Hollands Arkadia
(1804)–Adriaan Loosjes– Auteursrechtvrij
[pagina 533]
| |
Bijvoegsels. | |
[pagina 535]
| |
Bijvoegsels.Om zooveel mogelijk volkomenheid aan dit werkje bij te zetten, heb ik geacht, na de uitgave van hetzelve, alle pogingen te moeten aanwenden, om zoodanige berigten en bijzonderheden in te winnen, als met eenigen grond zouden kunnen geoordeeld worden aan de Arkadia te ontbreken. Schoon ik wel niet zoo volledig geslaagd ben, als ik wel gehoopt had, dewijl velen, hoe genegen, om mij onderrigtingen wegens Oudheden, zoo in de Dorpen en Gehuchten als Hofsteden en anderzins voorkomende, alle bescheiden ontbraken; ik heb mij dus te vreden moeten stellen met hetgeen door mij was opgedaan. Ik zal dus als met de Arkadia in de hand de aanteekeningen op die bladzijden geven, welke ik denk, dat van eenig belang voor de Lezers zijn; vervolgens eene naamlijst laten volgen van die Hofsteden en Buitenplaatsen, welke in de omstreken van Haarlem gevonden, en meest allen in de Arkadia aangeduid worden, met bijvoeging zooveel mogelijk van | |
[pagina 536]
| |
de tegenwoordige eigenaars en bezitters. - Daarop volgt eene Naamlijst der voornaamste Bloemisten en derzelver Bloemisterijen, welke in den omtrek van deze stad gevonden worden, en eindelijk een der Lijnwaad en Garenbleekerijen, terwijl alles besloten wordt door een' Bladwijzer van de voornaamste zaken, welke voor velen mogelijk het werkje bruikbarer en eenigzins nuttiger zal kunnen maken. Ook vertrouw ik, dat ik velen geen ondienst zal doen met de Kaart van de omstreken dezer Stad, zoo verre als de Arkadische Wandelingen zich hebben uitgestrekt, vervaardigd door G. van der Paauw Az., welke althans den meesten gebruikers van dit werk een zekere gids op hunne dadelijke wandelingen zijn zal. Mij schiet alleen over, dat ik bij dezen de welwillende en onverpligte vriendelijkheid van zoovelen dankzeg, als zich bereidvaardig getoond hebben, de eene op deze, de andere op gene wijze, om mij, bij het doen van onderzoekingen, zooveel hun mogelijk, op het regte spoor te helpen, terwijl ik van de oordeelkundige aanmerkingen van sommige Boekbeoordeelaars over de Arkadia mij hoop te bedienen, wanneer ik iets diergelijks mogt ter hand nemen. - En nu ga ik zonder verderen omweg tot het maken der aanteekeningen over; onder dezelve heb ik ook de ingeslopen drukfeilen, mij door een zeer naauwkeurigen lezer medegedeeld, ingevlochten, welken ik voor zijne aandachtige opmerkzaamheid bij dezen dank betuige. | |
[pagina 537]
| |
Bl. 3. reg. 15. Thans zeker spannen de Hyacinthen enz. Welk een' bijzonderen indruk deze windhandel op de tijdgenooten maakte, blijkt onder anderen ook uit het volgend opschrift, het welk op een steen in een gevel van een huis, staande in de groote Houtstraat, niet verre van de Poort, over het gewezen Vergroote St. Foris Proveniershuis gevonden wordt en dus luidt: als men dit hvys
vyt d'asch harbovden
coft menych man
dat hem berovden
anno 1637.
Bl. 7. reg. 19. Terwijl men de fraaije Afbeeldingen, die een Schwegman enz. Bij deze uitdrukking is mij medegedeeld, dat dezelve niet naauwkeurig genoeg was, want dat, schoon de Gravure door H. Schwegman vervaardigd is, de teekeningen van van Drielst en Cats zijn, gelijk ik zulks op bl. 390 heb doen opmerken. Bl. 17. reg. 22. vrolijkheid lees volkrijkheid. Bl. 19. reg. 9. In den Schouwburg enz. Men zou mij hier geheel verkeerd begrijpen, als men uit dit gezegde wilde opmaken, dat deze Schouwburg een slecht locaal oplevert. Dezelve is in der daad een zeer goed gebouw, en, ingevalle, hier, gelijk in andere landen, de geest der inwoners voor het Tooneel gestemd was, zou dezelve zeer wel geevenredigd zijn voor de inwoners dezer stad. | |
[pagina 538]
| |
Bl. 23. reg. 6. worden lees wordt. Dezelfde bl. reg. 26. Bloemisterijen. Om verscheide redenen heb ik op zoo weinige plaatsen mij mogelijk de namen van personen, die zich nog in leven bevinden, genoemd; beter heb ik geacht ook de namen der Bloemisten, zoo als ik boven aanduidde, op eene lijst bij elkander te voegen. Bl. 30. reg. 17. Tweede Brug. Ook vind ik in eene oude Kaart dezelve de Aardenhouts Brug geheeten. Bl. 32. Reg. 16. Graven van de Leydsche Trekvaart. In het jaar 1656 werden de eerste Bakens gesteld tot de Trekvaart tusschen de steden Haarlem en Leyden. Den 26sten September staken Hugo en Jan Steyn, beide zoonen van Mattheus Steyn, Mede-Commissaris van gemelde Vaart, de eerde spit, waarop onmiddelijk het werk begonnen, en zoo snel werd voordgezet, dat reeds den Isten November 1657 de eerste schuit afvoer. Wegens dezen gedenkpenning ter gedachtenis voorhanden, kan ik nog melden dat het opschrift op denzelven in het Latijn gevonden wordende, in het Nederduitsch hierop nederkomt: ‘Ter gedachtenis van den gebaanden weg en de gegravene Vaart voor Trekschuiten tot het gebruik van het gemeen en het gemak der reizigers. Hugo en Johannes Steyn het werk aanvoerende, en de vier Heeren Cornelis Guldewagen, Gaaf Fabritius, Mattheus Steyn en Frans Wouters, het van stadswege besturende, hebben Burgemees- | |
[pagina 539]
| |
ters des jaars 1659. dezen Penning laten munten. Bl. 37. reg. 12. Achter het woord Voorouders ontbreekt zeiden. Bl. 44. reg. 18. Licht naar de spelling, anders gebruikt, moet dit ligt zijn. Bl. 45. reg. 17. Doodelaan liever Doodeweg; dus geheeten, omdat de lijken, uit de Vogelenzang of dien weg uit, langs dezen weg naar Overveen gebragt worden. Bl. 48. reg. 14 en 15. Pieter stel Antonie. Bl. 56. reg. 11. dan lees dat. Bl. 57. reg. 2. de lees den. Bl. 60. reg. 25. de weglaten als overtollig. Bl. 63. reg. 23. in lees is. Bl. 64. reg. 22. liefhebbers lees liefhebber. Bl. 72. reg. 17. schuijtje lees schuijtjen. Bl. 72. reg. 28. de lees den. Bl. 72. reg. 29. gestrand lees op strand. Bl. 80. reg. 6. Dorpschool. In den gevel van dit Schoolhuis staat het jaartal 1565 in een' steen, waarop een toom van een paard is uitgehouwen; of dit een zinnebeeld moet zijn van de beteugeling der jeugd, mij, als een blijk van de oudheid der schole opgegeven, wil ik niet beslissen. Zeker is het, dat het wapen van Zandvoort in dat huis op het kozijn van een der deuren gevonden wordt en dus dit huis zeker van ouds van een meêr of min openbaar gebruik geweest is. Bl. 91. Inwaners van Zandvoort enz. Men kan | |
[pagina 540]
| |
hier nog aanteekenen, dat volgens den Tegenwoordigen Staat van Holland VIII. Dl. bl. 280. Het geheel Ambacht van Zandvoort in de Quohieren der Verponding voor 46 morgen lands staat aangeteekend. Bl. 95. reg. 24. dien immer moet zijn die nimmer. Bl. 101. reg. 2. Voor stel aan. Bl. 108. reg. 26. eene lees een. Bl. 111. reg. 28. dezelve lees de verdraagzaamheid. Bl. 113. reg. 12. delve lees delven. Bl. 116. reg. 3. hart herhalen lees hart te herhalen. Bl. 119. reg. 29. kleine lees klein. Bl. 121. reg. 23. achter het woord men het te voegen. Bl. 123. reg. 5. het woord een weglaten. Bl. 124. reg. 2. het stichten enz. Dit blijkt uit het Doopboek, als zijnde het eerste kind daar gedoopt den 6 April 1697., waarbij staat de aanvaardingsbegin van deze Pastorij 20 Febr. 1697. A. Hodenpijl geboortig van Rijswijk, die te Overveen overleed den 9 Augustus 1710. Bl. 129. reg. 17. Weeshuis Dit Weeshuis, dat voorbeen een weinig oostelijker plagt te staan, wordt bestuurd door twee tijdelijke Diakenen, de twee Armmeesters of Schaalvaders en twee Regentessen. Bl. 153. reg. 6. Paronama lees Panorama. | |
[pagina 541]
| |
Bl. 154. reg. 14. tusschen omtrent en opmerken in te voegen dezelve. Bl. 155. reg. 19. wonderbaar lees wonderbare. Bl. 155. reg. 27. Voorbeeld: Zie Algemeene Konsten Letterbode No. 14. bl. 210. 1804. Bl. 156. reg. 5. minder lees midden. Bl. 158. reg. 29. Bernarditer Klooster. Wegens deze Hofstede is mij het volgende berigt geworden, dat zij haren naam ontleent van het Klooster of de Abdije, welëer genoemd Porta Coeli, (De Hemelpoort,) welke in den jaare 1458 door de Broederen der orde van den H. Bernardus gesticht werd met toestemming van den Ambachtsheere Jan van Heemstede, welken ook de Landerijen aan dit Klooster toebehoorende, bestaande toen in acht morgen, vrijverklaarde van de Tienden. In dezen staat bleef dit Klooster ruim honderd jaren; toen het, door inlandsche beroerte verwoest en naderhand in eene Lustplaats veranderd zijnde, het eerst door de Heeren Fabri, Vader en Zoon, bewoond werd, (volgends Ampzing). In 't vervolg is dezelve plaats bij openbare verkooping en bij Erfenis gekomen aan den Heer Mr. Denis Adrien Roest van Alkemade, en wordt thans bezeten door den Heer Cornelis Gerardus de Wijkerslooth van Grevenmachern, als in Huwelijk hebbende Vrouwe Geertruda Roest van Alkemade. Ofschoon de uitgestrektheid dezer plaats in den beginne niet meer dan acht morgen lands bedroeg, zoo is zij echter in grootheid, van tijd tot tijd mer- | |
[pagina 542]
| |
kelijk toegenomen, en kan tegenwoordig gerekend worden op 150 morgen lands in haren omtrek waarvan ruim 100 morgen beplant zijn, en strekt zich uit van het dorp Heemstede (waar men door een zeer ruime laan dezelve inrijdt) tot aan het Zuider-Spaarne, niet verre van de Haarlemmer Meer, welke het aangename der Visscherij oplevert, en boven dien uitmuntende land- en water-gezigten en gedurig voorbijgaande Scheepvaart, waarvan men het onbelemmerde genot kan hebben, zoowel in de Huizinge als in een fraaijen Koepel, die ten einde aan het Sparen geplaatst is. Voorts bestaat haar aanleg in ruime Wandel- en Rijwegen, aanzienlijke Bosschen, groote Vijvers en uitgestrekte uitzigten en wordt door den tegenwoordigen bezitter nog gedurig verfraaid door nieuwe aanleggingen naar den hedendaagschen Engelschen trant, waardoor deze lustplaats met regt ondur de aanzienlijkste en aangenaamste kan gerekend worden. Het staat ook een iegelijk, die zich met wandelen hier wil verlustigen, vrij, om dit vermaak te genieten, na zich alvorens bij den tuinman der plaats te hebben aangemeld. Het fraaije en ruime woonhuis draagt nog teekens van derzelver oude afkomst. Bl. 159. reg. 5. Heemstede. Uit den Tegenwoordigen Staat van Holland VIII. Dl. bl. 252 en verv, blijkt de aanzienlijkheid van de Ambachtsbeerlijkheid van Heemstede. Daar zij zich ten noorden uitstrekt tot aan de vrijheid der Stad Haarlem en | |
[pagina 543]
| |
het Regtsgebied van de Ambachts-Heerlijkheid over een groot gedeelte van den Haarlemmerhout heeft, schoon de grond in erfpacht aan de stad Haarlem toebehoort. Ten oosten gaat de Ban van Heemstede langs het Spaarne, waardoor het van Haarlemmerliede en Zuidschalkwijk wordt afgescheiden, en verder langs den Haarlemmer Meer tot aan Bennebroek, aan welk Ambacht het ten zuiden paalt, gelijk ten westen aan Tetrode of Overveen en de Vogelenzang. Tegenwoordig is Heemstede met Berkenrode zamen aangeslagen op 944 morgen 575 roeden. - Wat de lotgevallen dezer Heerlijkheid betreft, deswegens vinde ik nog aangeteekend, zoo in den Tegenwoordigen Staat van Holland ter aangehaalde plaats, als in den Nederlandschen Stad en Dorpbeschrijver, hoe de Heerlijkheid door den Heere van Brugge, in den jare 1486 werd overgedragen aan den Heere Roeland le Febure, Ridder, enz. die Hadewy, dochter van den Heer Jan van Heemstede, in huwelijk had, en derhalve keerde de Heerlijkheid in het aloude stamhuis van haren naam weder - de nakomelingen van Heere le Febure, hebben ook den naam van Heemstede aangenomen; in 1554 werd de Heerlijkheid andermaal verkocht, en verder is zij door huwelijken in verscheide andere huizen overgegaan: in 1620 werd zij, met Bennebroek vereenigd, gekocht door den Heere Adriaan Pauw, Ridder, Heer van Hogersmilde, Nieuwerkerk, Rietwijk, enz. bekend door het tweemaal bekleden van het ambt van Raadpensionaris, | |
[pagina 544]
| |
en zijne veelvuldige gezantschappen aan voorname hoven van Europa, en op den Munsterschen Vredehandel; zijn kleinzoon Adriaan Pauw, Heere van Heemstede, Rietwijk, enz. stond in het begin dezer eeuw de Heerlijkheid af, aan den Heere Mr. Gerard Hoeufft, zoon zijner oudste zuster, Vrouwe Agatha Pauw, door wien ook na dien tijd de toenaam van Pauw werd aangenomen: de tweede zoon van deezen, de Heer Benjamin Pauw, geboren Hoeufft, Heer van Rietwijk en Rietwijker Oort, liet bij uitersten wille het vruchtgebruik van alle zijne leengoederen, zijne Weduwe, Vrouwe Agatha Sylvius, federt gehuwd aan den Heere Albrecht Nicolaas, Baron van Aarssen, Beiëren, Vrijheer van Hogerheide, enz.: de eigendom der goederen werd bij gemelden uitersten wil gemaakt aan den Heere Jan Diederik Pauw geboren Hoeufft, Heere van Buttingen en Zandvoort, volle nees van den overledenen; thans is de Heerlijkheid een eigendom van Vrouwe Johanna Maria Dutry, Vrouwe van Rietwijk en Rietwijker Oort, die dezelve gekocht heeft voor f 125,000. Bl. 159. reg. 21 en 22. ten einde brengen lees ten einde te brengen. Bl. 164. reg. 30. Maarten Heemskerk. In het zegepralend Kennemerland van M. Brouërius van Nidek vind ik het volgende betreffende dezen Maarten Heemskerk aangeteekend, en wel bijzonder wegeus de Grafpiramide door hem voor zijnen Vader Jakob Willemzen van Veen in het jaar | |
[pagina 545]
| |
1570 op het Kerkhof te Heemskerk van blaauwen steen opgerigt; op de eene zijde staat een Kindje, naar de ordonnantie van Maarten Heemskerk uitgehouwen, houdende een vlammende toorts op eenige doodsbeenderen, en met zijnen regtervoet op een doodshoofd steunende, waaronder te lezen staat: D.O.M. Wat lager deszelfs Wapenschild, en op de andere zijde der Grafnaald: Hier. Leyd. Begraave Tot onderhoud van dit gedenkstuk der kinderlijke hoogachting is door gemelden Heemskerk zeker land verbonden, met beding, dat hetzelve door zijne bloedvrienden ten allen tijde zal mogen aanvaard worden, zoodra men gemelde Grafstede laat vervallen. | |
[pagina 546]
| |
Bl. 169. reg. 25. gelieft lees gelief. Bl. 175. reg. 21. van bekende lees van de bekende. Bl. 178. reg. 5. 't Meisje lees het Meisje. Bl. 179. reg. 16. Lantaarne aan de Meir. Voor het onderhoud van deze lantaarn zijn alle de schippers Haarlem doorvarende, gehouden eene kleine somme jaarlijks te betalen. Bl. 179. reg. 24. Aalsmeer. Ik vind in den Tegenwoordigen Staat van Holland VIII. Deel, dat dit Dorp in het jaar 1732 begroot is geworden op 1690 morgen 576½ roeden. Bl. 184. reg. 15. nog in lees in nog. Bl. 185. reg. 5. ligt uitmuntend fraai Hofstede lees ligt uitmuntend fraai de Hofstede. Bl. 185. reg. 10. ander lees andere Bl. 186. reg. 3. oefening lees oefning. Bl. 187. reg. 25. waadige lees waardige. Bl. 189. reg. 5. weemelen lees weemlen. Bl. 191. reg. 1. dien lees die. Bl. 191. reg. 27. eene lees een. Bl. 200. reg. 8. eene lees eenen. Bl. 203. reg. 4. Bennebroek in den Tegenwoordigen Staat van Holland VIII. Dl. bl. 254. op 97. morgen begroot, in het jaar 1732 op 64 huisgezinnen berekend, bevat tegenwoordig omtrent 80. Bl. 204. reg. 20. de Kerk. Hieromtrent kan ik niet nalaten het volgend naauwkeurig berigt mede te deelen. Na de scheiding van Heemstede en Bennebroek is | |
[pagina 547]
| |
hier door de Gereformeerden eene bijzondere gemeente gesticht. De eerste Predikant werd op Collatie van den Heer beroepen den 7 November 1658 en bevestigd den 22 December daaraanvolgende. De godsdienstige openbare vergaderingen werden gehouden in een groot vertrek boven des Predikants woning, tot dat eene Kerk gebouwd was. Deze Kerk vertoont in den voorgevel het jaargetal ciɔiɔclxxx en wat lager deze inseriptie DEO Ō.M̄. SACRUM. alles met vergulde letteren. De Kerk is een wel niet overgroot, doch zeer fraai gebouw. Grootschheid en eenvoudigheid vereenigen zich in hetzelve. Een ruim portaal, waarin de trap naar het orgel en den toren, geleidt in het eigenlijk Kerkgebouw, zijnde een langwerpig rond koepelswijze opgehaald. De koepel, waarin een uurwijzer, rust op vier forsche en verheven ronde kolommen, waarvan ter wederzijde tegen den muur twee geplaatst zijn. Aan het einde tegen over het portaal is de deur van eene nette Kerkekamer. Voor deze deur is een eenigzins verheevener gedeelte van den grond der Kerk, welk afgesloten is door een keurig gewerkt geel koperen laag hekwerk. Deze hoogte is de plaats van een navolgingswaardig eenvoudigen predikstoel. Tegen over dien stoel is boven de groote binnendeur des portaals een sierlijk orgel, hetwelk uit- en inwendig met het overige van het gebouw in netheid en deugd overeenstemt. Een grafkelder onder de verhevene plaats, waar op de predikstoel staat, is het eigendom der Ambachts-Heeren. Hierin rusten de beenderen en over- | |
[pagina 548]
| |
blijfselen van de vroege en latere Heeren en Vrouwen dezer Ambachts-Heerlijkheid. Het wapen van de Vermandois op een' koperen plaat word volgens begeerte van de familie, als nu uitgestorven, in den grafkelder onder den predikstoel bewaard. Hoe groot het voorregt en ook de gemakkelijkheid is, dat de Gereformeerde gemeente sedert de afscheiding van Heemstede een eigen Predikant en Kerk heeft, men kan met regt echter zeggen, zij heeft dit genoegen ook moeten betalen. De Heer Ridder Pauw Heer van Heemstede bedong van zijnen Broeder Pauw, Ridder, Heer van Bennebroek de helft der collecte voor de armen der Diaconie in de Kerk te Bennebroek, uittekeeren jaarlijks ten geschenke aan die van Heemstede, terwijl ondertusschen Heemstede de alimentatie der armen te Bennebroek geheel voor deze nieuwe gemeente overliet, en nooit is te gemoet gekomen. Bl. 210. reg. 14. Ambachts-Heerlijkheid van Bennebroek. Oudtijds waren de Heeren der hooge en vrije Heerlijkheid Heemstede mede Ambachts-Heeren van Bennebroek. In zeker Contract des jaars 1656 contracteerden de Heeren Gerard Pauw, Ridder, Heer van Heemstede, en de Heer Adriaan Pauw, Ridder, Heer van Bennebroek; dus waren beide Heerlijkheden toen gesepareerd, zijnde beide Heeren eigen Broeders. Genoemde Heer Adriaan Pauw, President van den Hove van Holland, liet de Ambachts-Heerlijkheid Bennebroek als erfenis na aan zijne Dochter Anna Christina Pauw, welke gehuwd | |
[pagina 549]
| |
is geweest met den Heer Nicolaas de Somier de Vermandois, Heer van Warmenhuizen. Na het overlijden van derzelver Dochter, in den jaare 1738, werd deze Ambachts-Heerlijkheid verkocht aan den Heer Willem de Bruin. Door wederverkoop in 1771 werdt dezelve het eigendom van den Heer Joh. Nutges, wiens Zoon, de Heer Gerrit Nutges, voornaam Koopman te Amsterdam in het bezit is opgevolgd. Bl. 214. reg. 11. bekoorlijk lees bekoorlijke. Bl. 215. reg. 13. kragt lees kragten. Bl. 216. reg. 7. behooren lees behoort. Bl. 218. reg. 17. ons lees om. Bl. 218. reg. 19. vernield lees vernielde. Bl. 227. reg. 4. zelf lees zelfs. Bl. 230. reg. 26. groot lees groote. Bl. 233. reg. 17. aanzienlijkste geslachten. Volgens den Tegenwoordigen Staat van Holland VI. Dl. bl. 337. was van het Hof van Hillegom 1481, wanneer het verbrandde, bezitter Jan van Rietveld Procureur Generaal van Holland. Door het huwelijken der Erfdochters is het in andere geslachten geraakt, eerst in den huize van Waveren, naderhand in den huize van Nyenrode, waarin het federt het jaar 1518 tot 1616 bleef, en toen overging aan den Heere Jan van Sypesteijn, Meesterknaap van Holland - en tegenwoordig wordt het bezeten door den Heer Mr. Jan Six, Heer van Hillegom. Bl. 233. reg. 29 en 30. het jaartal 1391. Ik ben | |
[pagina 550]
| |
naderhand in het zekere onderrigt, dat dit een abuis van den Steenhouwer van dien tijd geweest is. Bl. 233. reg. 2. Hillegom. In den Tegenwoordigen Staat van Holland VI. Dl. bl. 335. vind ik aangeteekend dat Hillegom van ouds voor 962 morgen en 480 roeden lands in de verponding betaalde, maar dat zulks wegens afgezande landen vermeerderd is. - Ik heb omtrent oudheden niets bijzonders nopens Hillegom kunnen ontdekken. Alleen is mij onder het oog gekomen een oud prentje, waarop de Kerk is afgebeeld en waaronder ik leze: Afbeelding van Hillegom, tusschen Haarlem en Leyden aan den Heereweg van de Spanjaarden in de belegering van Haarlem bedorven; vertoonende zich de verdelgde Kerk met haar hermaakt achterstuk zoo als het was in den jare 1607. Bl. 236. reg. 27. beginnen vertoonnen lees beginnen te vertoonen. Bl. 240. reg. 21. nieuwen aanleg - Deze aanleg door den Heer J. Bronkhorst H.Z. te Amsterdam ondernomen, word meêr en meêr van jaar tot jaar voortgezet. Tegenwoordig is men zelfs sedert voorleden jaar 1804 bezig met het graven van een Vaart, waardoor het aan- en vervoeren der goederen gemakkelijk worden zal. Bl. 242. reg. 5. vooheen lees voorheen. Bl. 242. reg. 26. De Heer van Eijs heeft in het jaar 1800 het eerst Papaverzaad op deze plaats geteeld. Bl. 243. reg. 2. Maatschappen lees Maatschappijen. | |
[pagina 551]
| |
B1. 248. reg. 8. fraaije lees fraai. Bl. 252. reg. 24. het Huis te Bijweg. Wegens deze Hofstede, zijn geene oudheden bekend, alleen is mij zekere kopij van eenen gunstbrief van Karel, Hertog van Bourgondien ten aanzien van de Boerenplaats 's Gravenmade, aan deze Plaats behoonrende, van het jaar 1476 onder het oog gekomen. Bl. 255. reg. 13. maake lees maakte. Bl. 259. reg. 4. aanmerklijk lees aanmerklijke. Bl. 264. reg. 10. op weg te laten. Bl. 271. reg. 22. is weg te laten. Bl. 277. reg. 4. uw lees u Bl. 285. reg. 3. Nieuwe of Kennemerpoort. Deze Poort is gesticht, na de laatste vergrooting der stad, in 1672 begonnen en in 1673 en vervolgens ter uitvoer gebragt. Bl. 287. reg. 18. Jacobs Capellen of Leprozen. Dit Huis is reeds bekend in het jaar 1319 in een' brief van Florense van Adrekem over eene gifte van Gerit, haren Arnouts Sone van Egmunde. Ampzing zegt 'er van: Voords t' sieken buijten stad, daar liggen de Leproosen
Welk huijs de Graaf weleer vereerd heeft en verkosen,
Dat daer de schou zal sijn van alle Lazerij
Al 't land van Holland door en Seland ook daerbij.
Dit werd door Schout Schepenen en Raden des Stad in den jaate 1413 door eenen brief van dezen aard bevestigd: Wij Scout Schepenen ende Rade der Stede van Hairlem doen cond allen luden, dat | |
[pagina 552]
| |
onse lieve ende zeer genadige Heer van Holland geset ende gegeven heeft die proeven van der Lazerije alle sijn Land van Hollant en Zelant, daer te versoeken buiten onse stede van Hairlem binnen den Ban Adijkendam (Akendam) in sinte Jacops Capelle, daar de Lazareuse lude nu ter tijd in wonen. In kennisse ende in getuygenisse der waerheyd so hebben wi desen brief bezegelt met onser stede zegel hier beneden aengehangen. Int jaer ons Heren dusent vierhondert en dertien des Vridags na sinte Jacopsdagh Apostel. In den eenen gevel van het Dolhuis staat 1564 en aan den anderen 1602. Uit het Klooster van St. Magdalena, dat aan de Vest der oude Stad plagt te staan is nog later het Pesthuis verlegd geworden. Bl. 288. reg. 15. zoo volkomen is uitgerooid. Zeer vele lieden, die nog uit eene lofwaardige barmhartigheid, schoon kwalijk onderrigt, op het zien van een Lazarus-klep, als door eenen godsdienstigen aandrang tot eene liefdegift gedreven worden, zal het volgende zoo wegens de Stedelijke en Landelijke Regering nopens dit onderwerp niet geheel onnuttig zijn: Op den 11 Maart 1797 heeft het Stadsbestuur van Haarlem ontvangen een Extract uit het Register der Resolutien van het Provinciaal Committé van Holland behelzende eene Resolutie conform het verzoek wegens het Stadsbestuur gedaan, om geene bedelbrieven, waarbij dan ook de klep gebrand met het wapen der Stad gevoegd wordt, af te geven. - Zoodat allen, die tegenwoordig | |
[pagina 553]
| |
met zoodanige kleppen loopen als bedriegers en landloopers moeten worden aangemerkt. Bl. 294. reg. 6. in het Huis in 't Bosch. Deze zal nu (Junij 1805) waarschijnlijk met de schilderijen in den Haag in het Huis, waarin voorheen het Stadhouderlijk Kabinet en naderhand de zoogenaamde Besognekamer gevonden werd, zijn overgebragt geworden. Bl. 298. reg. 19. het Huis ter Kleef. Hetzelve is door Simon Grave van der Lippe in Detmold, als Erfgenaam der goederen van Brederode aan de Stad Haarlem verkocht. Tegenwoordige Staat van Holland VIII. Dl. bl. 293. Bl. 299. reg. 26. bijna vermoeden zou. Het getuigenis van Brouërius van Nidek, Zegepralend Kennemerland II. Dl. bl. 14. heeft dat vermoeden in volkomen zekerheid veranderd, waar ik vinde aangeteekend: ‘volgens een geschreven Memoriaal der gehouden Belegering onder mij berustende is dit fraaije huis in den jare 1573 door ondergelegd buskruid, uit last van den Spaanschen Generaal, in de lucht gesprongen, nadat 'er te voren al de Meubilen uit vervoerd waren.’ Bl. 301. reg 10. het torentje. Uit het Zegepralend Kennemerland van Brouërius van Nidek II. Dl. bl. 15. blijkt mij als ook van elders, dat door de latere Heeren van Brederode een nieuw en tamelijk fraai gebouw tegen een zeskantig torentje, met een spitse kap gedekt aangemetseld geworden is, om hun van tijd tot tijd tot een optrek te die- | |
[pagina 554]
| |
nen, als zij in Kennemerland op hunne Landgoederen kwamen, die door een' bijzonderen Rentmeester, welke in dit bijgetimmerte woonde, bestuurd werden. Bl. 304. reg. 14. Hogerwoerd. Hogerwoerd is gelegen tusschen Schooterbosch ten noorden en Zuidakendam ten zuiden. Reeds in het jaar 1336 gaf de Heer Jan van Persijn, Heer van Waterland deze landen uit in een eeuwigen Erfpacht, welke in het jaar 1497 is afgekocht geworden. In het jaar 1526 werd deze Ambachts-Heerlijkheid verkocht aan het Klooster der Regulieren buiten Haarlem, en is sedert aan de stad gekomen door het aanslaan der Geestelijke Goederen. Tegenwoordige Staat van Holland VIII. Dl. bl. 273. Bl. 304. reg. 14. Schooterbosch. Schooterbosch ligt tusschen het Spaarne en de Delf. Het heeft Hogerwoerd ten zuiden, Zaanen ten noorden en Aalbrechtsberg ten westen. Oudtijds stondt hier een Slot, dat Koen van Oosterwijk, Willem Kuserszoon, met het onderhoorige Land, in den jare 1383, Leenroerig maakte aan de Grafelijkheid. Door het uitsterven van het geslacht van Overrijn, dat den naam van Schooterbosch had overgenomen, kwam die Heerlijkheid, na vooraf door nog eenige geslachten bezeten te zijn, aan de stad Haarlem. Tegenwoordige Staat van Holland VIII. Dl. bl. 272. Bl. 304. reg. 14. Zaanen. Zaanen ligt tusschen het Spaarne en de Delf, ten noorden aan Schooten en ten zuiden aan Schooterbosch. Men meent, dat de | |
[pagina 555]
| |
Edelen, den naam van Zaanen voerende, die om den moord aan Graaf Floris het land ruimen moesten, na hunne wederkomst, dit land gekocht en hier een Slot gebouwd hebben, dat zij aan de Grafelijkheid leenroerig maakten. Schooterbosch, Hogerwoerd en Zaanen, hebben zamen een Regtbank. Tegenwoordige Staat van Holland VIII. Dl. bl. 273. Wegens Zaanen is mij verder gesuppediteerd geworden het volgende stuk, dat ik geacht heb, best in zijn geheel, om deszelfs bijzonderheid in vele opzigten, te plaatsen. ‘Zaanen is een Heerlijkheid, in leen van de Grafelijkheid Holland, komende van de Huizen Zaanden of ZaanenGa naar voetnoot(1) een van den voornaamsten oudsten Hollandsche Adel, die nogthans hunne meeste regten en privilegien verloren hebben ten tijde van Graaf Floris den V. aan wiens moord een Willem van Zaanden van deze huizen deel had; daar en boven zijn de meeste bezittingen van den huize Zaanden of Zaanen door het ϒ ingeslokt; het hoofddorp van dezen naam, lag omtrent tusschen Halfweg, Haarlem en Amsterdam, en Zaandam, bijna, waar nu het Eiland den Hoorn ligt in het ϒ, zoodat niets van de goederen dezer Adelijke huizen overgebleven is, als Landerijen bij Woerden, nu bekend onder de naam van Polder van Zaanen en deze heerlijke goederen, waar zij na de wegspoeling van hun dorp woon- | |
[pagina 556]
| |
den, die voor deze alle ten minste de meeste der nog gebleven regten behouden hadden, van dat oud Adelijk geslagt, als regt van Zwaanendrift en een vrijplaats voor drie dagenGa naar voetnoot(1) nu tot 1795 alleen maar regt, om Schout &c. aan te zetten. Uit het oude Adelijk Huis Zaanen of Zaanden is het door huwelijk gekomen in den huize Bentinck, die naderhand van Barons in den Graven-stand verheven zijnde en veele grooter possessien bekomen hebbende als deze, zoo hebben zij dit verwaarloosd en het oude Kasteel laten vervallen door de Spaansche beroerte ook veel verwoest, van welker muren zij gebruik hebben gemaakt tot bouwing van een Boerderij omtrent 1630, en was zoo nog te zien omtrent een eeuw daarna, wanneer het door den bliksem tot de grond verbrand is geworden, en toen een kapitale Boerderij van opgebouwd is, zoo als het nu nog is, met Heere Huizinge en Tuinmans Huizinge; de Heere Huizinge 'er van, heeft tot 1795 als Regthuis gediend, omtrent 1750 is het door koop gekomen aan de vrouwelijke linie van de familie van van Oyen, eene oude Adelijke Familie in de Waldens of Pays de Vaux te huis hoorende (nu Geldersche), welke Ingezetenen der Waldens genoeg bekend zijn, door hun dapper en resoluut gedrag, van zich nooit te hebben willen onderwerpen aan de nieuwe Religie door de Bisschoppen of zoogenaamde Paussen van Rome | |
[pagina 557]
| |
gecreëerd in de 6de eeuw; als de nieuwigheden sedert door hun bij de Christelijke Religie bijgevoegd, zoodat daardoor een nieuwe Religie onder den naam van Roomsch Catholijke van geworden is, geheel afwijkende van de ware oude Christelijke Religie, zoo als Christus en de Apostelen die geleerd hebben, en de heilige Schrift, die zij wel erkennen maar door Decreten, Bullen en Concilien zoo verduisterd hebben, dat zij Roomschen die nu niet meer navolgen. Deze Waldensers hebben altijd de ware oude Religie toegedaan geweest, en zijn onder al de vervolgingen Christus Kerk publiek of in het geheim naar omstanden getrouw gebleven, schoon zeer onderdrukt en vervolgd door de Priesters der Nieuwe of Roomsche Religie, hetgeen haar voordeel medebragt, terwijl lucrativer was een Priester te zijn van de nieuwe Roomsche Religie dan van de oude Kerk van Christus, die geen ander bestaan hadden en verlangden als een ordenlijk bestaan, en de Roomsche of Nieuwe Religie daar en tegen een rijk bestaan door Zielmissen, Aflaten enz., haar bij de Nieuwe Leer toegevoegd, voornamenlijk lucratif voor de 14de eeuw of Luthers en Calvinus tijd door de bijgeloovigheid en onkunde dier tijden. De Oude Leer heeft zich voornamelijk weder opgebeurd, ten tijde van zekere Waldens rijk Koopman in Lyon, wiens familienaam zoo niet was, maar zoo genaamd, omdat hij uit de Waldensers van afkomst was; deze door groote liefdegaven, (drijfveer om het gemeen te | |
[pagina 558]
| |
winnen) heeft hem veele aanhangers verschaft; door de bekeering van Luther en Calvijn in de 14de eeuw is toen de Oude Religie bijna over geheel Europa in zwang gekomen, en sedert is 'er geen eeuw, of geheele Koningrijken verklaarden zich voor de oude ware Leer of Kerk van Christus. In de 15de eeuw waren nog maar eenige Rijksvorsten 'er voor, toen een gedeelte van Zwitserland, Nederlanden, Denemarken; in de 16de en 17de eeuw kwam Zweeden, Brandenburg of Pruissen en Engeland daarbij, in het laatst van de 18de eeuw Amerika en Poolen, nu meest Pruissisch, en in het begin dezer 19de eeuw door de verandering in het Duitsche Rijk 1801 zijn weder verscheiden Roomsche Landen onder Vorsten van de Oude Kerk nu Protestanten genaamd, gekomen, als Munster, Padernborn, Hildesheim, Fulda, en vele andere van minder belang; maar om tot de bezitters van Zaanen terug te komen, zoo heeft de Familie van van Oyen tegenwoordige bezitters daarvan, al een zeldzaam en bijzonder voorregt van in regte linie altijd de Oude Kerk (sedert de 5de eeuw, toen 'er maar één Christelijke Religie was) te zijn toegedaan geweest, zonder ooit in regte linie een van hunne voorouders de Nieuwe of Roomsche Leer aangenomen te hebben, zoo als de oude papieren van die Familie dit bewijzen, schoon wel eenige neven (branches) in Frankrijk gebleven, zich bij de Nieuwe of Roomsche Religie gevoegd hebben, ook bastaard kinderen buiten echt geteeld. Uit de Waldens is deze Familie | |
[pagina 559]
| |
om vervolging naar Picardyen bij Calais gekomen, en van daar om dezelfde reden naar de Nederlanden, waar zij sedert twee eeuwen altijd hun Vaderland, meest in den Krijgsdienst gediend hebben, de tegenwoordige bezitter, die nu Leenheer is, is A. Vorsterman van Oyen oud Ritmeester Propriatoir van een kompagnie Curassiers, Lid van het Rus-Keizerlijk Economisch gezelschap te St. Petersburg.’ ‘Topographische opgave van Zaanen: Het is de laatste Heerlijkheid van Kennemerland tegen Brederode, van waar het gescheiden is door een Beek, genaamd de Schooterbeek ook wel genaamd Middelbeek, welke ook dient tot scheiding van de Heerlijkheid Schooten en Zaanen. 's Lands Tienden (in 1803 aan particulieren verkocht) worden nog tot deze scheiding verpacht, als de zoogenaamde Schooterbossche Tiend, van de Zuidakendammer Tiend tot die Beek toe.’ ‘Alle de Heerlijkheden ten noorden Haarlem tot Velsen en Spaarndam behooren de stad Haarlem, als Bloemendaal of Albrechtsberg, Schooten, Schooterbosch, Noord- en Zuid-Akendam en Hogerwoerd, behalven Schootervlieland aan de familie van Hooft van Vreeland, en Zaanen aan de familie van van Oyen.’ ‘Zaanen ligt in een zeer aangenaame situatie omtrent het gezigt, dat zeer schoon is; aan de eene zijde ziet men geheel Amsterdam bij het opgaan der Zon achter die Stad, verder over het zeilrijk Spaarne en lage landen; de passagie op de Amsterdamsche | |
[pagina 560]
| |
Vaart, en ten westen een geheel ander gezigt bergagtig op een groot gedeelte van den hoogen Duinkant, Overveen, Bloemendaal en Zandpoort; onder deze Heerlijkheid heeft men eenige oude Grafelijke munten gevonden, als ook oude steene Grafzerken of Kisten, naar gedachten van voorname Geestelijken.’ ‘Wat de Overton betreft, dezelve heeft ook schoone gezigten, doch zoo geëxtendeerd niet. Zijn naam komt van een Ton die als een Baak voor de Schepen staat aan het Spaarne voor deze plaats. Bij den aanleg van een Karperkom achter op de Plaats, in het laatst der 16de eeuw, heeft men nog verscheide doodsbeenderen uitgegraven, zijnde hieromtrent de begraafplaats geweest der Spanjaarden ten tijde der belegering van Haarlem. Achter de Boerderij Zuid-Overton, voorheen Schooterbeek genaamd, naar de Beck, die daar langs loopt, boven reeds van gesproken; in 1753 is de laan van deze plaats verlengd van den middenweg tot den Heere of Alkmaarder Postweg, waar toen eene fraaije achtkante Koepel gezet is die 'er nog staat.’ Bl. 304. reg. 14. Schootervlieland. Schootervlieland ligt tusschen het Spaarne en de Delf, waardoor het in het westen van den Ban van Velsen wordt afgescheiden. Ten zuiden heeft het de Ambachts-Heerlijkheid Schooten, en ten noorden, die van Noordakendam, beide onder het Baljuwschap van Brederode gelegen. Tegenwoordige Staat van Holland, VIII. Dl. bl. 27. Bl. 304. reg. 15. Noord-Akendam. Akendam is | |
[pagina 561]
| |
verdeeld in Noord- en Zuid-Akendam; Zuid- en Noord-Akendam liggen ruim een half uur gaans van elkander gescheiden. Zuid-Akendam tusschen het Spaarne en de Delf gelegen, strekt zich uit genoegzaam tot aan den Singel der Stad Haarlem ten zuiden, en de Ambachts-Heerlijkheid van Hogerwoerd ten noorden. - Noord-Akendam ligt tusschen Schootervlieland ten zuiden en Velsen ten noorden. Bl. 309. reg. 7. Schooten. Wegens Schooten en eenige andere plaatsen hier gelegen is mij het volgende medegedeeld, dat ik hier woordelijk laat volgen. ‘Schooten is een heerlijkheid, wiens huize oud en aanzienlijk was in de Grafelijke tijden; nu is de Stad Haarlem 'er Heer van sedert vele jaren, die dezelve gekocht heeft ten tijde hare opulentie en rijkdom voedster der arbeidzaamheid was, waardoor de Fabrieken 'er floreerden, nu arm en voedende de luiheid door de onmenschkundige bedeeling van eenige harer opulente Ingezetenen, die geen onderscheid tusschen gebrekkige en wezenlijke armen en moedwillige luiaards maken, ten nadeele van den gemeenen man en de Fabrieken en tot last der geheele burgerij; zoo veranderen de tijden. Het Huis van Schooten of Kasteel der oude Heeren, was daar, waar nu de Buitenplaats Sparenrijk is, thans aan den Heer Berg, Koopman te Amsterdam behoorende.Ga naar voetnoot(1) Onder Schooten en Environs, lagen voor de- | |
[pagina 562]
| |
ze velen Landerijen de Duitsche of Teutonische Order behoorende, waardoor Schooten alleen een Commanderij van die Orde maakte, welke Orde thans in Duitschland nog van gewigt is, waarvan thans de Aartshertog Anthoon Grootmeester is, die het van zijn Broeder den Aartshertog Karel bekomen heeft; deze Orde is Roomschgezind, maar de Kommanderijen in de Vereenigde Nederlanden gelegen, hebben zich daarvan afgetrokken na den 80 jarigen oorlog met Spanje, als ook naderhand die in Brandenburg nu Pruissen en in andere Protestantsche landen. Die in de Vereenigde Nederlanden nu Bataafsche Republiek hebben daarvan een aparte Hollandsche Duitsche of Teutonische Orde gemaakt, waar alle de Kommanderijen in dat Gemeenebest toebehooren,Ga naar voetnoot(1) deze Hollandsche Duitsche Orde, heeft hare zitting in Utrecht, en bestaat als nog; deszelfs Grootmeester als nu is de Vorst van Anhalt, Generaal in Hollandschen dienst, Kapitein van een kompagnie in het eerste regiment van den Vorst van Waldek; deze grijsaard, circa 91 jaren oud in 1803, was toen nog uit Anhalt in Holland gekomen, om in Utrecht Capittel van die Orde te hou- | |
[pagina 563]
| |
den,Ga naar voetnoot(1) schoon de meeste Landerijen der Kommanderij van Schooten verkocht zijn, zoo blijft en is thans nog een Kommanderij van Schooten in die Hollandsche Duitsche Orde.’ ‘Schooterbosch is thans ook een Stads Heerlijkheid; het oude Slot er van is nu de Boerderij van Hendrik Dirksen naast het huis te Zaanen.’ ‘Hogerwoerd ad idem; het oude Slot is nu de Heere-Huizinge van de Buitenplaats Hogerwoerd thans door de Heer la Noy bezeten, het Regthuis was een Herberg in 1801. door laatstgemelden Heer afgebroken.’ ‘Zuid-Akendam ad idem. Het Slot 'er van was aan de Kleverlaan, waar lang daar na Herberg was en Regthuis met een, nu door den Heer Penninck Hoofd bewoond; nogthans is dit van Zuid-Akendam zeer onzeker, sommigen willen, dat daar een Rentmeester op woonde, en het Kasteel was het Huis ter Kleef, anderen, dat waarschijnlijker is, dat deze Heerlijkheid een Klooster toebehoorde; de drie laatste hebben nu zamen maar een Schout, schoon ieder een voor zich plagt te hebben voor 1795, doch meest geconbineerd. Voor dezen had men aan deze of westzijde van het Spaarne een trekpad om de schepen van Spaarndam tot Haarlem met paarden bij contrarie wind te trekken, waarvan de kenteekenen of opgehoogd zandpad in die klei of eigenlijk Kattenkleigronden duidelijk nog onder Zaanen als ander- | |
[pagina 564]
| |
waards te zien is, maar voor een eeuw is dit te niet gegaan, zoo als veele nuttigheden in ons dierbaar Vaderland, schoon onbegrijpelijk, wijl aan menig mensch dit nog zeer nuttig zal voorkomen, men mag dan noch zoo veel progresfen in de zeilkunde gemaakt hebben.’ ‘De Welgeboren Heer A. Vorsterman van Oyen, is thans ook bezitter der gewezen Hofstede Veelzigt en Huisduinen onder Schooterbosch en Hogerwoerd, thans gesloopt en platte gronden; hier is aan het Spaarne nog duidelijk te zien de traces der verschansingen, die de Spanjaarden aan het Spaarne hadden ten tijde van het beleg van Haarlem, tegen de communicatie, die die Stad te water kon hebben met het leger van den Prins van Oranje.’ Bl. 319. reg. 7. Zandpoort. Bij Brouërius van Niedek, Zegepralend Kénnemerland II. Dl. bl. 9. vind ik aangeteekend, dat Heer Jan van Brederode, die gehuwd was met eene Dochter van den Heer Willem van Abcoude in de Zandpoort een Kapel gesticht heeft toegewijd aan den Heiligen Patricius. Deze Jan van Brederode leefde omtrent het jaar 1397. Mee vindt blijken dat in het jaar 1534 dezelve nog bestondt, maar het is waarschijnlijk, dat dezelve, na de groote gebeurenissen op het einde der 16 eeuw geheel te niet gegaan is. Bl. 335. reg. 30. Jagtlust. In het jaar 1722 was deze Hofstede een Bleekerij, Hoog Zigtenburg geheeten. | |
[pagina 565]
| |
Bl. 338. reg. 8. veertiende Eeuw lees dertiende Eeuw en dus (1202 of 1204.) dewijl hier eene fout in de stelling van het jaartal was ingeslopen. Bl. 357. reg. 10. niet ouder is. De volgende medegedeelde bijzonderheden nopens deze Kerk, hebben wij hier wel gaarne eene plaats ingeruimd. Bij het begin der Reformatie preekte men in een oude schuur bij het buis te Bloemendaal staande; hierop slaat nog een Versje boven de groote deur der Kerk staande, en letterlijk van inhoud, zoo als op bl. 357 der Arkadia gemeld is, vindende men nog boven de groote deur der Kerk te Bloemendaal onder de Uurwijzer in een steen het volgende uitgehouwen: Bona res Qvies. Ao. 1631 deden eenige Heeren daar ter plaatse aanzoek tot het bouwen eener Kerk, en het stellen van een Predikant; de Klassis beloofde haar best te zullen doen, en als men een plaats had, dat men 'er dan nu en dan eens prediken zou. Ao. 1632 Verzochten 80 personen alle Zondagen een Preêk en Voorlezer om de jeugd te onderwijzen, | |
[pagina 566]
| |
dit werd vergund, en een Voorlezer Provisioneel aangesteld, omdat de dadelijke aanstelling aan den Heer Brederode en de Lidmaten stond. De Proponent Luberti schijnt te Bloemendaal het eerst na de Reformatie gepredikt te hebben; in Ao. 1634. Jan. werd deze voor vast beroepen en in Feb. deszelven jaars bevestigd door A. Geesteranus. - De Kerkeraad is dat zelfde jaar aangesteld, en heeft met toestemming van hoogerhand, eene Collecte door N. en Z. Holland gedaan, tot het bouwen eener Kerk en Pastorij. Tot Direkteuren over de te bouwen Kerk werden benoemd de Heeren van Loo en van der Camer. Deze hebben in die kwaliteit den grond betaald, waarop de Kerk gebouwd is, blijkens een extract uit het Protocol van Tetterode, Aalbertsberg en Vogelenzang, en het aangeteekende in het memoriaal van Kerkmeesteren. De Huizen rondom de Kerk staande, betalen sommigen aan de Kerk erspacht, als gebouwd zijnde op Kerkengrond, sommigen hebben dit afgekocht. Het onderhoud van de Kerk is zoo ver men weet steeds voor hare rekening geweest, althans de boeken van Kerkmeesteren die 'er zijn, bewijzen zulks van al dien tijd, dat zij hebben bestaan. De Schoolmeester ontvangt zijn tractement geheel van de Gereformeerde Gemeente, zonder iets te ontvangen uit Dorps of eenige andere publieke kassen. - De Consistorie aan het einde van de Kerk is in Anno 1759 door de Heeren van Sompel te Over- | |
[pagina 567]
| |
veen, en Bra te Bloemendaal wonende, aan de Kerk geschonken; het is een vierkant fraai gebouw. Bl. 361. reg. 14. Bloemendaal. Tetterode of Overveen, Aalbrechtsberg of Bloemendaal en Vogelenzang is in het jaar 1722 voor dertig duizend en een honderd guldens aan de Stad Haarlem verkocht. Tegenwoordige Staat van Holland bl. 286. Bl. 371. reg. 2. het woord die weglaten. Bl. 378. reg. 2. het gedeelte des voorgelezen Dichtstuks lees het voorgelezen gedeelte des Dichtstuks. Bl. 381. reg. 25. loogen. Het zou misschien goed geweest zijn, dat hier de knecht ook een enkel woord over het in de melk zetten van het garen gesproken had, daar zoowel melk als loog tot het bleeken van lijnwaad en garen gebezigd wordt. Bl. 389. reg. 28 en 29. opleverde moet zijn opleverende. Bl. 399. reg. 16. het woord dat uitlaten. Bl. 406. reg. 8. staat Cornelis lees Karel. Bl. 407. reg. 7. De Heer J.P. van Wickevoort Crommelin, thans bezitter der Hofstede Berkenrode, heeft mij ter bezigtiging gegeven eene op vele plaatsen door vochtigheid verteerde: Grondcaerte van 't Huijs Boomgaarden en Jurisdictie van Berckenrode, gemeten en gecarteerd door Joannes Leupenius, geadmitteerd Landmeter Ao. 1683. Aan het benedenste gedeelte van deze Kaart zijn twee gekleurde afteekeningen van het Huis te Berkenrode in deszelfs toenmaligen stand, afgebeeld zoo als het in deszelfs vijvers gelegen was. Toen moet het huis, uit de bouworde af te ne- | |
[pagina 568]
| |
men, nog niet zeer lang in dien staat geweest zijn, hebbende althans in de teekening een nieuw en modern aanzien, zoodat het waarschijnlijk, omtrent in dien staat zal gebleven zijn, tot dat in het jaar 1747 hetzelve door brand vernield werd. In L. Smids Schatkamer, vindt men, gelijk ook elders, eene afbeelding van deezelfs oude ruïne. - Bl. 407. reg. 28. Uittenbosch. Omtrent Uittenbosch, hetwelk aan den Heer M. Brouërius van Nidek in eigendom toekwam, toen hij het Zegepralend Kennemerland schreef, teekent hij aan, dat niet lang voor zijn schrijven, daar ter plaats een bewijs of staal gevonden was van eene Spaansche Borstweering tegen der Staten krijgsmagt in het beleg van Haarlem in de jaren 1572 en 1573 opgeworpen, die bijkans ter plaats, waar nu de voorgevel van dit Buitenverblijf staat, door eene vierkante schans bij den Heereweg verzekerd en gesloten was, welke Batenburg bij zijn' mislukten aanval ter ontzetting van de belegerde Stad door den Spanjaard bedriegelijk verlaten vond en tot zijn ongeluk voorbij trok. Men vindt hier ook nog van tijd tot tijd eenige oude wapenen en somtijds eenig geld van Spaansche munt. Bl. 408. reg. 7. Dronkemanshuisje. Ik vind door M. Brouërius van Nidek in zijn Zegepralend Kennemerland II. D. bl. 17. aangeteekend, dat de naamsoorsprong van dit huisje aan een zware drinkpartij van den eigenaar met nog twee personen, bij het timmeren van het huis, eer het nog onder dak was, is toe te schrijven; welke de stichter zon- | |
[pagina 569]
| |
derling genoeg niet alleen door dien naam, maar door eene afbeelding, lang voor de vergetelheid bewaard heeft. Bl. 409. reg. 15. Hout. Het Haarlemmer Hout, van ouds bekend onder den naam van Haarlemsch Bosch of Wildernis, is zeker mede een der oudste Bosschen in ons Vaderland. Men vindt 'er reeds melding van in eene Acte van Renunciatie van het jaar 1275 door Dirk van Teylingen ten profijte van Aleida van Henegouwen, van alle het regt, dat hij tot het Bosch van Haarlem hadde. Bij gelegenheid van het beleg van 1572 en 1573, is hetzelve bijna geheel uitgerooid geworden, alleen de zoogenaamde Spanjaardslaan uitgezonderd, maar is op nieuw in de jaren 1584 en 1585 beplant geworden. Jan van Schooterbosch, de Zoon van een' toenmaligen Burgemeester plantte den eersten Boom. In het jaar 1702 heeft men den Hout weder aanmerkelijk vergroot, en daartoe een stuk weiland, het hobbelig bobbelig veld geheeten om deszelfs oneffenheden, ingestoken. Hier ter plaatse zouden de Spanjaarden ten tijde van het beleg gelegerd zijn geweest. Cornelius Sylvius, Zoon van Burgemeester Johan Sylvius plantte op den 10 November den eersten boom. Van ouds behoorde dit Bosch aan de Grafelijkheid, maar in het jaar 1583, voor dat hetzelve weder geplant werd, heeft de Stad het zelve van de Staten in erfpacht bekomen, en het regt van inschrijving of weiding voor f 5000-:-: afgekocht. Volgens opgave van den Landmeter D. Engelman, 1791, beslaat het | |
[pagina 570]
| |
geheele Hout zamengenomen, omtrent 76 Rhijnl. Morgens. Zie ook Zegepralend Kennemerland, II. Dl. bl. 18. Bl. 422. reg. 19. Nieuwerkerk. Het zoogenaamde Slot Nieuwerkerk is eene boerewoning. Het oudtijds zoo beroemde Dorp is geheel in het Meer verzwolgen. 'Er moet ook op deze hoogte een zeer aanzienlijk bosch bestaan hebben. - Terwijl zelfs de wegen nog kenteekenen dragen van vorige aanzienlijkheid. Bl. 424. reg. 27. de weg laten. Bl. 432. reg. 1. Dit Klooster. Onder bijzonderheden niet in den tekst van de Arkadia gemeld, schijnt mij te behooren, dat zekere Johannes a Kempis, broeder van den beroemden Thomas a Kempis zeven jaren Prior van dit Klooster geweest is. Na het jaar 1578 is dit Klooster te niet gegaan, en de grond nevens eenige overblijfsels der woningen voor zekere jaarlijksche pachtpenningen aan partikulieren uitgegeven en verhuurd. Zie het Zegepralend Kennemerland II. Dl. bl. 14. Bl. 436. reg. 25. de lees der. Bl. 444. reg. 2. Spaarnwoude. Volgens de Quohieren der Verponding (zie Tegenwoordigen Staat van Holland, VIII. Dl. bl. 311.) bevat de Regtsban 862 morgen en 464 roeden lands. Bl. 453. reg. 5. thans bewoond door den beroemden Brunings. Deze is sedert de uitgave van het laatst gedeelte der Arkadia (in de maand Mei 1805) tot smart van zijne vrienden, en tot groot nadeel van dit Gemeenebest, op het onverwachtst in den Haag overleden. | |
[pagina 571]
| |
Bl. 453. reg. 17. Thesauriers lees Toezieners. Bl. 465. reg. 21. bevat lees bestaat. Bl. 466. reg. 14. Sparendam. Volgens aanteekening in den Tegenwoordigen Staat van Holland, VIII. Dl. bl. 250., zijn 'er in het geheel onder Sparendam, volgens de Quohieren der Verponding niet meêr dan 265 morgen en 500 roeden lands. Bl. 466. reg. 13. 1795. moet zijn 1787. Bl. 469, reg. 3. achter heeft, in te voegen hem vervoerde, Bl. 469. reg. 8. ontstaan lees ontstaat. Bl. 470. reg. 4. Het ϒ van water stel Het water van het ϒ. Bl. 472. reg. 5. achter het woord grootste het woord dorpen in te voegen. Bl. 483. reg. 24. het oude Velsen. Het schijnt, dat in de schriften der achtste of negende eeuw reeds onder den naam van Felisa, van dit dorp gewag gemaakt wordt. Tegenwoordige Staat van Holland, VIII. Dl. bl. 295. De Quohieren van Velsen, worden begroot op 1543 morgen en 513 Roeden. Bl. 483. reg. 27. Toren van de Kerk. In het jaar 1573 heeft ook de Velser Kerk in het lot der verwoesting van zoovele anderen gedeeld - doch in het jaar 1596 werd de aanbesteding tot den herbouw gedaan, en dezelve werd voltooid in het begin der zeventiende eeuw. De Toren is in het midden van dit alles staande gebleven. In de Velserkerk heeft tot het jaar 1795 aan de muur gestaan, maar is toen weggenomen, het volgend versje: | |
[pagina 572]
| |
Anno 1616 op Sondach metter spoets
Is hier geweest een hoogen watervloet
Waardoor dit tot een ghedenkenis
In onse schuthock geswommen
Ende bij den schutter gevangen is
Een levendyghen Wijtinghvis
Bl. 484. reg. 20. Agatha stel Antonie. Bl. 497. reg. 6. Scheibeek. Deze Hofstede heeft dien naam, volgens Brouërius van Nidek, ontleend van de beek, welke uit het vlakke Zandveld of de effen Duinen, gemeenlijk de Breêzaap genoemd, aflekkende oostwaards voortloopt door den Heereweg tot in het Wijkermeer, en omdat ze ten noorden langs de Banscheiding van Wijk aan Duin tot Velsen vloeit. Bl. 505. reg. 30. uit lezen moet zijn uit te lezen. Bl. 506. reg. 26. Beverwijk. Volgens den Tegenwoordigen Staat van Holland VIII. Dl. bl. 304. werd Beverwijk volgens de oude Quohieren op 52 morgen en 500 roeden lands geteld. - Ik meene aan dit artikel te mogen hechten eenige beknopte aanteekeningen mij wegens deze stede medegedeeld, die van den volgenden inhoud zijn: ‘Onder de stukken bij Oudenhovens Heusden vindt men 'er een, waar uit blijkt dat het Hof van Holland ook in de Wijk gezeten heeft. In het Zegepralend Kennemerland ziet men den platten grond en de breêstraat der stede, bij Boxhorn en Blaauw een ouder plan. Bij van Bracht leest men van | |
[pagina 573]
| |
den bakker Augustijn, daar om 't geloof verbrand. In oude Keuren en Kostumen achter 't privilegie van de Wijk, in annot. over Grot. meêrmaal aangehaald, leest men van affixien van billetten aan stedepoorten, waar uit men kan besluiten dat de Wijk besloten is geweest. Bij Tirion IV. Dl. leest men, dat zij ook ter dagvaard was. Bij Boxhorn vindt men haar op eene lijst van huldigende steden. van Heussen spreekt van drie Kloosters aldaar. 't Klooster, eene straat, volgende op de Begijnesteeg, welke van de Breêstraat derwaards loopt, en 't Patersteegje daar nevens, doen nog aan verdwenen geestelijke gestichten denken, gelijk ter Hofstede Oud-Merestein of de Schans nog overblijfsels van het vermaarde Klooster Sion moeten te vinden zijn, maar 't geen de gewezene Schout bij Nacht Bloys van Treslong, voormalig bezitter, mij verhaalde.’ ‘Bor, Hooft en Ampzing dachten ook aan 't stedeken.’ ‘Lommerlust (dit in 't voorbijgaan tot erinnering) en 't Rieten Huisje hadden eenen Zanger in van Ollefen. De Luthersche Kerk is van binnen en buiten in losse print afgebeeld. Een afbeeldsel van 't Rieten Huisje bleef in den loop, in 't voorwerk van 't bedoeld stukje toegezegd.’ ‘De Lustplaats Zeewijk was, naar 't geen de oude Vader A.R. Kool mij verzekerde, de Doelen. Op den Achter- of Konings-weg, (de oorsprong dezer naam bleek mij niet,) kunnende ook de Achterstraat heeten, is 't Weeshuis en 't geoctroijeerde Verbeter- | |
[pagina 574]
| |
huis Graafwijk. Een geoctroieerd Institut tot genezing van zenuwzieken vindt men, sedert eenige jaren, op den Driesprong, bij 't Kerkgebouw onder Wijk aan Duin, anders de Roomsche Kerk genoemd, dezelfde waarvan in de Arkadia gesproken is. De Rozijn- of Kunst-Azijnmakerijen in de Wijk zijn nog aanmerkelijk. Aan 't Raadhuis, welks voorgevel sedert Tirion's tijd vernieuwd is, zijn, in de Gasthuissteeg, oude groote steenen te zien. Omtrent het midden van de lengte der Breêstraat, bij de Nieuwe Steeg, middenste der toegangen tot de breede kaai aan het Meer, is een hooger grond, gelijk men bij 't inzien dier steeg duidelijk bespeurt. Behalve met de eene of andere bedekte Beek, wordt de Wijk niet met water doorsneden; waartegen 'er pompen zijn, voorheen putten, gelijk men 'er ten minste nog een zal vinden, met frisch duinwater. De tegen vertoogen doordrongene Ambachts-Heer (zie Tirion) had nimmer invloed op de aanstelling der Regering. In de Roomsche Kerk, bij 't groot Altaar, aan de rechterhand, tegen over den leerstoel, is een treffend beeld van St. Agatha. In 't Weeshuis werden steeds kinderen der verschillende, maar in de Wijk vriendelijk onderling verkeerende gezindheden opgenomen. Dat gebouw bij het zoogenoemd Klooster, heeft nog eenig ouderwetsch aanzien.’ - ‘In de Wijk zegt men, aan het Meer; de oude naam is de Meerhaven en zeer eigenlijk. In de Luthersche Kerk hing weleer, gedurende zijn leven, nevens den predikstoel, het afbeeldsel van den bevor- | |
[pagina 575]
| |
deraar der gemeente, sedert in de Kerkekamer gehangen. De Kerk der Roomschgezinden staat zoodanig, dat zij aan de betimmering van de Wijk sluit, dus op de scheiding met Wijk aan Duin. De Kerk bij den toren heeft drie kappen, rustende op twee rijen pijlaren. Tusschen beide gebouwen is een lager dak boven een tusschengebouw 't welk dezelve aan een hecht, en het Koor vertoont zich vlak. Men ziet het afbeeldsel bij Brouërius van Nidek, Zegepralend Kennemerland. In 't jaar 1572 is die Kerk door Sonoy, grootendeels verbrand, gelijk ten dien tijde meer Kerken in de assche gelegd zijn. Dus is zij blijven staan tot het jaar 1592. Kort daarna is 't midden- en zuiderpand hersteld. Van daar dat men niet wel oudere glazen dan van 1594 vinden kan. Eerst in 't jaar 1644 herstelde men het noorderpand. Dit is mij meêgedeeld, door eene aanteekening van den Oud-Burgemeester Rechtdoorzee. Agatha, zult gij waarschijnlijk ook gevonden hebben, ik heb 't van een' Pastoor, was maagd en martelares onder den Keizer Decius, binnen Catana, een stad in Sicilie, in welke men zegt, dat hare borsten nog bewaard en kerkplegtig geëerd, worden. Haar beeld in de Roomsche Kerk houdt beide borsten in een schotel. Bedevaarten naar Beverwijk waren 'er vele. De brief bij Wagenaar luidt dus: ‘Wij Scoute Scepenen ende Raedt van Beverwike make cond allen luden alsse dat wi ons verwilkoert hebben mitter stede van Amsterdam hare helpers te wesen ende here beste | |
[pagina 576]
| |
te doene mit den anderen vrijen steden in Hollant alsse van den twiste de zi nu hebben thegens de van Devanter. In orconde defen letteren beseghelt mit onser stede zeghele. Ghegeve des Dyngsdach nae onser Vrouwen dach Annonciatie int jare ons Heren dusent drie hondert seven ende veertich.’ Omdat Beverwijk de zijde van Jakoba gehouden hadt, moest ze in 't jaar 1426 zes duizend kronen geven, geen geringe boete in dien tijd. Zij was bij het treffen van een bestand te water met Gelderland, in 't jaar 1479. De Spanjaarden ruimden de Wijk in 't jaar 1576, welke vervolgens, op haar verzoek, van Sonoy volk verkreeg, tegen overlast uit Haarlem, gelijk bij Ampzing gezien wordt. De oude buitengeregtplaats, waar ook de executie aan Augustijn geschiede, wordt nog aangewezen aan den Houtweg; waar bij, niet verre van de Roomsche Kerk, nog een wegje is, het Groene- of Galgewegje genoemd, daar men die plaats nog toont. Van den Kerkhof der Kloosterlingen zijn nog kenmerken op Oud-Merestein, te voren Sion; in 't Kaas- en Broodspel en gedurende de Spaansche onlusten ook een schans.’ Bl. 523. reg. 3 in de noot. weggeborgen onder oude prullen. Ik heb het genoegen, om liefhebbers van de Vaderlandsche Oudheden te kunnen verzekeren, dat men weder eenige aandacht op deze stukken gevestigd heeft, en die waarschijnlijk uit hunnen duistren schuilhoek zal doen te voorschijn komen. Zeker is het althans dat men mij, pogingen doende om dezelve te koopen, dezelve niet heeft willen afstaan. |
|