Liederen van Mechtildis van Lom en andere annuntiaten, voorafgegaan door de Transcedron-kroniek van Barbara de Put
(1957)–Mechteldis van Lom, Barbara de Put– Auteursrechtelijk beschermdGa naar margenoot+ Vande menchuuldighe benautheijden die wi hadde voor de geusen. Ende hoe de stadt ouer ginck Het XXVIII cap.Als nu den bou van ons clooster bij nae voleynt was meenden wy onse Lieuen heer met meerder gerusticheyt ende stillicheyt te gaen dienen ende ons schulden allenxlcens te betaelen ende dan metter tyt voort te volmaken datter noch resteerden; maer de menichuuldighe benautheyden vermeer- | |
[pagina 93]
| |
derden soo seer, om vande guesen oueruallen te worden; dat wy in dese 3 leste Iaeren voorde veranderinghe vande stadt weynich gerusticheyt hadden; Dit was geduerichlyck te doen dat al deen een tydinghe ouer de ander quaemen; datmen wel soude toesien daer is verraderye op venlo; de borgerij moesten den meesten tyt ouer den anderden nacht waken; te weten den eenen nacht de een helft den anderen nacht de ander het helft; dit viel seer swaer; sonderlinghe; de arm arbeyders die in sweet huns aensichts hun broot moesten winnen; Ons E. Moeder Ancilla dede ons susterkens eenighe plaetsen af mettelenGa naar voetnoot1 om de beste ornamenten vande kerk wat aen een syde te doenGa naar voetnoot2; oft wy eens met een verradery ouerrompelt worden, datse noch mochten gesalueert wordenGa naar voetnoot3; Ende alster dan weder om ander tijdinghe quaemen van de stadt met belegeringhe ofte met gewelt in te nemen; dan moesten wyse wederom op een ander plaetse draeghen: van vreesen datse voort schieten oft ander ongemack niet en souden bewaert syn; Dit sleepen ende draghen duerden dese drye Iaeren lanck, niet alleen met de ornamenten maer oock met alle ander noodighe dingh die wy niet en costen deruen; en vreesdent dickwil op eenen nacht altemael quyt te worden; Hier nae Int Iaer 1632; werter seer groote orlochs gereetschap gemaeckt in hollant een Iegelyck was benaudt ende in bangicheyt sonderlinghe de religieusen, ende geestelyckheijt; om dat de Heylighe Catholycke religie tot noch toe al hollant door, ende oock alle ander steeden die de staeten met gewelt oft loose listen onder hun hadden gecregen, gheenen godts dienst int open baer en mocht geschieden; Ende de vierigheGa naar voetnoot4 Catholycken; sochten dien dickmaels int heymelyck te doen; met perikel van lyf en goedt; Ende men nu soo oueruloedelyck gesien ende gehoort hadde datter sulcken menichte van cloesters, ende kercken gedestrueert ende vernielt waeren; Doen waeren wij in groote vreese; niet wetende hoet met ons ende | |
[pagina 94]
| |
Ga naar margenoot+ het geheel lant aflopen soude; het was aende Catholycke syde soo armelyck gestelt datter gheenen hoop en was van eenighe menschelicke hulpe bescherminghe oft ontsedt; Dan alleen op godt; die niemant en verlaet die op hem betrouwen; Gelooft moet hy syn; dat hy ons syn arme dienaerssen niet en heeft verlaten maer heeft ons bewaert in synen .H. dienst, op sulcken mannier alst syn goddelycke voorsichticheyt beliefden; Synde dan In dese benautheyt; gestelt, keerden wij ons veel meer tot Godt al wast dat wijt; In dese voorgaende tyden eendrachtelyck; gedaen hadden; Onse E. Moeder Ancilla ordineerden; tot het Cruypen voort hoochwerdich .H. SacramentGa naar voetnoot1; ende int Cruys 7 pater Noster Ende Aue maria ter eeren de 7 droefheyden vande ouergebenedyde moeder Godts ende Letanien, noch ander gemeen gebeden te lesen ende te singhen; ende oock tyden om dat sich een Iegelick tot het inwendich gebedt, In stillicheyt, naer syn deuotie soude begeuen; op dat wij godt mochten versoenen ende syn bermherticheijt verweruen; vermanende ons dickmaels tot groote hope ende betrouwen op Godts, ende tot een naw waerneminghe ons selfs; Versteruende om syn Liefden alt ghene dat syn goddelycke ooghen in ons soude moeghen mishaghen, ende dat wij in ende met alle ons werken tot godt souden bidden Ontrent het hoochtijt van sinxen vergaderden de guesen by malcanderen; de spraeck liep alt lant door datse masseerdenGa naar voetnoot2; maer men en wist niet wat datse voor hadden; dan datmen seyde datse al op de moeckse heijGa naar voetnoot3 bij een vergaderden; op den tweeden sinxen dach des morghens quamp de droeuighe tijdinghe datse op venlo aenquaemen; de .H. gemeente en wisten dit noch niet al; voor dat den goddelicken dienst wt en was; ons ouersten waeren inde vterste benautheyt; noch hoopten men datset op venlo niet hebben en souden om datse soo seer sterck waeren; datse iet grooters souden aenuanghen; ende | |
[pagina 95]
| |
datter dan eenighe ressistentieGa naar voetnoot1 soude tegen gedaen worden; maer soose allenskens naerder quaemen dede ons Eerwerdighe Moeder; naer den goddelycken dienst de kercke ende den choor die nu als opt grootste hoochtijt gepaleert waerenGa naar voetnoot2, aff doen doende de reliquien; ende het silueren werck met de beste ornamenten wat aen een syde; wantse quaemen met soo grooten macht dat het niet moegelyck en was dat de stadt van venlo die soude connen wederstaen, ontrent de vespertyt waerense soo nae datse haer paerden hier inde mase drinckten; ende dien seluen
Ga naar margenoot+ sinxen maendach den welcken doenviel op den 31 meij, omcingelden sij dese stadt ende begonsten sich al te begrauenGa naar voetnoot3; doen en mochten wy de groote clocke niet meer luyen tot den goddelycken dienst, maer luyden met het reefter cloxken, wy en songhen oock die heel weck misse oft vesper oft eenighe geteyden dan alleen veni creatorGa naar voetnoot4 inde vesper ende tertie ende lasen des sauonts ons mettenen; Des dinsdachs; Gaff onsen Eerwerdighen pater ons de .H. Communie, ende haelden onse Lieuen heer vanden choor, op dat hem gheen iniurieGa naar voetnoot5 en soude aengedaen worden; want wy en wisten niet hoet aflopen soude oftse ons met gewelt oueruallen souden oft dattet met accoort soude geschieden Dit deruen vant hoochwerdich .H. Sacrament was ons een groote desolatie in dese wtterste benautheyt; te meer om dat wy vreesden; dat wy hem nu voort meer niet wederom en souden cryghen; nochtans hadden wy lieuer dese desolatie als te verwachten dat Godt eenighe oneer soude aengedaen worden, alle de beelden en schilderyen, oock de schilderyen vande autaeren, werden inde kerck ende op onsen Choor aff gedaen; van vreesen datse onstucken souden geslaegen worden; Des wonsdachs dede onsen E. Pater ons wederom dese Consolatie ende gaff ons de | |
[pagina 96]
| |
H. Communie; Ende als nu het Heylich Sacrificie der Missen wt was; Ende wy neder knielden, om tot de heylighe Communie te gaen quamder een vrouwe met groot gedruys inde kercke geloopen; Ende riep luyer kelen wt; Wy verstonden datse riep sy synder al in; Wy en wisten niet oft wy terstont Altemael doot geslagen souden worden, oft wat dat ons ouercomen soude ons beminde buyten susterkens gingen terstont wt om te vernemen; en quaemen ons segghen dattet niet en was; Doen gaff onsen E. Pater ons de H. Communie; Als den goddelycken dienst wt was, Vondt den E. Pater Gardiaan goedt, dat wy alle onse bedden stroo; ende ofter eenighe moetsaerdenGa naar voetnoot1 oft houdt op de solders waer; met ock alle ons ander dinghen souden van bouen doen, om dat de geschuttenGa naar voetnoot2 nu geplant waeren ende scheen offse recht tegen ons kerck quaemen; hy vreesden datse t vier, hier in souden schieten; Wij leyden ons bedden Int capittelhuys werckhuys naeycamer schol; en inde sacristeij al rontom aende aerde neder, om voort schieten beuryt te syn; maer den schuet en treften op ons clooster niet; wy droeghen ons siecke susterkens wt het sieckhuys om dat wy vreesden dat het welfsel, dwelck nu seer geborsten was; vant daueren neder soude vallen; Want ons geheel cloester beefden vant
Ga naar margenoot+ schieten datse hier op de vesten naeden leger schooten; Den Prins hadde verscheyden reijsen aende heeren oft magenstraet van deser stadt gesonden heysschende de stadt op ende datse hem eens souden comen spreken, seggende dat het tot der stadts ende des lants weluaert soude zyn; maer de heeren en wildender niet naer hooren; hy sondt noch op eenen morgenstont den trompetter vyfmael aende heeren datse hem eens soude comen spreken; ten lesten als den trompetter soo dickmaels quam, oordineerdense eenighe van hunluyden die wt souden gaen om hem te spreken; de welcke hy met grooter beleeftheyt ontfinck ende aenspraeck; seyde hun | |
[pagina 97]
| |
onder andere dat de stadt tegen sijn macht niet en vermocht; want hy viftich duysent man int velt hadde; Ende had nu syn geschutten geplant, hy cost de stadt op eenen dach inde gront schieten, Indien sy niet en wilden accordeeren; want oft sy wilden oft niet; hy soudese euen wel mergen als te weten des vridachs hebben; hy presenteerden hun dat de religi in haer vollen fluer met alle de cloosters souden blyuen, ende de heeren diet beliefden in hun vol possessieGa naar voetnoot1; hy gaff hun tyt, en respyt met den stadthelder Graef henderyck vanden berchGa naar voetnoot2, sich te beraeden die sich naer gelder vertrocken hadde; maer als de heeren bij hem quaemen ende hulp van hem versochten cregense seer crancken troost, als dat hyse niet en cost gehelpen; de heeren waeren seer bedroeft ende weenden gelyck kinderen datse sulcken affscheyt cregen; Alsse wederom hier inde stadt quaemen dedense de borgerie vergaderen; ende vrachden haer aff watse van meijninghe waeren te doen de welcke antwoorden; Sy waeren bereydt tot den lesten droppel bloets toe te stryden; Voor Godt, ende haer gelooft; Ende oock voor den Coninck; by aldien sij hun eenich ontsedt ofte hulpe wisten te cryghen; maer indien sij haer gheen ontsedt en costen vercryghen; waer toe sullen wy dan ons vrouwen ende kinderen int swaert ouerleueren; Dus moestense tegen hunen danck accorderenGa naar voetnoot3; Wy hadden doen 2 nouisien: een om nonneken te syn binnen, Suster Ionna Palmers; wiens tyt nu op acht daghen nae wt was; Ende een buyten susterken S. Anna thessers dese resteerden noch wel ontrent vijff maenden; Sy weenden beyde gaeder met ontroostelycke traenen; vreesende om dat in alle andere steeden die tot noch toe ouer waeren gegaen al die niet geproffessit en waeren wederom wt de cloosters moesten gaen; datse oock wederom wt souden moeten gaen | |
[pagina 98]
| |
Den E. Pater Gardiaen vondt goedt dat S. Ionna wiens tyt nu soo nae
Ga naar margenoot+ was haer belooften voorde .h. gemeente soude lesen, sonder meeninghe van haer te verbinden, Ende datmen haer den swarten wiel ende den rooden schapelier soude aendoen; om mede voor een geprofesside suster door te passeren; om soo op den rechten dach haer. H. Proffessie te moeghen doen, dit geschieden des vridachs, smorghens den 4 Iunius; alst accoort gemaeckt wert; daer nae droeghen wy ons beddekens wederom op den dormpter; op dien seluen dach des auonts quaemen de guesen in de stadt Des saterdachs: als onsen E. Pater het heylich Sacrificie der missen gecelebreert hadde bracht hij onse L heer weder om bouen op onsen Choor; tot ons groote consalatie en vertroostinghe; Des namiddachs luyden wy de vespers wederom met de groote clocke; Ende songhen de eerste Vesper van de alderheylichste Drijuuldicheyt; ende van doen voort deden wij onsen goddelycken dienst; als wij te vooren hadden gedaen; behaluen dat wy noch eenighen tyt lanck maer een misse en hadden; om dat den E. Pater Hieronimus stroobant, voor de comste vande guesen de vlucht hadde genomen, niet tegenstaende dat hy sieck was; welcke sieckte nu door de droefheyt soo vermeerdert was datmen niet en wiste hoemen hem wederom hier soude cryghen; Wij en mochten doorgaens soo langhe niet luyen, en sonderlinghe op de groote feestdaghen, om dattet voor dese nieue incomelinghen, te grooten nieuwicheyt was; sy quaemen in de Catholycke kercken dickwils met sulcken irreuerentieGa naar voetnoot1, clappende en sprekende datse menighe deuotie beletten, ende de goede harten seer bedroefden, daer quamp eens eenen in ons kerck, ende trock syn swaert wt, al oft hy onse 1. heer ofte den priester eenighen spyt hadde willen doenGa naar voetnoot2, waerom dat onsen E. Pater de kerck duere toe liet tot dat dit wat gebetert was; Daer nae liet onse E. Moeder | |
[pagina 99]
| |
Ancilla allenskens de kercke wat stofferenGa naar voetnoot1, ende de schilderyen op de autaeren stellen ende de autaeren altemael toe rusten; maer in middeler tyt hielen de guesen in hun kerck die hun toegelaten was in de stadtGa naar voetnoot2, met hunnen predicant raedt om ons kercke te cryghen; ende gauen wt datse den boode hierom nae den prins hadden gesonden; somtyts seydense sy wilden ons kerck onder innemen, en laten ons bouen sitten; somtyts seydense, datse ons kerck met het clooster ende al de goederen nae sich wilden nemen ende Iaegen ons Altemael wt, die van buyten waeren mochten wederom ter stadt wt gaen, ende de borgers kinderen mochten haer ouders thuys gaen; Alsmen hun dan seyden vant accoort dat den prins gemaeckt hadde; seydense datse om den prins ende syn accoort niet en gauen; Ende dat dit accoort niet Ga naar margenoot+ altyt dueren en soude, als sy meester Vant heel lant souden syn, dan salt wel anders toe gaen; dan en souden wy soo niet met vreeden blyuen sitten; Dit ende des gelycken vermeerderden seer de vreese die wy van selfs genoch hadden; om datmen de ongetrouwicheyt vande kettersche belooften te vooren genoch gehoort ende gesien hadde; dit was de eerste twee oft drye maenden oueruloedelyck te doen; binnen desen tyt quamp de spraecke seer sterck dat des keysers volck wt duytslant quam, om mastricht te ontsetten ende dat venlo aen hun prys gegeuen was; dit maeckten een nieu turbatieGa naar voetnoot3 inde stadt; sommighe goede vrienden vielen ons ende oock alle de ander cloosters seer moeielyck, om eenighe van hun dinghen inde cloosters te doen verhoopende datse daer gesalueertGa naar voetnoot4 souden syn; Dit verweckten wederom een nieu orloch tegen de cloosters verweckende malcanderen om de clooster te spolierenGa naar voetnoot5; ende versochtent oock vanden gouernuer der stadtGa naar voetnoot6; maer hy sochtet te beletten; | |
[pagina 100]
| |
Onse Eerwerdighe moeder Ancilla was in duysent benautheyden, dat het slodt soude open geslagen ende gebrooken worden; siende alle die Ionghe plantsoentgens die Godt inde heylighe oorden van sijn gebenedyde Moeder gestelt hadde: vreesende door alle dese menichuuldighe benaŭdtheyden, en trobelen eenich betetsel te crychen in haeren wasdom ende voortganck; Ende wantse ons met een moederlycke Affectie altyt socht te veruorderen tot de religieuse volmaecktheyt, haer seluen nacht noch dach niet spaerende, maer met alle sorchuuldicheyt sochtse ons te Instrueren ende te leeren tot de duecht, ende nauwe onderhoudinghe van onsen .H. Regel, statuten ende alle goede ordinantien; berispende ende straffende scherpelycke alle gebreeken, hoe cleyn datse waeren; om ons te helpen op dat wij in groote niet en souden vallen; Leerende ons noch veel meer met haer goede exsempelen; Want draeghende een soo grooten last; als is soo veel zielen ende lichaemen te regeren; te voeden ende te onderhouden; ende hebbende den geheelen bou, vande kerck ende het conuent soo nae ten eynde gebracht; daer by hebbende een seer weeckelyck lichaem soo swaer vant waterGa naar voetnoot1 datse somtyts nauwelyckx voort en cost comen; haeren vierighen Gheest, en gaff haer gheen rust, maer volchden nacht en dach de .H. gemeynte, alsse door de liefde int ghene daerse door haer officie in verbonden was niet beledt en werdt; ofte swaere sieckten; al tot haer leste dootelycke sieckte toe |
|