Liederen van Mechtildis van Lom en andere annuntiaten, voorafgegaan door de Transcedron-kroniek van Barbara de Put
(1957)–Mechteldis van Lom, Barbara de Put– Auteursrechtelijk beschermdGa naar margenoot+ Hoe wij tot de volcomen besluytinge gecomen sijn, ende den hoff maeckten. met de huisen aende straet. Het XXVII capittelGa naar voetnoot2 Int Iaer ons heeren 1630, hebben wij vercregen dat wij mochten beginnen eenen hooff te maken; want wij tot dien tyt toe gearbeyt hadden, met veel moeyten ende groote costen; soo int copen vande Eruen, als int bewillighen vande gene die ons tegen stonden; Ende want de heel plaetse van ons clooster nu betimmert was; waeren wij heel benaut om dat wij gheen open lucht en hadden het welck veel sieckten ende weeckelickheijden causeerden; Ende oock om dat wij gheenen hoff binnen en hadden, moesten al wat wij van noden hadden, als wermoesGa naar voetnoot3, slaet, Erten boenen en soo voort, Aende OedeGa naar voetnoot4 haelen, het welck een groote slauernije voor ons beminde buyten susterkens was Ende oock dickmael groot perikel naer ziel en lichaem, om de quaede menschen die met desen benauden orloch ouer al liepen ver- | |
[pagina 85]
| |
moorden ende schoffeerdenGa naar voetnoot1 soo menighen mens: Ende daer en bouen als ons susterkens somtijts inden hoff quaemen om te haelen tgene ons van nooden was: dan warender andere geweest diet genomen hadden, ende wij moesten patientie hebben, want sich de sommighe noch beroemden datse wt den beginen hoffGa naar voetnoot2 genomen hadden Onse beminde buyten susterkens, te weten Suster Catharina hermes de welcke mede van louen gecomen was om ons Conuent te helpen reformeren; Ende Suster Sophia voeten een van ons eerste Susterkens te vooren inden derden regel ons. H. Vaders francisci geprofessijt synde met noch twee dochters die wt de werelt ontfangen waeren, S. Anna Salemes, Ende S. Elysabeth Ianssen Dese thoonde haer groote liefde tot godt Inden getrouwen doenst diese aen ons Conuent deden; vanden eersten aff tot den lesten toe, En lieten sij haer gheenen arbeyt, beschaemptheijt oft swaricheyt verdrieten; soo wel in Almoessen te vercrygen, als in getrouwelyck te Arbeyde; Reysende naar hollant naer brabant, naer walslantGa naar voetnoot3, Al om assistentie tot den bouw vande kercke ende vant heel conuent; Ons beminde S. Catharina op een reijse In hollant geweest synde; Bracht wel 6 hondert gulden mede van Almissen; Ende noch eens 4 hondert gulden; En soo voort
Ga naar margenoot+ op andere keren, soo veel als Godt ons door syn goetheyt beliefden te verleenen Dese thoonden haer Goetwillicheyt om te aenuerden allen arbeyt en suaricheyt dieder op vallen mocht om den hoff te maken Soo hebben wy ten lesten door groote moeijten vercregen; dat Ian Engelen die welcke een veruerij hadde alder naest ons conuents erff gelegen, syn plaetse beneffen den geuel vande kerck breet synde ontrent. 15. ofte 16 voeten; beginnende aende straet; tot op de stat muer; al waer de veruerij achter op | |
[pagina 86]
| |
gebout was, synde de stat muer ock de muer vande veruerij; Ende aende ander syde van Ian engelen Erff, was de erue wederom ons conuent toeGa naar voetnoot1; de welcke doen wij die coften vande rechte erff genamen leefdender noch eenen ouden man, dieder tochterGa naar voetnoot2 aff was; desen hadde het achterste eynde van dit erff voor sijn leuen lanck aen Ian engelen vercoft; Ende op dit lyfGa naar voetnoot3 vercoffte erff was de veruerye mede gebout; Soo dat dit huijs vande veruerij wel half stont op ons conuents erue, want den man die tuchter daer van geweest was die was nu ouer eenige Iaere gestoruen; ouersulckx was den Gront het conuent toe; Ende aen dese syde nae ons werckhuys waert stont de de veruerij e op ons conuents muer; Hierom presenteerden wy hem; Soo veel plaetse als syn plaetse groot was; ende de veruerij op onsen cost te laten versetten; om dat sijn plaetse lanck ende smal was en coste de veruerij soo bequaam niet staen ende staende aen een syde op ons erff, en quam hem niet meer rechtuerdich toe; Dit accort wert met veel tusschen beyden spreken ten lesten gemaeckt; van onsen geestelycken vader wilhem Duycker; den welcken seer getrouw aen ons conuent was; Ende wel te recht den naem van Vader mocht voeren; waerom wij wel in hem verobligeert blyuen, om voor hem te bidden; want hy puerlyck om de liefde Godts veel swaricheyt, ende opualGa naar voetnoot4 voor ons heeft door gestaen, Ende daer en bouen dit werck altemael vanden eersten totten lesten; soo int copen vande huijsen ende eruen (dieder noch te copen waeren) als int op bouwen vande .7. nieu huysen; ende den heelen muer rontsom den hoff, Ende versetten vande veruery op hem genomen heeft, besorgende (want het al buytens tsloots was) alt gene van nooden was, leenende ende verschietendeGa naar voetnoot5 voor ons tgene wy niet en hadden; Desen dan het Accoort met Ian Engelen makende; Int Iaer ons heeren, 1630 den 26 Meert; (dit was doen dinsdachs inde goede weeck), | |
[pagina 87]
| |
om de veruerije te versetten; liet terstont alle het gene daer getracteert wert, al
Ga naar margenoot+ AutentijckelyckGa naar voetnoot1 voor de heeren oftschepen beschrijuen om dat hij vreesden voorden quaeden raet die hier tusschen beyden comen soude, ende de schuldenaeren die ons oueruallen mochten; dwelck daer nae noch swaricheyts genoch maeckten Hier nae den vierden dach Inde Meij op de vindinghe IesuGa naar voetnoot2; dit was doen op eenen Saterdach, begonsten ons buyten susterkens de eerste oude huyskens aff te breken, want den meesten deel vande plaetse al vol cleyn huyskens betimmert was daer voelck in gewoont hadde; Alsmen nu begonst te breken soo verweckten den viantGa naar voetnoot3 een niew orloch in sommighe menschen die veel te seggen ende te doen maeckten; dat wij de stat swackten met de huysen aff te breken; wie de wacht ende soldaten souden houden als wy al de plaetse in namen; Ende datmen ons niet gelouen en soude, dat wij wederom huysen aende straet, souden op maken; Ende al waert dat wyse maeckten dat wij se seluer souden in nemen; Ende veel des gelijckx; soo dat de heel stat bij nae beroert was; ende oock veel vande heeren vande magestraet; Onsen geestelycken vader ende buyten susterkens hadden veel te lyden, doende alle neersticheyt om de fondamenten vande huysen te beginnen; op datse te beter het volck souden paeijenGa naar voetnoot4 Hier en tusschen wert de muer vanden hoff begonnen; Onse Eerwerdighen heer Iacobus A castroGa naar voetnoot5 Bisschop tot rormunde, begeert, dat hem belieuen soude den eersten steen te leggen van ons vaste besluijtinghe; (Want de besluytinghe tot noch toe aen die cant seer onuast was geweest; en was meer een gewillighe besluijtinghe, want men soude daer hebben connen wt en in geuen en spreken, en hadde de liefde Godts niet weder- | |
[pagina 88]
| |
houden) het welck hij accepteerden; Ende quamp des Sondachs voor Sinxen, inde staetGa naar voetnoot1, om des maendachsden 13 Meij den eersten steen te leggen; Op desen dach wast den Iubileus van 100 IaerenGa naar voetnoot2 dat ons clooster der Annuntiaten tot Louen gefondeert was Ende Eerwerdighe Moeder Ancilla tot louen; hadde van syn heijlicheyt vercregen den vollen Afflaet van Iubileus; In haer kercke; Oock hadde de selue E. Moeder van ons Eerwerdighe Ouersten vercregen dat alle de Religieusen int conuent van louen, midts gaders oock de gene die wt het conuent van louen In andere plaetsen gesonden waeren om van desen Afflaet ende hoemen den Iubileus tot louen gecelebreert heeft leyt voor in dese boeck een brief die de E' moeder Ancilla van louen doen hier gesonden heeft, En wij hebben dien bewaert op dat de E'Moeder Ancilla Indien tyt wesende haer daer wat nae mach regulerenGa naar voetnoot3 nieu cloosters te fonderen; oft te reformeren; souden thien dagen Communiceren; Onse Eerwerdighe Paters gauen ons oock een singuliere gratie; soo om den Iubileus, als ock om dat onse besluytin- Ga naar margenoot+ ghe begonst op desen dach gemaeckt te worden; De heele gemeente de .H. Communie; Daer nae op den bequaemen tyt hiel ons Eerwerdighe Moeder met ons Susterkens die van louen gecomen waeren haer 10 dagen Des morgens vroch quamp syn hoochwerden ontrent te 6 vren de misse doen, wij hadden ons prymenGa naar voetnoot4 vroch aff gedaen; Ende op de misse een schoon sermoon; dit gedaen synde ginck hij inden hoff om den eersten steen te leggen; Ende Gaff ons ontrent 50 gulden tot een Almisse Daer nae den 14 Iunius op den feestdach van den .H. BasiliusGa naar voetnoot5; dit was op eenen vridach syn de fondamenten vande huysinghe aende straet begost; ende onsen Geestelij eken vader dedese soo seer haesten; datse voor de kermisse de voorste duer ramen met de venster ramen | |
[pagina 89]
| |
soude setten op dat de heel stat inden omganck vande prosessie sien souden dattet huysen souden sijn Den 8 Augustus sijn de bouenste balcken begonst te rechten; Ende den 13 Augustus is de cap begonst op te rechten Daer nae den twintichsten Augustus, begonstmen het fondament, vanden achtersten muer aen den stat graue; ter wylen dit geschieden worden, worden de huijsen voort aff gebroken; Ende de stat muer de welcke noch een eijnde was blijuen staen vant gene dat ouer 16 Iaeren om geuallen was De pilerne oft boogen worden onder wt gehouden; ende dan om getrocken; dwelck niet en geschieden sonder groote sorge en perikel, om datse soo nae quaemen aen ons niew huysinghe; Maer onse Lieuen heer moet gelooft syn die ons bewaerden van ongeluck Den 14 September op H Cruys verheffigheGa naar voetnoot1, dit was doen op eenen Saterdach naemen wij een hoxken in dwelck buijten de stat muer was geweest ontrent twelf oft 13 voeten breet, beginnende aen eenen pilerne die tegen de vensters van ons werckhuys stont tot aen Ian Engelen veruerij, Hier staet te bemercken dat ons de heeren vande stat toelieten dat wy onsen muer wel ontrent twelf oft derthien voeten buyten den stat muer setten; Ende de stat muer mocht wel meer als .6. oft 7 voeten breet syn met de pilernen oft bogen; Ende nu is de gerechticheyt noch vande statGa naar voetnoot2 7 voeten binnen de stat muer die nieijiant en mach betimmeren oft voor sich eygen houden; Dit hebben ons de goede heeren, Altemael geschoncken; met den ouden stat muer Ga naar margenoot+ soo veerde als hij noch stont; want aent vterste eynde vanden hoff was hy ouer 16. Iaeren om verre gewalle met het groot water gelijck voor geschreuen staet; wij mosten den muer op onsen cost laten affbreken; maer daer voor hadden wij oock al de steenen, soo dat wy met dese steenen ende voorts die vande oude huijskens gebroken worde seer nae tot quaem totten heelen muer ronts om den hoff ende de | |
[pagina 90]
| |
7 nieu huyskens aende straet, daer waeren noch eenighe duysenden nieu steenen gecost; des schoten ons weder soo veel ouer dat wy noch onsen stal daer mede mackten; ende de panden plaueyden ende noch bleefter eenen goeden hoep leggen, Deze plaeste die ons de heeren gauen was soo lanck als het geheel Closter, vant vterste eynde des hoffs tot het ander eynde vant sieck huys; alwaert de plats wat nuijs affGa naar voetnoot1 gaende nae de rechte vande huyse onsen muer wederom aende stat muer geurocht was Des gelyckx staet noch te bemercken datse ons voor aende beke toegelaten hadden, dat wij onsen muer op den ouden kerckhoff die te vooren op deses syde vande beke stont; soo dat wij gheen beeck binnens cloesters en hadden, mochten inde beke setten soo veer als wy nu de beke binnen hebben; Ende soo voorts veruolgens worden de nieu huysen ock wtterwart gesedt; dat wij aen die syde oock soo veel plaetse soude winnen Op dien selfsten dach, te weten. H. Cruys verheffingheGa naar voetnoot2 begonstense het leydack op de nieu huysen; Daer nae den 5 october op eenen saterdach is de muer gesloten, ende de metsers wt het werck gescheyden; De huysinge moesten oock soo halff gedeckt blyuen staen, bij gebreck van leyen; Ende den hoff bleeff noch dien winter buytens slots want de muer aende syde vande hier staet datde heren ons dese plaets of groesken acgter de muer van de hof aende graefGa naar voetnoot3 ertijts gauen dat sy nu op dit volgende blat beuestich hebbenGa naar voetnoot4 nieu huysen oock noch niet al op en was by gebreck van calck Daer nae Int Iaer ons heeren. 1631, op assen wonsdach dit was doen den 5. Meert; soo begonstemen de veruerije aff te breken; swonsdachs daer nae op quatertemper, sijn de twee leste pilernen omgetrocken; met de rest van de stat muer daer de veruerije op gebout hadde geweest; sanderdaechs des donderdaechs begonsten de metsers het leste fondament aende muer voor de huijsen te weten aent dit eynde tusschen de | |
[pagina 91]
| |
muer die vant potbackers huys was blijuen staen ende ons kerck soo verde wast open gebleuen Als dit nu stuijtbaerGa naar voetnoot1 was begeerden onse Eerwerdighe Moeder Ancilla op den Annuntiatie dach haeren eersten intre inden nieuwen hoff te doen, om die in
Ga naar margenoot+ possessie te nemen binnens slots, want onsen Salichmaker op desen dach de menschelycke natuer, In dien besloten hoffGa naar voetnoot2 vande Aldersuyuerste maghet hadde aengenomen Anno 1631; den 25 Meert; op den dach vande .H. AnnuntiatiGa naar voetnoot3; des morgens voor de prijmen quamp onse Lieuen heer binnen bij de siecken; ter wylen dat onsen Eerwerdighen Pater Gardiaan Pater Geerradu suchtelen; Ende onsen Eerwerdighen Pater, Pater Petrus velde, binnen waeren int sieckhuys quamp de heel. H. Gemeynte aff; hebbende elck een brandende wasse kers inde hant, Ende een beelt van eenighen heylighen, singende de Letanien van loretten; De Eerwerdighe Paters gingen voor met het hoochwerdich .H. Sacrament; Ende Ons Eerwerdighe Moeder Ancilla volchden; daer nae de Eerwerdighe Viccarisse, Ende soo voort elck nae synen graet; Gingen rontsom den hoff al singende, tot aen het slot vanden hoff dat doen stont aenden Inganck vande kercke al waer onse Lieuen heer wederom wt ginck; Onsen Geestelijcken Vader Wilhem Duijcker die stont buyten aen het slot, Ende presenteerden onse Eerwerdighe Moeder Ancilla den sluetel van het slot; den welcken sij ontfinck met grooter Blijtschap, dien cussende Ende aen haer hert douwende, In een teken dat hij haer welckom was; Deden terstont het slot toe; Ende hieuen te deum Laudamus opGa naar voetnoot4, gaende al singende nae den choor; Aldaer comende stont het groot beelt van ons Lieue vrouwe voor den Autaer, Onse Eerwerdighe Moeder stack den sleutel | |
[pagina 92]
| |
van het slot aenden eenen vingher, ende haeren gouden rinck aen den anderen vinger, Ende haer cappelsluetelsGa naar voetnoot1 honckse aen den arm vande maghet Maria; haer beuelende het slot, kerck, Clooster, ende de heel regeringeGa naar voetnoot2; Alle de religieusen tegenwordich. en toecomende tot den Eynde des werelts toe.Ga naar voetnoot3 Hier naer soo haest als ons E.W. moeder konde heeft sij die poort laeten toe metsen daer wij godt grootelijcks van danckten datse toe was eer dat de statt gues wart want hadt sij niet toe geweest sij hadden ons den hoff af genomen gelijck ons genoeg trijgdenGa naar voetnoot4 willende een passagie daer duer maecken maer godt Almachtig door sijn bermhertighiet heeft ons sloet bewaert dat het niet gebrocken en is daer hij van gebenedijt moet sijn inder eewigheit Amen. Ga naar voetnoot5Captein Antoinus Capiano heeft 6 hondert gŭlden gemaeckt aent Clooster bij testament om datmen alle maenden 1 missesoude laten lesen vor sijn ziel aende Capel van Loretten inde oedeGa naar voetnoot6 hij is bij de Minderbroders begraŭen de oŭersten hebben orlof gegeŭen datmen dese Misse in ons kerck mach doen lesen daer is eenen CornelGa naar voetnoot7 begraŭen int Capelke die daer doot geslagen is van de guesen, als Venlo belegert was Reqŭiescant in pace amen...Ga naar voetnoot8 |
|