadpleegt, dan zijn die çijfers waarlijk niet veel beter, dan die naamspelingen. En zij zijn somtijds nog duisterer. | |||||||||||||||||||
Dorothea.ô Bedoelt gij de cijfers op de Snuif- en Bon Bon doozen. Ja! ja! die zijn van hetzelfde allooi. Hier heb ik 'er een. Zie mij eens: Elle a mille attraits word door deze letters en die twee pijltjes uitgedrukt. | |||||||||||||||||||
Cornelis leest.L A Heerlijk gevonden! 't Is wel fraai, dat onze nabuuren ons met zulke vernuftige uitvindingen dienen. | |||||||||||||||||||
Karel.ô Men moet die dingen ook niet al te naauw nemen. De Heeren Wijsgeeren, die ook hunne kinderachtigheden hebben, moeten zo gestreng niet zijn omtrent het overig gedeelte van het menschdom, dat hun juist in hunne hooge vlucht niet volgen kan. | |||||||||||||||||||
Cornelis.Ik staa het u gedeeltelijk toe, maar intusschen kan ik niet geheel toegeven, dat het geene nuttigheid hebben zou, dat men den smaak meêr en meêr zuivert. Dat kinderen een verguld pagtpenningje | |||||||||||||||||||
[pagina 248]
| |||||||||||||||||||
voor goud houden, kan 'er door, maar een volwassen mensch zou zich daardoor belachlijk maken. | |||||||||||||||||||
Susanna.Hoe heerlijk is hier het gezigt in die allée, welke tot het Dorp zich uitstrekt, en die wij heden morgen aan den anderen kant gezien hebben. Waarlijk ook van deze zijde maakt de kerk van Bennebroek eene fraaije vertooning, en welk een fraaije doorzigt op een veld, waarop weder uitgelezen koebeesten grazen. 't Gezigt van het Buiten Duinlaan, dat langs die fraaije allée ligt, heeft ook een voortresfelijk uitzigt op deze landstreek. Terwijl Susanna dus sprak, kwam 'er een chais met twee schoone paarden - en de Kastelein stoof met drift de deur uit vraagende: Wie heeft de zweep aan de Haagsche Schouw van middag gewonnen? De Heeren sprongen van de chais; Geef een glas Conjac, zeide de een. Geef een pijp riep de ander. Je vraagt wie de zweep gewonnen heeft, Hospes! Dat weet jij net zo goed als wij.... Het was harddravers spel - alles verwarring en rusie. | |||||||||||||||||||
Karel (tegen een der Heeren.)Heb ik het genoegen niet van u te kennen, Mijn Heer! | |||||||||||||||||||
Een der Heeren.Wel wie had u hier verwacht. Ik had gisteren affaires te Leijden, en mijn vriend animeerde mij, om van daag eens na de Schouw te rijden, en daar het niet drok aan de beurs loopt, liet ik mij overhaalen.... Maar het heeft juist niet veel aan | |||||||||||||||||||
[pagina 249]
| |||||||||||||||||||
mijn verwachting beantwoord.... 'Er kwamen paarden genoeg om te draven, maar de toestel duurde mij veel te lang. 'Er waren zeker zeer fraaije paarden. Een was 'er bizonder, ik meen van Leijden, dat 'er dan heerlijk uitzag. Ik had 'er terstond een goed oog op.... en het verdiende ook naar mijn gedachte de zilveren zweep.... Maar het scheen in plaats van gedraafd, gegalloppeerd te hebben, althans men raakte in een zo bevigen twist, of men herrijën zou of niet, dat wij geen' tijd langer hadden, om den uitslag aftewachten.... daar ik nog bijtijds in de stad wil zijn, om de Fransche brieven, en het zou mij niet ontschieten, al kwam het geheel niet tot een beslissing.... Neen! dan heb ik het te Buiksloot en op Halfweg Haarlem wel beter gezien,... daar behoeft men niet om na de Haagsche Schouw te reizen. Maar ik zie dat de paarden reeds gedronken hebben, Adieu! mijn vriend! | |||||||||||||||||||
Karel.Vaarwel; wel te huis! | |||||||||||||||||||
Agatha.Ik heb maar eens zo eene harddraverij gezien, en schoon ik mij over de snelheid der paarden verwonderde, had ik toch groot medelijden met de fraaije dieren, die ik wel geloof, dat geschikt zijn, om op een redelijke wijze den mensch ten dienst te staan, maar geheel niet om, naar de willekeur van dezen of geenen losbol, die zelfs niet eens het beest berijden durft, in een oogenblik dikwijls geheel bedorven te worden. | |||||||||||||||||||
[pagina 250]
| |||||||||||||||||||
Antonie.Ja lieve Juffrouw! de mensch is over het algemeen een tiran over het vee, en schoon het zeker hard valt, om een paard met knikkende beenen de zwaare lasten tegen de hooge sluizen te Amsterdam te zien ophaalen, is het egter beter te vergeven, dan dat een losbol uit loutere weelde een der schoonste schepsels laat bederven. | |||||||||||||||||||
Cornelis.Geestig en tevens scherp is dit onderwerp door den Dichter Coster in zijn Beestenvriend behandeld: daar hij zegt: Gij, zweepmeceenen! die met hoofden vol van wind,
Uw woekrend voordeel bij der beesten vlugheid vindt,
En om een gouden roê laat in het renperk draaven;
Uw naam is slechts genoeg, een naam bij alle braaven
Gehaat en ongenoemd, schoon hij aan Neerlands end
Maar door een malle Jan bemind is en bekend;
Uw naam is slechts genoeg, om elk te doen begrijpen,
Wat van die pligten word, die bij den mestput rijpen;
Uw naam is slechts genoeg in dit beestlievend dicht
Dat slechte zielen schuwt en vloekt in 't aangezigt.
Maar gij van eedler aan, ô wakkre jongelingen!
Die tot vermaak geschikt, uw leven ziet omringen
Van gulle vrolijkheid, onteert uw grootheid niet
Als gij u in 't bezit dier vlugge schepslen ziet;
Laat rede en pligt uw hart en taaije zweep bestieren,
Zijt meester, nimmer beul der aanbetrouwde dieren,
Let op uw waar belang en hun behoeftigheid,
Eer u een ongeval 't beloofd vermaak ontzeidt,
| |||||||||||||||||||
[pagina 251]
| |||||||||||||||||||
En 't liefdeloos gebruik nog jaaren doet beklaagen,
Dat gij een leven aan een dolle drift dorst waagen.
Bezit ge een lieveling een koning van den stal,
Dien gij, een dikke beurs noch vriendschap ten geval,
In 't prilste van zijn tijd geen and'ren Heer zoudt gunnen,
Zijt edelmoedig toch. Gebrek en jaaren kunnen
Dien schat vermind'ren, maak van 't oud en rustgraag dier
Tot loon van zijnen dienst een werkloos rentenier.
| |||||||||||||||||||
Antonie.'t Is vriendelijk gedacht en gezegd van den Dichter, maar ik voor mij beklaag die renteniers toch ook. Zo als de paarden, die door Vorsten gebruikt zijn geworden, naa derzelver dood, worden veroordeeld, om maar zeldzaam des stal te verlaten, en alleen van tijd tot tijd eens te worden rondgeleid. | |||||||||||||||||||
Dorothea.Het schijnt toch, dat zij die rust heel wel kunnen veelen. Althans het geliefde paard van den Koning van Pruissen Condé, heb ik laatst gelezen, heeft den ouderdom van 40 jaaren bereikt. Ik vond het toch mooi in dezen grooten Koning, dat hij zoveel van dieren hieldt. Misschien is het somtijds wel wat overdreeven geweest, maar het geeft toch in den grond een goed karakter te kunnen. | |||||||||||||||||||
Cornelis.'t Is ook in de liefde jegens de dieren moeijelijk, om zich binnen de juiste paaien te houden. Immers altijd had de Koning zijn geliefden hond Biche bij zich, en hoe weinig verschilde het eens, of de klank | |||||||||||||||||||
[pagina 252]
| |||||||||||||||||||
der bellen van dat hondje zou den Koning, die zich onder een brug verschoolen hieldt voor een' plotsling hem overvallenden troep vijandlijke kavallerij, het leven of de vrijheid gekost hebben. | |||||||||||||||||||
Agatha.Ja, maar ik heb gehoord, Broeder! Dat zich het beest, juist of het den gevaarlijken toestand van zijnen Heer kende, zich zo digt mogelijk aan zijn borst drong. | |||||||||||||||||||
Antonie.Als gij eens te Delft komt, jongelui, ô dan moet gij ook niet vergeten, om door het praalgraf van Willem den I. den getrouwen hond met dien Vorst in marmer vereeuwigd te zien, die zich niet alleen om het verlies van zijn Meester dood treurde, maar die ook eens, door zijn Heer voor den naderenden vijand te waarschuwen, hem uit levensgevaar gered had. | |||||||||||||||||||
Susanna.'t Zal tijd worden, dat wij verder opwandelen, - en wat mij betreft, ik ben uitgerust. Op deze aanmaning stondt het gezelschap op, en ter rechterhand het Buitenverblijf Het Huis ter Rust, en ter linker de vermakelijke en deftige Buitenplaats het Huis te Bijweg hebbende laten liggen, naderde men het Buitenverblijf, dat den naam van de Hartekamp draagt. | |||||||||||||||||||
Fritsje.Zie, zie, eens die lieve dieren! daar heen en weder springen.... | |||||||||||||||||||
[pagina 253]
| |||||||||||||||||||
Antonie.Dat zijn herten, waarna deze plaats zijn' naam draagt. | |||||||||||||||||||
Adriaan.Ik zie sommigen hebben hoorns en anderen niet. | |||||||||||||||||||
Antonie.Die zonder hoorns, noemt men Hinden, de vrouwtjes der Herten. | |||||||||||||||||||
Agatha.ô Hoe çierlijk zijn die getakte hoorns. Maar is het waarheid, dat deze dieren zo bij uitsteekendheid oud worden? | |||||||||||||||||||
Antonie.Zij hebben 'er althans den naam van,... en zelfs zo, dat zij als een zinnebeeld van de langlevendheid worden voorgesteld, maar de daadzaken, die men 'er van verhaalt, rieken wat veel na het fabelachtige. Om niet te spreeken van Herten, die 3000 jaren oud zouden geworden zijn, is zelfs de hooge ouderdom van het hert door Karel den VI. in het Bosch van Senlis gevangen, zeer verdacht. Dat dier namelijk droeg een' halsband, waarop in het Latijn stondt: Deze heeft mij Caesar geschonken. Daar nu de bekende Julius Caesar omtrent een halve Eeuw voor onze gewoone tijdreekening zich in Frankrijk bevonden had, heeft men dit Hert den ouderdom van omtrent 1400 jaaren willen toekennen, maar men bedacht zeker niet, hoeveele Romeinsche Veldheeren naa hem dien naam gedragen hebben. | |||||||||||||||||||
[pagina 254]
| |||||||||||||||||||
Karel.Omtrent deze Buitenplaats hangt mij nog iets in het geheugen. | |||||||||||||||||||
Cornelis.'t Zal zeker het verblijf zijn van den beroemden Natuurkundigen Linnaeus. Die voortreffelijk Vreemdeling heeft, gelijk zoveele anderen, aan dit Gemeenebest, zijn eersten opgang te danken gehad. | |||||||||||||||||||
Karel.Hij was immers een Zweed van geboorte? hoe kwam hij hier verwaaid? Vriend Antonie, daarvan zult gij het rechte wel weeten. | |||||||||||||||||||
Antonie.Linnaeus had reeds in zijn Vaderland eenigen roem verworven, en in het Noorden eenige geleerde reizen gedaan, toen hij in den ouderdom van acht en twintig jaaren in het jaar 1735. van niet meêr dan zes en dertig Dukaten voorzien zijn Vaderland verliet. Toen hij een gedeelte van Noorwegen, Demarken en Duitschland doorreisd had, kwam hij eindelijk na de Nederlanden afzakken, en werd onder den beroemden Hoogleeraar de Gorter Doctor aan de Harderwijksche Academie. | |||||||||||||||||||
Agatha.Linnaeus moet zuinig op zijn geld geweest zijn, om zoverre met zijn zes en dertig Dukaten te komen. Ik denk, dat 'er wel Heertjes zijn, die het 'er geen twee dagen meê zouden goedmaken. | |||||||||||||||||||
Antonie.Hoe dat geweest zij, weet ik niet, maar men wil, | |||||||||||||||||||
[pagina 255]
| |||||||||||||||||||
dat hij na Amsterdam vertrokken zijnde, om daar den Hortus Medicus te bezien, aldaar wandelende, toevallig werd opgemerkt door den Heer George Clifford, die toen de eigenaar van de Buitenplaats was, die wij voorbij gaan. Deze Heer den grooten ijver en uitsteekende aandacht van dezen jongen Vreemdeling ontdekkende, noodigde hem uit, om de planten op de Hartekamp te komen bezien. Linnaeus liet zich niet lang noodigen. Hij was uitmuntend te vreden zulk een' Beschermheer te hebben aangetroffen, die een liefhebber der Kruidkunde en een vermogend man was. Hij maake onmiddelijk een Naamlijst van alle de planten, die hij op den Buitenplaats vond, en verlustigde zich met het botanizeeren in de Hollandsche Zeeduinen. - Op kosten van den Heer Clifford gaf hij niet alleen eenige werken uit, maar deze ondersteunde hem ook aanzienlijk bij gelegenheid, dat hij eene reis deed na Engeland. Van daar terug gekomen, verrijkte hij deze lustplaats met een aanzienlijk getal planten. | |||||||||||||||||||
Agatha.Zo had dan ook de Heer Clifford dienst van dezen Vreemdeling op zijn beurt, en zag zich meêr of min schadeloos gesteld voor zijne gedaane onkosten aan dezen Vreemdeling. | |||||||||||||||||||
Antonie.Hij had geheel geen reden, om zich daarover te beklagen. Linnaeus besteedde terug gekomen uit Engeland zijnen tijd op de Hartekamp aan het bescha- | |||||||||||||||||||
[pagina 256]
| |||||||||||||||||||
ven en uitgeven van eenige zijner werken. Toen was het ook dat hij de Hortus Cliffortianus, een werk met een groot aantal plaaten voorzien, behelzende de bloemen, die in den tuin van den Heer Clifford gevonden werden, uitgaf, op kosten van dien Heer. Het viel Linnaeus moeilijk om, schoon hij een meisje in Zweeden had, dit Land, en vooral het Buiten van den Heer Clifford te verlaten, waar hij ook nog, staande eene zwaare krankte, die hem overviel, al den bijstand der trouwhartige vriendschap genoot. Naa een verblijf van drie jaaren in dit Land, waarvan hij wel het grootste gedeelte op de Hartekamp doorbragt, keerde hij, over Frankrijk na zijn Vaderland terug. | |||||||||||||||||||
Agatha.Wel de Heer Clifford moet dan een groot vriend en voorstander van de Weetenschappen geweest zijn. Wanneer aanzienlijke lieden daartoe hun geld besteeden, dan kan men zeggen, dat zij 'er een waardig gebruik van maken. | |||||||||||||||||||
Antonie.Zeker heeft Clifford door den armen Linnaeus te ondersteunen grooten dienst aan de Weetenschappen en bizonder aan de Kruidkunde gedaan, terwijl tevens zijn naam hierdoor met lof bij de nakomelingen overblijft. 't Is wel aan alle lieden van middelen en aanzien juist niet te vergen, dat zij zoveel aan de Weetenschappen ten koste leggen, maar, zo zij slechts ook een gedeelte afzonderden, om de schoone Kunsten en Weetenschappen aantemoedigen, | |||||||||||||||||||
[pagina 257]
| |||||||||||||||||||
dan zouden zij nog genoeg overhouden, om aan hunne overige vermaken en luidruchtige uitspanningen te besteeden. Lang heeft ook op dit Buiten eene afbeelding van Linnaeus geweest, waarin hij geschilderd was, in die landeigen kleeding, Waarmede hij uit Zweden hier was aangekomen. | |||||||||||||||||||
Karel.Zo zullen wij allengskens de Buitenplaats, het Huis te Manpad, dat niet minder fraai gelegen is, dan de Hartekamp, naderen. Welk een aangenaam lommer verspreidt hier het deftige geboomte! | |||||||||||||||||||
Adriaan.Dat vind ik een' vreemden naam, het Manpad. - | |||||||||||||||||||
Agatha.Ik heb ook dikwijls gedacht, van waar toch zo een bizondere naam? | |||||||||||||||||||
Cornelis.ô Die vreemdheid zal verdwijnen, wanneer ik u uit de Geschiedenis dit ophelder. Gij weet hoe dit Land in vroeger tijd door Graven is geregeerd geworden. Toen nu Graaf Jan de I., door een' vroegtijdigen dood weggerukt was, ging het gezag uit het Hollandsche of Friesche Huis in het Henegouwsche over. Jan van Avennes volgde Jan den I. op als hem de naaste in den bloede bestaande. Schoon deze op eene billijke wijze land en volk behandelde, kon dit niet verhinderen, dat in het begin van de 14de Eeuw (1312) de Vlamingen, onder Guido, een' aanval eerst op Zeeland | |||||||||||||||||||
[pagina 258]
| |||||||||||||||||||
deeden, wien daarna veele der aanzienlijkste steden als Leijden, Delft en andere de poorten openden, zodat het vijandelijk Leger tot voor de Stad Haarlem doordrong. Zekere Witte van Haamstede, een dapper jongeling, een onechte Zoon van Floris den V. stelde zich te Haarlem aan het hoofd van eenige strijdbare jonge manschap, die door de Friesen en Kennemerlanders ondersteund werden. Witte van Haamstede trok daarop den Vlamingen te gemoet, en had het geluk ter dezer plaatse, naa eenen hevigen strijd, hun zodanig te slaan, dat de hoop der verslagene mannen te dezer plaatse zo groot was, dat men het, volgens het bericht van een zeer geloofwaardig Geschiedschrijver, vervolgens den naam van het Manpad gegeven heeft. | |||||||||||||||||||
Karel.Hoe lang blijft niet een zegepraal in de gedachtenis der nakomelingen. - 't Is nu reeds bijna vijf Eeuwen geleeden, en tot op den dag van heden heeft die plaats dien naam behouden. | |||||||||||||||||||
Cornelis.Niet altijd is deze plaats zo gelukkig geweest. Bij de Spaansche Belegering werd hier Batenburg, die toegeschooten was om de Stad te ontzetten, op eene jammerlijke wijze, deerlijk met de zijnen geslagen, waar Oldenbarneveld, die naderhand zo beroemd geworden is in 's Lands Geschiedenis, toen omtrent 25 jaaren oud, mede bijna het leven had ingeschoten. | |||||||||||||||||||
[pagina 259]
| |||||||||||||||||||
Karel.aant.Waarlijk men kan hier naauwlijks in dit Land zijne voeten ergens zetten, of men kan verzekerd zijn, dat 'er hier of daar een aanmerklijk gebeurtenis heeft plaats gehad. | |||||||||||||||||||
Adriaan.Dat brok van een geweer, dat wij op het slot van Heemstede gezien hebben, zeide immers de Rentmeester dat bij het Manpad gevonden was. | |||||||||||||||||||
Cornelis.Wel onthouden... en 't is zeer mogelijk, dat dit geweer een overblijffel van dien noodlottigen slag geweest is. | |||||||||||||||||||
Karel.Zo zullen wij al spoedig de Manpadslaan bereiken, en omdat ik vooruit zag, dat onze wandeling nog al lang zou duuren, en daardoor mijn vrouw en Fritsje misschien wat te vermoeid zouden worden, heb ik een jagtje aan het einde van deze laan, in de Vaart laten komen, waarvan ook het overig gezelschap, indien het zulks verkiest, gebruik kan maken. | |||||||||||||||||||
Agatha.Waarlijk eene aangenaame verrasfing, Santje! | |||||||||||||||||||
Susanna.Ik vind het zeer vriendelijk, maar ik had mij hog iets voorgesteld, dat hierdoor te leur loopt. | |||||||||||||||||||
Agatha.En dat is.... | |||||||||||||||||||
[pagina 260]
| |||||||||||||||||||
Susanna.Ik meende het zogenaamde Graf van Rousseau nog eens bezocht te hebben. | |||||||||||||||||||
Cornelis.ô Daar zijn wij nog niet voorbij; bij dien hoek is de ingang van de laan, die 'er heen leidt. Ook zal het 'er niet op aankomen, of dat jagtje daar een kwartier korter of langer ligt.... Zuster Agatha zal 'er ook gaarn een beêvaart bij afleggen. | |||||||||||||||||||
Adriaan.Waarom word dat het Graf van Rousseau genoemd, Mijn Heer! Ligt die daar begraaven? | |||||||||||||||||||
Cornelis.Neen! Rousseau, een Fransch Wijsgeer van grooten naam, die door zijne bevallige en stoute schrijfwijze de aandacht van geleerden en ongeleerden had opgewekt, op het Buiten van den Marquis Girardin, een zijner grootste hoogachters gestorven zijnde, liet deze zijn overschot, op een Eilandje in die lustplaats, Ermenonville geheten, begraaven. Op dat Eilandje eerst het Populieren-Eilandje, daarna Elysium genoemd, heeft dezelfde Marquis een witte marmeren Graftombe doen oprichten met de Lijkbus van den Overledenen.... Daar nu de plaatsGa naar voetnoot(*), welke het Graf van Rousseau hier genoemd wordt, in het kleine vrij wat overeenkomst | |||||||||||||||||||
[pagina 261]
| |||||||||||||||||||
heeft, met dat Eilandje, heeft dezelve dien naam niet onaartig gekreegen. | |||||||||||||||||||
Antonie.Deze Rousseau moet een zeer bizonder man geweest zijn.... Niet zeer behaagen mij, in zijne schriften, die veelvuldige gewaagde stellingen, waaruit dikwerf overdreeven gevoelens ontstaan, die zich niet wel op het gemeene leven laten toepassen, en waartoe de mensch egter ligt overhelt. Minst bevalt mij bij het bericht van zijnen dood, zo zulks waarheid is, zijn gezegde: ‘Eeuwig Wezen! de ziel, welke ik u thans terug geef, is, op dit oogenblik, zo zuiver, als toen dezelve van u kwam.’ Schoon Rousseau zeker geen man was, die men naar de gewoone schaal der menschen kan bereekenen, zal hij egter wel zodanig in de feilbaarheden, zwakheden en gebreken der menschlijke natuur gedeeld hebben, dat dit gezegde als een zeer onwijsgeerige grootspraak mag aangemerkt worden. Adriaan en Fritsje waren, bij de laan gekomen, die na het zogenaamde Graf van Rousseau leidt, een weinig vooruit geloopen.... maar keerden vrij spoedig weer terug,.. zeggende Adriaan tegen Agatha: Tante! 'er zit een Heer iets te schrijven of te teekenen bij het Pedestal. | |||||||||||||||||||
Agatha.Blijft dan bij ons.... (tegen het overig gezelschap). 'Er zit een Heer te teekenen of te schrijven op het Eilandje, laaten wij 'er stilletjes na toe gaan, en hem door praaten niet stooren. | |||||||||||||||||||
[pagina 262]
| |||||||||||||||||||
Agatha en Dorothea gingen toen vooruit, en maar weinige stappen hadden zij gedaan, of Agatha bemerkte reeds aan de stem, dat hij niemand anders, dan Willem was; zij gaf een wenk aan Dorothea, dat zij zich stil zoude houden,... zo ook aan het geheel gezelschap, dat, daar hij met zijn rug na hun toegekeerd zat, hem zeer onderscheidenlijk hoorde lezen: Zo word ik ook na 't land, na 't vriendlijk land gedreeven,
En vind daar lavenis in 't brandendst van mijn smart,
Schoon nimmer bloem of kruid de liefde-smart verdreeven,
Want in de daad geen kruid geneest een minnend hart.
Hoe zou ik u, mijn schoone! op 't stille land vergeeten,
Denk niet, dat ik uw beeld hier uit mijn' geest verloor,
ô Neen! maar 't stille land baart troost: In 't groen gezeten
Ontdek ik van 't geluk ten minsten nog een spoor.
ô Ja het land schenkt vreugd; in lommrige prieelen,
Streelt de arbeid, of de rust, die ons na 't werk bekoort.
Maar een verborgen wond is moeijelijk te heelen.
Wat heil, als 't minnend hart mag zuchten, dat men 't hoortGa naar voetnoot(*).
Toen hij deze regels gelezen had, stak hij een boekje en een blad papier bij zich - greep zijn wandelstok op om heen te gaan,... doch zich omgekeerd hebbende zag hij het geheele gezelschap op een' kleinen afstand voor hem staan. | |||||||||||||||||||
[pagina 263]
| |||||||||||||||||||
Het eerste oogenblik, was hij een weinigje ontzet,... maar zich spoedig herstellende zeide hij, zich onmiddelijk na Dorothea wendende: Zulk aangenaam gezelschap had ik bij mijn t'huiswandeling niet durven verwachten.... En waarlijk, Doortje! nu ben ik onschuldig.... | |||||||||||||||||||
Dorothea.Geheel onschuldig?... | |||||||||||||||||||
Susanna.Zoudt gij dan kunnen denken, Doortje! dat ik, die aanleiding gegeven heb, dat wij na deze plaats gewandeld zijn, daarvan iets geweeten heb. | |||||||||||||||||||
Karel.Gij scheent bezig met het vervaardigen van een Dichtstukje.... | |||||||||||||||||||
Willem.Ja, ik had, om mij eenige bezigheid te verschaffen een gedeelte van eene Elegie uit de Rusticatio Manpadica van van Lennep overgezet, en ik las daarvan een gedeelte nog eens over. | |||||||||||||||||||
Agatha.Zo dan was het geen oorsprongelijk, zo als ik meende.... Dacht gij het ook niet, Doortje! | |||||||||||||||||||
Dorothea.Ik denk, dat men hier van daan zal gaan, zo als men hier gekomen is.... | |||||||||||||||||||
Antonie.Wel ik in het geheel niet; wij hebben althans een persoon aangewonnen. | |||||||||||||||||||
[pagina 264]
| |||||||||||||||||||
Dorothea.aant.Nu ja! maar ik meende, dat 'er zo weinig aandacht op de plaats zelve geslagen word. | |||||||||||||||||||
Susanna.Klaag maar niet, zie Cornelis is al aan de overzijde bezig met 'er een schets van te ontwerpen.... Waarlijk het is den uitstap wel waardig geweest. Zie van deze hoogte maakt het de bevalligste vertooning, en heeft het de meeste overeenkomst met het Eilandje op Ermenonville, zo als het althans op in plaat word afgebeeld. Hoe stil is het water waarin zich de Pedestal en Lijkbus met het geboomte spiegelen. De overhangende treurwilligen alleen maken van tijd tot tijd eenige kleine rimpels op het water. | |||||||||||||||||||
Karel.Waarlijk een zeer geschikte plaats voor stille overdenkingen, en, om, als men volkomen veilig zit het een of ander Dichtstukje te vervaardigen. | |||||||||||||||||||
Willem.'t Is de eerstemaal, dat ik hier verrast ben, schoon ik meermaalen deze plaats gebruikt heb, en de twee eerste Elegien van van Lenneps Rusticatio hier in het Nederduitsch heb overgebragt. | |||||||||||||||||||
Susanna.Gij zijt van mening om ons bij onze t'huiswandeling te vergezellen, maar 't is geheel bezijden ons oogmerk om na huis te wandelen. 'Er ligt door de bezorging van mijn man een jagtje in de Trekvaart gereed, bij de Manpadsbrug, om ons zo op ons | |||||||||||||||||||
[pagina 265]
| |||||||||||||||||||
gemak na huis te voeren. Zo gij nu het wandelen de voorkeur mogt geven.... | |||||||||||||||||||
Agatha.Onder eene voorwaarde, Doortje! moeten wij hem aan boord nemen, dat hij ons die Twee andere Gezangen van dat Latijnsche Gedicht, op het Manpad onder het varen voorleest. | |||||||||||||||||||
Willem.Die gaan over de oude Historie van die streek.... | |||||||||||||||||||
Agatha.Zoveel te beter.... Mijn broeder heeft ons daar al wat van verteld, en als gij dat nu eens in versen herhaalt, dan zal het ons des te beter heugen.... | |||||||||||||||||||
Willem.'t Is maar een zwakke navolging van het Latijn van den Heer van Lennep. | |||||||||||||||||||
Agatha.Wij, die geen Latijn verstaan, zullen het toch daarmede wel stellen kunnen. Onder deze gesprekken kwam men laugs den Heerenweg aan de Manpads laan. Terwijl het overig gezelschap deze laan afsloeg volgde Antonie met Adriaan en Fritsje, en toonde hun weder verscheide fraaije planten en gewassen aan. ô zeide | |||||||||||||||||||
Fritsje.Zeg mij, zeg mij, welke groote bladeren zijn deze. Waarlijk ik kan 'er mijn geheel hoofd mede bedekken, en zij zouden in plaats van een paraplui kunnen strekken. | |||||||||||||||||||
[pagina 266]
| |||||||||||||||||||
Antonie.Men noemt deze bladeren Dokkebladeren. Zij zijn zeker van eene zeer groote uitgebreidheid. Vroeg in het voorjaar vertoonen zich de fraaije purperen bloemen, die egter maar zeer korten tijd gestaan hebben, of verslenschen, en alles behalven een' aangenaamen geur van zich geven. Maar wat deert u?... gij ziet zo na uw handen. | |||||||||||||||||||
Fritsje.'t Is of ik mij gebrand of geschaafd heb.... | |||||||||||||||||||
Antonie.Zeker hebt gij die Brandnetelen, die digt bij de Dokkebladeren staan, aangeraakt.... Men kan die niet te na komen, of de weerhaakjes, waarmede de bladeren voorzien zijn, kwetsen de opperhuid, en veroorzaken, een ligte ontsteeking. Hoe minder men dezelve wrijft, hoe eer zij geneezen is. Van de steelen van deze netelen, naadat men dezelve daartoe bereid heeft, maakt men een zeker stoffe, die men Neteldoek heet. | |||||||||||||||||||
Adriaan.Maar zie mijn Heer! deze brandnetelen heb ik geplukt, en 'er mij niet aan bezeerd. Ik zal ze wegwerpen. | |||||||||||||||||||
Antonie.Zo spoedig niet, - deze zijn geen Brandnetels, maar dragen den naam van doode of dove Netelen, als gij de bloemen bij elkander vergelijkt, zult gij een duidelijk onderscheid ontdekken. Voel maar gerust de bladeren; zij zijn niet met stekelige weer- | |||||||||||||||||||
[pagina 267]
| |||||||||||||||||||
haakjes bezet, maar zelfs eenigzins zagt en wolächtig. Beschouwt, welk een oneindige verscheidenheid van planten groeit hier. Die gaat de onopmerkzaame los voorbij, maar hij, die 'er zijn werk van maakt, om zo weinige oogenblikken, als hem mogelijk is, te laten verlooren gaan, beschouwt, bij zijne wandelingen die voortreffelijke voortbrengsels der Natuur met een oog van eerbiedige oplettendheid, en denkt daarbij altijd, hoe groot de goedheid, wijsheid, magt van Hem zijn moet, die met zoveele duizende schoone en nuttige planten de aarde verçierd heeft.... Maar ik zie, dat het overig gezelschap ons reeds vooruit is geraakt. De Dames zijn reeds de Brug over en worden in de schuit geholpen. Nu nam het gezelschap plaats, Karel ging aan het roer zitten, en nam den kleinen Frits onder zijn opzigt, terwijl Cornelis en Agatha met Susanna aan de eene en Dorothea, Willem, Adriaan en Antonie aan de andere zijde zaten. Naauwlijks was de schuit aan de lijn, die de knecht boven het roeijen verkoos, of, naadat men een glas op de verdere goede reis geleedigd had, zeide Agatha. Nu Willem! belofte maakt schuld.... Wij hebben u op ééne voorwaarde medegenomen. | |||||||||||||||||||
Willem.Ik zal daaraan voldoen, maar beschouw het als mijne eerste proeve, om uit het Latijn iets in versen overtebrengen. | |||||||||||||||||||
[pagina 268]
| |||||||||||||||||||
Cornelis.Wanneer de geest van den Dichter maar bewaard gebleeven is.... | |||||||||||||||||||
Willem.Daar staa ik niet voor in.... maar hier is het.... zo goed en kwaad dan als het is. | |||||||||||||||||||
Hierop las WillemGa naar voetnoot(*):Waar 't grazig oord niet wijd van Haarlems wal gelegen,
Zo schoon als uitgebreid alle oogen tot zich trekt,
En waar 't geboomt, geplant langs heuvelige wegen,
De schuwe tortels tot een gastvrij klaaghuis strekt.
Waar 't Haarelemmer Meir in gramschap opgestooven,
Zwicht voor 't gebruisch der zee, die op de stranden stuit,
Daar hest een Landgoed 't hoofd in Linden-schaduw boven,
Zo rijk in bloemen, als in lieflijk riekend kruid,
Dat beekjes murmelend besproeijen en omringen,
Wier stroom 't verdorde gras hergroenen doet met lust.
De boomnymph en de stoet van Flora's lievelingen,
Smaakt met den Boschgod daar eene aangenaame rust.
Dit oord heeft de altijd goede en minzaame Pomone
Zelfs boven 't Lusthof van Alcinoüs gesteld.
Maar hier, hier heeft voorheen ook Mavors zijn Bellone,
In d'ijzren Oorlogskar, met woest verderf verzeld.
Waar nu het lief gezang weêrgalmt van zaligheden,
Blies eens de krijgstrompet verderf en ongenaê,
| |||||||||||||||||||
[pagina 269]
| |||||||||||||||||||
Waarheen? ô Vreemdeling! waarheen verhaast ge uw schrederi,
Waarheen! Stort door uw spoed u in geen misdrijf. Staa!
Staa stil, onzinnige! of kan 't u misschien bekooren,
Dat uwe woeste voet der Helden schimmen smaadt,
Ellendige! zoudt gij 't gebeente en de assche stooren
Van hun, wien 't wellust was te sneuvlen voor den staat,
Die met het Vaderland één lot wel ondervonden,
Maar 't leed ontworstelden door hunnen heldendood.
Weet, eedle schimmen! weet: Dat Erf is ongeschonden,
Dat ge eens met zo veel liefde en trouw uw bijstand boodt...
Maar gij, mijn vriend! ontduik gij hier de zonnestraalen,
En wil het Landhuis hier in schaduw gadeslaan,
Terwijl ik mij bereid, om voor u op te halen
Het noodlot van dit oord - der vadren heldendaên.
ô Neêrland! hieldt gij mij mijn jeugdig lied ten goede,
'k Speel nu op stouter toon uw eer, uw deugd, uw moed.
Gij schenkt mij geest en kragt, ja werd ik zingens moede,
Uw vuur ontstak op nieuws mijn halfverdoofden gloed.
Schenk hulp, mij dierbaar Land, dat zoveel bloeds moest drinken
Van dapper heldenvolk, op uwen grond, gebaard.
Gij ook, ô Landhoef! die mijn snaaren blij doet klinken,
En van die zegepraal, hoe vreemd, getuigen waart.
Dat uwe goede hulp den jongling zingen leere,
Die reeds, 't is u bekend, als knaapje uw grond bezocht.
Welaan! Welaan! mijn zang klink 't Vaderland ter eere.
Dat hij aan 't Voorgeslacht, voor 't minst, behagen mogt.
Zo zal 'k, gelukt mijn wensch, de palm der eer ontvangen,
Terwijl mijn levensstroom, niet roemloos, heenen vliet;
De lof des Vaderlands zij 't voorwerp mijner zangen,
En dat het bosch weêrgalm van 't juichend zegelied.
| |||||||||||||||||||
[pagina 270]
| |||||||||||||||||||
Toen Hollands laatste Graaf, geteeld uit eigen bloede;
Nog naauw de teugels van 't bewind gegreepen had;
Was 't, dat, daar 't jeugdig blos hem niet voor 't sterflot hoedde;
Een Henegouwsche Graaf alhier ten Landsstoel tradt.
Doch, schoon 't Bataassch Gewest een' vreemd' als Vorst moest groeten
En vreemde wetten voor zijn' Rechtbank gelden zag.
De goede trouw vertradt die Heer geenszins met voeten,
Schoon 't volk daarvoor, helaas! te diep gebogen lag,
Ja 't Vaderland stak zelfs, door dondrende oproerwolken,
Het neêrgebukte hoofd met nieuwen luister heen.
Gelijk in 't eikenbosch, dat, toen 't uit 's afgronds kolken
Door 't Noorden werd begrimd, een dor geraamte scheen,
Bij 't lieflijk westewindje en 't lachend lenteweder,
Het jeugdig teder groen uit duizend knopjes schiet,
Zo daalde de overvloed in Hollands beemden neder.
Elk oord herhaalde zich van schade en van verdriet.
Dan zoveel heils klonk naauw den nagebuur in de ooren;
Of daadlijk stak de nijd het zwellend hart in brand.
Kon daarom 't oorlogsvuur ô Guido! u bekooren,
Gaf dat den Vlamingers de wapens in de hand.
Waarheen, ô dolle hoop! wat zwaait gij woest uw klingen;
Hebt gij dan in den krijg zoveel geluk gesmaakt?
Ach mij! vreemd krijgs geklank hoor 'k door het lugtruim dringen;
Daar bij de onrolde vaan de grond door 't krijgsvolk kraakt.
De vijand is nabij. Op, Mannen! op, Bataven!
Op, wakker krijgshoofd op! De vijand is nabij.
Help! Zie een snelle drom zocht reeds een Zeeuwsche haven.
Ach 't is te laat te laat - reeds overwonnen zij,
Reeds overwonnen u de Vlamingen, wat smarte!
ô Steden, door hun juk zo deerlijk neergedrukt:
| |||||||||||||||||||
[pagina 271]
| |||||||||||||||||||
Joeg u 't Beleg.... ô Neen! 't gerucht joeg schrik in 't harte,
Daar gij voor 's vijands magt, schoon nog afwezig, bukt;
Doch bij deze onbezorgde en die geen onheil duchtten,
Heeft de onverhoedsche schrik dit jammer snel verricht,
Zo kan somtijds 't gediert, dat bladgeruisch doet vluchten,
Een leeuw verschrikken, als hij stil te slaapen ligt.
De zegevlerende had nu zijn heir geslagen
Om Haarlems wal. Wat roept ge, ô Guido! forsch van stem.
‘Buk Haarlem!’ Zal uw waan nog grooter dwaasheid waagen.
Neen! Bij verwijfden slechts heeft zulke dreigtaal klem.
Past Mannen vreze, past het vrezen aan Bataven?
ô Neen! men lacht in kalmte om d'eisch des trotschen mans.
Nu, nu een blijder toon. De zege lacht den braven
Reeds van den Hemel toe, en toont haar laauwerkrans.
Die zij der dappren loon. 's Lands bloem der jeugd, te wapen
Gevlogen van alom, ô Guido, spelt uw vlucht.
Ja Haamstede, als ter wraak van Hollands schand geschapen,
Haamstede gaat haar voor bij 't groeijend krijgsgerucht,
Haamsteê zo schoon zo fier, als aan den boord der Maze
De poesle Venus u aan Mavors had gebaard,
ô Edelmoedig Vorst, dat u 's Volks moed verbaaze,
't Geen onder uw is geleî getrouw ten heirtogt vaart.
ô Roemrijk is de strijd voor 't Vaderland en Rechten,
Gewis de beste zaak geeft nieuwe kragt en moed,
Ten strijd; eer 't uur verloopt - ten strijd, manhafte knechten,
Uw welgemikte pijl doop zich in 's vijands bloed.
't Gevecht vangt aan; men rukt verwoed van alle zijden
Te wapen. 't Doodlijk staal velt reeds een groot getal
't Gekerm der vallenden, de kreet, die onder 't strijden
Van alle kanten rijst, dooft het trompet-geschal.
De bloem van Haarlemsch jeugd kloekmoedig toegeschoten
Dringt op den vijand aan met onverwrikten voet.
| |||||||||||||||||||
[pagina 272]
| |||||||||||||||||||
Daar 's vijands leger met geleedren min gesloten,
En angstig in deez' strijd haar weifelend ontmoet.
Gelijk 't gezigt alleen eens aadiaars, die van boven
Al dreigend nederschiet, 't gevogelt drijft in 't woud;
Of even als een Leeuw, die brullende opgestoven
Het geitje vlieden doet, dat knaagt aan loof en hout,
Zo Haamsteê! wijd beroemd door uwe zegepraalen,
Ducht u de Vlaminger kloek onder 't oog te zien.
Hoe is 't? Zou reeds de Zon van Guido's krijgsroem dalen,
Werpt hij zijn degen weg; geeft hij het sein tot vliên?
ô Ja! Des vijands bloed stroomt zijplend van de duinen,
Triumf! Triumf! klinkt blij door Hollands berg en dal.
Hoe juicht, hoe handklapt elk: Men kroon' der helden kruinen;
En hem, die 't Vaderland verlost heeft, bovenäl.
De knaap speelt met den helm, die 's vaders kruin verguldde
De gade droogt haar held het zweet der glorie af.
De Nijmphen van het Bosch doen aan het oord zelfs hulde,
Waar Holland zulk een' krak aan Vlaandrens krijgseer gas.
En om den laatsten neef een eeuwig blijk te geven
Der zege, die de moed hier toen bevochten had,
Op dat der vadren roem steeds in dit oord zou leven,
Kreeg 't van den Landman zelfs den naam van 't Mannepad,
Hoe zeer de Naam zelf staaft 't geen voormaals hier gebeurde;
Hier heerscht geen woestheid meêr, ja zelfs de schijn verdween,
Waar de eenzaamheid voorheen bij doornestruiken treurde,
Raapt in den Hof de vreugd nu geurig ooft bij een.
Ja waar een zee van zand de vlakte alom bedekte,
Daar rijst een staatig bosch! ô Tempe! ô Zalig oord!
ô Bosch! dat mij zo vaak ten veilgen schuilplaats strekte
Vaak brengt uw groen gewelf een zoete sluimring voort.
Ligt vrij uw takken op. - Eerwaardig staatige Eiken!
Ligt ze op - de zoete vreê huisvest in dit gesticht.
| |||||||||||||||||||
[pagina 273]
| |||||||||||||||||||
Of wilt ge, ô Reiziger! ras een der Steên bereiken,
Waar tusschen deze Hoeve in stille grootheid ligt,
Heil zij uw reis. Toef niet; Alleen houd in gedachten,
Hoe hard eenmaal het lot der Vaadren zij geweest,
En zo gij wederkeert, en beter zulks kunt wachten,
Wanneer gij dan den naam van 't Mannepad hier leest,
Wil, daar gij gade en kroost in welvaart zult ontmoeten,
En voor hun heil uw hart in reine liefde brandt,
Bij 't rondzien van dit oord, dit oord verrukt begroeten,
Als een Gedenkplaats van uw dierbaar Vaderland.
Naadat de eerste Elegie was afgelezen en eer Willem tot het lezen van de tweede overging, zeide | |||||||||||||||||||
Agatha.Die tijden van de Graaven zijn mij toch altijd wat duister. Ik geloof, dat zij daarom den Heeren Poëeten een ruim veld geven, dewijl ze dan wat meer vrijheid om te verçieren hebben. | |||||||||||||||||||
Dorothea.Wel is de historie van Jacoba van Beijeren u dan zo duister? | |||||||||||||||||||
Agatha.Die ongelukkige Graavin zeker is mij best bekend. Men heeft ook alle kragten ingespannen, om haar te vereeuwigen. | |||||||||||||||||||
Dorothea.Ik heb altijd groot medelijden met haar, als ik haare historie lees. | |||||||||||||||||||
Agatha.Ja de Graavinnen hebben het in ons land zeld- | |||||||||||||||||||
[pagina 274]
| |||||||||||||||||||
zaam best gehad.... De jonge ongelukkige Ada en Maria van Bourgondien.... Waarlijk bijna alle hebben zij stoffen tot Treurspelen opgeleverd. | |||||||||||||||||||
Cornelis.Schoon ik nog al wat van de Historie der Graaven gelezen en een tamelijke schakel van hun geschiedenis in mijn hoofd heb, houd ik ook liever van latere tijden, die ons beter bekend zijn, of in eenig verband staan met onzen tegenwoordigen. | |||||||||||||||||||
Willem.Nu, dan zal de volgende Elegie, die over Oldenbarneveld gaat, u in dat opzigt beter behagen. | |||||||||||||||||||
Cornelis.Welaan; laat hooren. Wij zijn reeds niet ver van de tweede Brug, en als wij door Schouwtjesbrug zijn, dan zijn wij, behalven dat de avond ook zagtjes begint te vallen, wat te nabij de stad, om juist iets te leezen. Hierop las Willem de Tweede Elegie: ô Streeken rijkbebloemd, ô mild besproeide dalen!
ô Stroompje, dat de lust en vreugd van 't Manpad zijt,
ô Stroompje, welks geboomte en kruid tasreelen malen,
Wier steeds bewegend schoon en oog en hart verblijdt.
Waar Nijmphen gaan ten rei, waar Nijmphen dansens moede
Zich nedervlijen, waar haar 't groen een rustplaats biedt.
Hoe zalig is 't den mensch, daar hij den drang en woede
Der zorgen in uw' schoot, uw' zagten schoot, ontvliedt.
| |||||||||||||||||||
[pagina 275]
| |||||||||||||||||||
Wat aangenaame rust geniet ik hier, ontdoken
Aan 't weemelend gewoel, dat trotschheid blijdschap acht.
Of zouden toorens, stell ten hemel opgestoken,
Zou piramidenpraal, zou trotsche zuilenpracht
Alleen den laagen geest verrukken, opwaards heffen,
Alleen door hun gezigt het hart ontgloeijen doen.
God geev' ons beter zin.... Ons mag hier 't schoone treffen
Van akkers geel als goud, van beemden lachend groen:
Bouw 't land, en uwe geest, door heilig vuur gedreeven,
Verlaat de nietige aarde en streeft ten hemel in,
Bouw 't land en reine Deugd zal uwe zijde omgeven,
Ja de oude blanke Trouw is daar uw gezellin.
Ja beter word op 't Land de reine deugd der vaadren
En hun rechtschapenheid in uw gemoed gedrukt.
't Zij gij den boerschen disch van Curius wilt nad'ren,
't Zij Cato u behaagt, of Brutus u verrukt.
't Zij ge aan het krijgszwaard denkt, verwisseld met de spade,
't Zij ge op het purper staart bij Cincinnatus ploeg.
Dan - slaat ge, ô Zanggodin! slechts vreemdelingen gade?
Zing 't Vaderland ter eer, dat geeft u stofs genoeg.
Bestaan wij 't edel paar der Broederen te noemen,
Wier dood het Vaderland steeds droevig weenen doet.
Bestaan we, ô Barneveld, uw vrijheidsmin te roemen,
ô Wies daardoor de glans van uw verdienste en moed.
Waarheen! wat twijfelgeest beroert me. In deze streeken
Schudt de aarde; een Zegelied schijnt uit den grond te ontstaan.
Wat murmelend geruisch - hoe zou 't geboomte spreeken,
Gewis - gewis 'er schuilt een godheid in deez' blaên.
't Is zo - geen valsche schijn doet mijnen geest ontgloeijen.
'k Aanschouw, ô Barneveld, hoe hier uw glorie stijgt,
Straks hoorde ik 't beekje nog langs grasrijke oevers vloeijen,
Dat nu op 't hooren van uw' naam eerbiedig zwijgt.
| |||||||||||||||||||
[pagina 276]
| |||||||||||||||||||
Ook zwijgt het koeltje stil, dat straks zijn stem liet hooren,
Daar nu zijn ademtogt het riet niet buigen doet,
Gelukkig oord, weleer tot uw triumph verkooren,
Gelukkig oord besproeid met uw zo dierbaar bloed!
Ja Mannepad! verhef uw kruin, trotsch 's Gravenhage.
Het bloed van Barneveld heeft eens uw erf besproeid.
Dat vrij Castilje, rijk in goud, zijn krijgsmagt wage,
Terwijl het ketens smeedt, in Nederland verfoeid:
Ja Phlips, dat stad bij stad voor uwe wreedheid buige,
Zet vrij uw eige volk het slagtmes op den strot.
Vergeefs woedt uwe drift: dat blijder dag getuige
Van vrijheids zegepraal. Wat streedt gij tegen God!
Nu egter ligt uw heir om Haarlems wal geslagen,
Doch Neêrland schiet te hulp aan d'ingesloten vest.
's Lands jeugd, wier hals geen juk eens dwinglands kan verdragen,
Schoolt zaam uit stad bij stad van 't half verheerd gewest.
Gij liadt, ô Barneveld! ook wapens aangetoogen,
Met roem vergrootte gij dien uitgelezen stoet.
Fier breekt men 't leger op, met Haarlems lot bewogen,
Wiens schreijend beeld het hart in krijgsvuur blaken doet.
Reeds rukt de bende voort na heuvelachtige oorden,
Waar zich de krijgskunst ligt met hinderlagen dekt,
Die waren 't, die ook 't hart van Hollands jeugd bekoorden,
Beef, Spanjaard! - maar helaas! de list is uitgelekt.
De list is uitgelekt. Terug, terug getreden,
ô Eedlen! of gij snelt den dood in d'open mond,
Wijkt, of de weg ter vlucht is allen afgesneden,
Reeds om uw handvol slaat een heirmagt zich in 't rond.
Het paardevolk rukt aan - de dood waart in deez' streeken,
Maar Spanje ziet, hoe hier 't getal geen schrik verspreidt,
't Ziet wel het goed geluk, geen moed deez' bende ontbreken.
Getuig weêr, Mannepad! der Vaadren dapperheid.
| |||||||||||||||||||
[pagina 277]
| |||||||||||||||||||
Ja Manpad! als voorheen weêrgalmden uwe klingen
Van krijgsgeschal, 't helmet blonk weder op uw grond.
Maar edelste uit den stoet van Hollands jongelingen!
Hier treft uw's vijands staal. - 't Bloed stroomt u uit de wond.
Wat heil! men beurt u op - wat heil ô Nederlanden!
Dat zulk een Burger voor den Staat behouden bleef,
Die buit doet 's vijands drift met nieuwe kragt ontbranden,
Houd aan - houd strijdend aan; tot men u doortogt geev'.
't Gelukt, ô Barneveld! de Nijmphen dezer velden,
Getroffen door uw smart, beweenden uwe wond -
En de Echo bleef getrouw uw dapperheid vermelden,
Door uwe strijdbre jeugd betoond op dezen grond.
ô Bitse nijd! waarom zo fel op hem gebeeten,
En met uw scherpe tand geknaagd aan reine deugd.
Zou hij stokoud en stram zijn' pligt trouwloos vergeeten,
Door hem zo trouw betracht in 't bloeijen zijner jeugd.
Maar gij, gij Populier! die jaaren lang geleeden
Aan dezen stroom ontsproot, gij grijze popel! meld,
Meld eeuwig 's Grijsaarts roem. Diep in uw schors gesneden
Zij die eerwaarde naam; ô Boom van Barneveld!
Draag gij een' naam zo schoon als immer werd gedragen,
Ja grooter, dan 'er een in ons geschiedboek blinkt,
Zo blijft uw grijze stam uw' top beveiligd schragen,
Wijl in uw blaadren steeds een lieflijk windje klinkt.
Ja, Vriend des Vaderlands! kom hier, wie gij moogt wezen,
Die de eer herboren wenscht van 't roemrijk voorgeslacht,
Kom hier op deze schors den naam eens heiligs lezen,
En uit dat lezen putte uw liefde nieuwe kragt.
ô Popel! zo het mij vergund is hier te leven,
Dat ik, vaar 'k hier ook zwerf, u steeds bezoeken moog,
En zo (welk aaklig woord, welk denkbeeld doet mij beven)
Ach zo die teedre liefde en eerbied eens vervloog,
| |||||||||||||||||||
[pagina 278]
| |||||||||||||||||||
Zo mij door woekerzucht gedreeven 's volks belangen;
Of die van 't Vaderland flaauw woogen op 't gemoed;
Of, zo 'k, door dorst na ampt of eergestoelt bevangen,
Der Burg'ren heilig recht vertrapte met den voet,
Of zo door valsche vrees in mijnen geest gereezen,
't Bezadigd oordeel van de wijsheid werd bespot,
Dan worde mij dees naam op uwen stam geweezen,
ô Boom van Barneveld! door eenig gunstig God.
Dat ik met diep berouw dan ijllings wederkeere,...
Of dat mijne uitvaart zelfs geen enkle traan vereere.
En hier mede eindigt de Tweede Elegie. | |||||||||||||||||||
Karel.Dat is wel getroffen; wij zijn juist bij Schouwtjesbrug.... Tegen de koude van den avond zouden wij ons nog eens kunnen verkwikken. | |||||||||||||||||||
Cornelis.Welaan! wij hebben zoveel van het Vaderland gehoord in het laatste half uur, dat ik mijn Vriend Willem bedankende voor zijne voorlezing, niet schroom, om met dit glaasje het Lieve Vaderland te drinken. | |||||||||||||||||||
Fritsje.Zie, zie 't is of die Koeijen met hun pooten in het water loopen. | |||||||||||||||||||
Antonie.Het schijnt zo, Fritsje, maar dit is de Daauw, die uit fijne opgaande waterdeeltjes bestaande, alles verfrischt en verkwikt, wat door de hitte van den dag meer of min aan het verslenschen geraakt was. | |||||||||||||||||||
[pagina 279]
| |||||||||||||||||||
Susanna.Waarlijk deze avondstond is bekoorlijk... en ik had mij dien heden morgen, toen wij eerst uitgingen, zo schoon niet durven beloven. Wij hebben het Spreekwoord bevestigd gezien, dat een droevige morgen een blijden dag maakt. | |||||||||||||||||||
Willem.En ook een vrolijken avond.... | |||||||||||||||||||
Cornelis.Recht zo! - Gij spreekt de taal van uw hart, en die hoor ik gaarn.... Wat zegt, Doortje! | |||||||||||||||||||
Dorothea.Wel behoef ik mij daarover nu juist te verklaaren. Ik verbeeld mij, dat Willem, als hij iets stelt, dat ook wel bewijzen zal. | |||||||||||||||||||
Agatha.Gij hebt dan een goed vertrouwen van hem. | |||||||||||||||||||
Dorothea.Ik had waarlijk liever gehad, dat wij ditmaal het Graf van Rousseau niet bezocht hadden. | |||||||||||||||||||
Cornelis.In ernst....? | |||||||||||||||||||
Dorothea.Ja wel in ernst, in zuiveren ernst. | |||||||||||||||||||
Susanna.Ik begrijp u volkomen, Doortje! maar wees gerust. Ik ben de eenige schuldige in dezen.... want als ik 'er niet op gedrongen had, zou zich het gezelschap terstond langs de Manpadslaan na het jagtje begeven hebben.... maar wij zullen u | |||||||||||||||||||
[pagina 280]
| |||||||||||||||||||
bij moeder met ons alle te huis brengen.... en dan zal zij zien, dat gij wel bewaard geweest zijt. Onder deze gesprekken was men al zagtkens aan den aanslag der Leijdsche schuiten genaderd, en volgens den voorslag van Susanna verzelden allen Dorothea na het huis van haare moeder, die ook allen met gulhartigheid ontving, en de gasten, die zij wel half, ten minste voor een groot gedeelte verwacht had, op eene eenvoudige wijze onthaalde, terwijl men afsprak, om de volgende week met hetzelfde gezelschap, eene wandeling na 't Prinsenbosch te doen en den Duinkant langs over Bloemendaal en Elswoud terug te keeren. |
|