Liederen van Mechtildis van Lom en andere annuntiaten, voorafgegaan door de Transcedron-kroniek van Barbara de Put
(1957)–Mechteldis van Lom, Barbara de Put– Auteursrechtelijk beschermdGa naar margenoot+36. Een ander dat kan gesongen worden op de vose:Met reght magh ick mij wel beklaghen.
| |
[pagina 233]
| |
20[regelnummer]
opdat mijn siele consommeer,
gansch queel van liefde en begheerte hier;
eijgentlijck om Godt te behaghen
en sijnen wil t'volbrengen goet,
duijsent mael sterve alle daghen
25[regelnummer]
door den brant van Godts liefde soet.
Och, moght ick sijn heel niet met d'al
dan sou ick vinden mijnen al,
Godts hoogste wesen, soet boven getal
Laet ons toch een te samen wesen,
30[regelnummer]
o mijn hemelsche schoonheijt soet!
Want ghij daerom mij sijt gegeven.
Deelt mij dan mede van u goet,
gheeft mij van uwe liefde pur,
ghij schoon hemelsche creatur,
35[regelnummer]
doet uwe siele dit eenigh faveur!
U siele segh ick mij te wesen,
omdat mij mijnen soeten heer
in u bewaernis heeft gegeven
om mij in als te helpen deur.
40[regelnummer]
Nemt mij soetelijck bij de hant,
helpt mij stoecken den minnen brant,
op dat ick hier magh winnen triomphant
soetelijck Godts invloijen crachtich,
om te worden met Godt heel een,
45[regelnummer]
en sijn hoogste wesen almaghtich
genieten in mijn siel alleen.
O brandent vier, helpt mij toch deur!
verwerft mij u schoonheijt peur,
soo sal ick vreesen gheen pijn noch noch douleur.
fin.
|
|