Liederen van Mechtildis van Lom en andere annuntiaten, voorafgegaan door de Transcedron-kroniek van Barbara de Put
(1957)–Mechteldis van Lom, Barbara de Put– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 101]
| |
Ga naar margenoot+ Vande droeuige doot van ons e' moeder Ancilla. Ende wt uaert. Ende van de groote benautheijt die wi noch hadden vande geusen het XXIX. cap.Onse Eerwerdighe eerste Moeder Ancilla Suster Sara herlin; heeft seer loffelyck geregeert, den tijt van 18 Iaeren, seuen weken ende twee daghen min; oudt synde 56 Iaeren. Sy hadde haer .H. Prossessie gedaen int conuent der Annuntiaten binnen louen; Gelyck voor geseyt is; Ende heeft inde heylighe Oorden vande gebenedyde Moeder Godts, Godt Almachtich ende syn gebenedyde Moeder seer vierichlyck ende getrouwelyck gedient 37 Iaeren Sy was seer nau ende Iuerich Inde onderhoudinghe van onsen heylighen regel, Statuten, ende alle goede oordinantien Ende oock in ons de selue te doen onderhouden; Een wtnemende liefhebster tot de deuotie; Ende tot de Alderheylichste Moeder Godts Maria, ons daer in geduerichlyck voeyende door haer leuende exempel, oueruloedighe vermaninghe ende leeringhe, mondelinghe ende oock met schriftenGa naar voetnoot1, soeckende ons harten geduerichlyck met nieu vierichheyt te ontsteken; Arbeydende met een moederlycke Affectie; de bedroefden te consoleeren; die in tentatie waeren te verstercken; die in cranckheyt waeren te helpen, een Iegelyck nae vereysGa naar voetnoot2 van haeren noot, Soo is nu eylaci, in desen donckeren neuelachtighen droeuighen tyt, ons dese sonne onttrocken, ende is met de leste sieckte, als een doncker wolcke voor ons ooghen; beuanghen; wat costen wy nu anders doen als met geduerich suchten weenen ende bidden, roepen tot den vader der bermherticheyt om de gesontheyt van alsulcken moeder; die welcke ons naer ons duncken meer nootsakelyck was als ons eyghen; Ende hoe gerne souden wy voor haer gestoruen hebben haddet, Godt belieft; Maer Godt Almachtich willende haer verlossen van alle dese menichuuldighe onrusticheijt, Ende loonen van haeren getrouwen arbeyt; heeft ons gebeden op een ander | |
[pagina 102]
| |
mannier verhoort; te weten, haer te verlossen van alle dese swaricheyden ende droefheyden, ende ons een ander moeder verleenende die ons naer synen alder liefsten wil wel soude regeren Des nachts tusschen den negenden, ende thienden Iulius, sijnde 3. oft 4 da Ga naar margenoot+ ghen te vooren seer quaelyck geweest; quamp onse E. Moeder noch te mettenen maer sij en coster niet langhe blyuen, sy moest wederom affgaenGa naar voetnoot1; doense op haer celle quamp vielse inden stoel neder en cost niet meer, Alsse wat gerust hadde holp de sieckmoeder haer mettenen voorts wt lesen, ende holpse op haer bedde; Des smorgens vruch want het saterdach was, moest ons Eerwerdighe Moeder Viccarisse capittel houden: geuende de .H. Gemeynte te kennen, met groote droefheyt, hoe quaelyck dat onse Eerwerdighe Moeder was; de sieckte namp toe, alsoo dat wy in groote droefheyt waeren; ende vreesen voor haer doot; den docktoor wert geropen den welcken oock scheen te vreesen, maer beloofden syn alderbest te doen; byde gedurighe cortse ende het water daer onse Eerwerdighe Moeder mede beuanghen was, sloch noch de rose aen haer been, de welcke den doctoor seluer socht te remedierenGa naar voetnoot2, des saterdaechs acht dagen da nae dat de sieckte begonst was droeghen wy ons Eerwerd. Moeder int sieckhuijs; haer been daerse de rose aen hadde wert soo dick ende soo root dat het schruemelyck was om te sien; den doctoor arbeyden dattet gaten soude werpen om den brant ende het water vant haert te trecken; naer vyff oft 6 daghen, quampter veel waters wt haer been, ende begonst allenskens te slincken ende de viericheyt wat te vergaen; van gelycken verminderden oock de cortse; ende begonst wederom inden dach een lutskenGa naar voetnoot3 op te staen van haer bedde, ende op haer been te treeden, ende van de een cotseGa naar voetnoot4 tot de ander te gaen; den doctoor maeckten nu | |
[pagina 103]
| |
seer goeden moet, meenende datse aen dese sieckte niet en soude steruen; Den lesten Iulius, dwelck doen oock op eenen saterdach was; Als onse Eerw. Moeder gebicht hadde om sanderdachs te comnuniceeren; doen stontse des Auonts ontrent ten 7 vren wederom wat op; ende sittende voor haer bedde seydense datse nu soo fintgens wasGa naar voetnoot1; ende sprack soo wesentlyck, Doen chrechse een subite veranderinghe haer spraeck verginck, De .H. gemeente wert terstont geropen, ende oock de Paters; hierentusschen hernampse een weynich, datse wederom sprack, de Paters gingen wt om het H olisel, het was al haest haest; het welckse voor haer bedde ontfinck; ontrent den acht vren was onse Eerwerdighe Moeder gepasseertGa naar voetnoot2, ende ten 7 vren wasse noch seluer van haer bedde opgestaen
Ga naar margenoot+ och in watten extremen droefheyt wij doen bleuen, omt deruen van alsulcken Moeder, in sulckenen benauden tyt; ende dat soo subbitelyck als wyt minst meenden om datse wederom scheen te beteren waer in wy onsen troost hadden meynende datse ons de goedertierenheyt Godts wederom op een niew gegeuen hadde Gelooft moet hij syn inder eeuwicheyt; die wilt dat wij ons hope ende alle onse Affectien alleen sullen stellen, Want hy alle ons begeerten can voldoen naer syn wel behaghen Onse Eerwerdighe Moeder Ancilla Saligher Memorie, is begrauen Int midden vant Capittel huijs; houdende voor haer een dubbel wtuaert naet vereys van ons statuten; Ende om ons danckbaerheyt naert vereys der liefden een weynich te thoonen; voor alle dien sueren arbeyt diese om de liefde Godts, Inde reformatie van ons conuent Inwendich ende wtwendich gedaen heeft; hielden wy tot de dubbel wtuaert Inde eerste thien daghen noch een solemnele misse; De eerste op den dach van haer begraffenisse de tweede binnen de thien daghen, de derde op den thienden dach, stellende 3 wassen kerssen die | |
[pagina 104]
| |
daegelyckx aen haer Graff ontsteken werden als wyt ResponsoriumGa naar voetnoot1 aent graff quaemen synghen; des gelyckx soo dickwils als wijt responsorium aent graff songen; lesende dat telcke reyse als wy met prossessie Inde welcke t Cruys voorgedragen wert, daer gaende ende wederomcomende miserere ende deprofundisGa naar voetnoot2 Wy hielden oock dit eerste Iaer alle maenden maenstontGa naar voetnoot3 met misse ende vigilie, ende songhen dan telcke reyse als voor geseyt is een responsorium aent graff, Ende lasen dit heel Iaer alle daghe op den choor den deprofundis inde gemeynte
Als wy nu indese extreme droefheyt waeren om de doot van onse Eerw. Moeder, vermeerderden noch meer de ander quellinghe die wij nu wtwendich hadden; want de mompelinghe ginck soo sterck ondert volck, datse de cloosters souden spoliëren; datmen elcken nacht verwachten dat het slodt soude open geslagen worden, ende dat ons de soldaten oueruallen souden; Onse Eerwerdighe Moeder Viccarisse liet geduerighe waeke houden int gebedt, ontrent 3 weken lanck, Om te bidden voor ons Eerwerdighe Moeder Saligher Ende dat den .H. Gheest soude belieuen te wercken inde ElectieGa naar voetnoot4 van de Ga naar margenoot+ nieuwe moeder; Ende dat Godt Almachtich ende syn gebenedyde moeder ons beliefden te bewaeren in synen heylighen dienst, en dat ons slodt toch niet en mocht gebroken worden; Waer van Godt ende sijn gebenedyde Moeder moeten gelooft syn; dat wy het selue tot noch toe hebben moeghen onderhouden De Electie vande nieuwe Moeder liep noch aen tot inde derde weeck om datmen soo haest gheen bescheetGa naar voetnoot5 vanden E. Pater Prouinciael en cost cryghen. Den E. Pater Gardiaen Pater Geradus suchtelen sondt nae | |
[pagina 105]
| |
de doot van onse E. Moeder Saligher twee broeders met ons brieuen naer brabant, maer dese quaemen niet eerder wederom voor den 17 Augustus des Auonts; Brenghende Antwoort vanden E. Pater Prouinciael, dat den E. Pater Gardiaen de Electie soude doen ende de confirmatie vande niew gecooren Moeder; Des anderen dachs den 18 Augusti, op den Auont vanden .H. Ludouicus BisschopGa naar voetnoot1, op eenen wons dach quamp den E. Pater Gardiaen Men songe de Misse vanden heylighen GheestGa naar voetnoot2; daer nae quamp hij binnen om seluer de stemmen vande siecke susterkens te hooren; Ende doen hielt hy de Electie met eenen int capittel huys; De welcke eendrachtelyck viel op onse beminde meestersse Suster Geertruyt van bergen, De welcke vanden E. Pater Gardiaen geconfirmeert wert; Dit was nu ons tweede Moeder Ancilla Sy was by nae 18 Iaeren Meestersse geweest; Van dien tyt aff, datse met ons E. Moeder Ancilla Saligher Memorie, van Louen gecomen is; ende heeft ons altesaemen die tot dien dach toe ingecomen waeren het cruysken op de schouder geleytGa naar voetnoot3; Als de confirmatie geschiedt was, doen leyden onse E. Moeder Viccarisse, Ende Suster digna Cornelis, met de heel .H. Gemeynte, Onse Eerwerdighe nieuwe Moeder Ancilla op den choor, Ende stelden haer inden stoel vande Moeder; Ende de gemeynte gaende elck naer haeren graet inde gestoolte; songen met grooter danckbaerheyt Te deum Laudamus, Onder de welcken onsen E. Moeder Viccarisse ende S. Digna Cornelis ende veruolghens de heel gemeente, onse Eerwerdighe Moeder Ancilla gingen cussen ende welcoom heeten; Alst al wt was songe ons E. Viccarisse de oratien; Alst nu den Reefter geluydt was, leyden onse E. Moeder Viccarisse, en E. Digna Cornelis onse E. Moeder
Ga naar margenoot+ Ancilla, Int Capittelhuys ende inden reefter op de Plaetse vande Moeder | |
[pagina 106]
| |
Veel van ons hadden een groote begeerte om ons .H. belooften inde handen van ons E. Moeder Ancilla wederom te vernieuwen; om t welck wy haer baeden; Ende sy liet ons dit toe Op den feestdach vande alderheylichste geboorte, Vande ouergebenedyde Moeder Godts Maria Als den Noen gedaen was vergaderden de heel .H. gemeente int sieckhuys Ons E. Moeder Viccarisse voorgaende viel ootmoedelyck op haer knien vernieuwende haer H belooften inde handen van ons E. Moeder Ancilla daer nae S. Digna Cornelis; ende soo voorts veruolgens onsen graetGa naar voetnoot1 alst aenden graet vande siecke susterkens quamp; Ginck onse E. Moeder Ancilla aen hun beddekens om oock haer goede begeerten te voldoen Alst nu altemael gedaen was, laesen met grooter danckbaerheyt te deum laudamus Daer nae gingen wy naer den choor om de vespere te singhen |
|