Liederen van Mechtildis van Lom en andere annuntiaten, voorafgegaan door de Transcedron-kroniek van Barbara de Put
(1957)–Mechteldis van Lom, Barbara de Put– Auteursrechtelijk beschermdGa naar margenoot+27. Een ander vose:t'Was een rijck fraij borgers kint.Maria soet, mijn voorsprackers,
wilt mij u jongste toone,
weest toch nu mijn advocaters
aen Jesus uwen soone!
Och, wilt hem mijn allende
5[regelnummer]
geheellijck eens voorwinde,
op dat hij mij door u maeck vrij
van al mijn slavernij.
Ick presenter u gansch geheel
al mijn allendigheijden:
10[regelnummer]
mijn hert, mijn ligham ende siel
met haer behoufticheijden.
Nemt mij in u regere
en moederlijck bestiere!
Ontsluijt u hert vol min t'ons wert
15[regelnummer]
en geneest onse smert.
Door u bestier en regiment
wilt al mijn saecken driven;
bij uwen soone hoogh present
20[regelnummer]
soo wilt mijn voorsprack bliven.
Wilt mij de rechte bane
van Godts wil in doen gaene;
door u pracktick maeckt mij gelijck
aen Godt, eer ick beswick.
25[regelnummer]
Ga naar margenoot+O gheluckigh die hun prosses
van u heel laeten driven!
Ghij sultse krighen goet sucses
| |
[pagina 209]
| |
om niet beschamt te bliven,
maer sult haer wierpartije,Ga naar voetnoot106.
30[regelnummer]
met al die haer benije,
maecken beschamt en heel ontsamt,Ga naar voetnoot107.
onder de voet gepramt.Ga naar voetnoot108.
Mijn hoep, mijn troost en toeverlaet
wil ick heel op u steellen.
35[regelnummer]
Met u solas en goeden raet
wilt heel mijn siel vervullen.
O trouw advocatersse,
o goede voorsprackersse,
wilt bijstant doen bij uwen soon
40[regelnummer]
door u genaede schoon.
Ghij hebt niemant verlaeten niet,
die haer op u betrouwen;
ghij sult mij oock verworpen niet
in alle mijn benauwen.
45[regelnummer]
Ick waght u soete grati
in dese desolati;
met hoep en moet, o moeder goet,
betrouw ick u in noot.
Ga naar margenoot+Mijnen Enghel bewaerder soet,
50[regelnummer]
wilt ons een goet woort leenen,
aen Maria, Godts moeder soet,
dat sij ons niet en speene
van haere soete borste!Ga naar voetnoot108.*
Och, klaght haer onsen dorste;
55[regelnummer]
t'is u bekint, getrouwen vrint,
helpt mij toch nu ten eijndt.
Mijn Patroonnen alle gelijck,
| |
[pagina 210]
| |
bidt voor mij u Princesse.
Seght haer, sij is seer autentickGa naar voetnoot109.
60[regelnummer]
geweest onse hulpersse.
Wie heeft tot haer geroepen,
die sij niet dede open?
Haer herte milt gaf ongeteeltGa naar voetnoot110.
grati seer mennighfult.
65[regelnummer]
Mijn siele die verlanckt soo seer
naer u, o Moeder schoone!
Nochtans soo laet ick mij geheel
aen u en uwen soone.
U wil is mijn behaghe,
70[regelnummer]
den mijnen ick veriaeghe,
en seght met vlijt in lief en leet:
Mijn herte is bereijdt!
fin.
|
|