Liederen van Mechtildis van Lom en andere annuntiaten, voorafgegaan door de Transcedron-kroniek van Barbara de Put

⁺ Hoe wi ontfangen sijn inde oorden van de soete Moeder Godts ende gecleet int habijt der seluer oorden. C. XV.

Des Soendaechs, Den 28 September, cleeden wij ons soe wij van oŭdts gewoon waeren, ende quaemen In onsen reefter, Doen qŭam onse Eerwerdige Moeder Ancilla ende ons Eerw' Moeder viccaris, ende onse Beminde Meesterse, ende hulden ons gelijck de brŭijts inde kercke gehult worden behalŭen dat wij ons wijlen opsetten, de een swaert ende de ander wit daer nae dat wij voor gedraghen hadden, Ende doen de Mis gelŭijdt was gingen de 10 Brŭijts twee en twee te samen. Met het cruijs ende de Brandende kerse Inde hant, De eerste was Suster barbara de pudt, De 2 Suster Catarina heijster, die veranderden haeren Naem ende worden geheeten Suster fransisca heijster, De 3 Suster Anna schelert, De 4 Suster Margarita de amatsaga⁴ dese was soe lam dat wij haer subtijl⁵ op de een schouder moes-

+ [fol. 27]

4 Zuster Margarita de Amatsaga was een meisje van een Spaanse familie. Haar vader, Antonio d'Amatsaga, woonde te Aken. Deze zuster was in haar noviciaat gedeeltelijk lam geworden en na haar inkleding werd haar lamheid steeds erger. Over haar wonderbaarlijke genezing verscheen een boekje ‘Een seer schoon Mirakel, geschiedt tot Venlo in Gelderlandt’ (Leuven, 1615), waarin een procesverbaal voorkomt, getekend door de Burgemeester, de schepenen en de raad van Venlo. Burgemeester Michiel van den Heergraeff en Schepen Johan Ingen Raey getuigen, dat Sr. Margarita d'Amatsaga verklaard heeft op wonderbare wijze genezen te zijn op de voorspraak van de Zoete Moeder van Scherpenheuvel terwijl zij tevoren drie Nederlandse medicijnmeesters zonder resultaat had geraadpleegd en daarna nog een Duitse doctor uit Gladbach en een Italiaanse doctor met name Pontius Malioni. (Hub. Michels)

5 Onderkleed.

[p. 47]

ten open snijden om dat Sij haeren eenen aerm niet en cost verroeren, De 5 was Suster Marie wingaerts De 6 Suster geertrŭijt van heerde De 7 Suster Mechteldis van hinsberch De 8 Suster Agnes schenk dese hadde te romŭnde profesci gedaen, sij was de oudste van religi ende oock van Iaeren maer om dat Sij gheen latijn en cost lesen soo worden Sij gecleet om leeke susterken¹ te wesen, het welck onse Eerwerdighe oŭersten veranderden In haer noŭici Iaer om haren ouderdom ende om dat Sij te vooren gewijlt was geweest gaŭense haer In haer professcie den roeden schapŭlier, De 9 was Suster katarina hendericx, dese en was te vooren niet gewijlt geweest, Maer worden nŭ voor nonneken gecleet, De 10 Suster Gudŭla Brŭnen, dit bleef een leeke susterken, haeren Naem worden verandert ende worden geheeten Suster Marie Brŭnen voor ons gingen die ander 5 Susters die des anderen daechs gecleet souden worden

⁺ worden Met noch 5 werlijcke dochters die ons cappen ende croonen droeghen. wij gingen doer die plaetse die voor de Buten susters geoordineert was recht doer Inde kerck, Daer waeren 2 bancken geset ende voor elcke worden 5 brŭijts gestelt, In het beginsel vande mis droeghen ons oude Susters haer dinghen voort wt, ende gingen mede buten, Soo haest als dat gedaen was worden het cloester toe gesloten daer en bleef niemant binnen dan onse Eerwerdige Moeder Ancilla Met de 3 Susters die van loŭen gecomen waeren ende ons oude ondermoeder leggende In haer beddeken, Om wederom tot ons propoost te comen, Doen wij Inde kercke qŭaemen Songhen onse Eerwer Moeder met haer 3 Susters Iesu Corona virginŭm², Als dat wt was worden de mis In mŭsike gesonghen, Als nu den tijt vande cleedinge gecomen was ende het sermoon geeynt, quaemen wij een voor een, voorden outaer ende daer worden ons subtijlen wt gedaen ende ons wijlen af gedaen, ende doen ont-

1 Volgens kapittel V van de Regel moeten er in ieder klooster van de Annuntiaten zowel koorzusters als lekezusters zijn. De lekezusters doen de huiselijke werkzaamheden; de koorzusters hebben als bijzondere plicht het bidden van het goddelijk officie. Al het overige werk wordt door de zusters gezamenlijk verricht. Buitenzusters zijn er na 1800 in de orde niet meer.

+ [fol. 28]

2 Jezus, kroon der maagden.

[p. 48]

finghen wij met grooter blijtschap het habijt, Der oorden vande gebenedijde Moeder Godts ende Maghet Maria ter wijlen dat dit geschieden Soo songe onse Eerwerdighe Moeder Ancilla Met haer susters bouen Inde choor, Inde plaetse van regnŭm mŭndi, het Responsorium media nocte, ende Ann ŭlo suo¹, Ende Veni sponsa christi² Als dit nu altemael gedaen was worden de mis voort In mŭsike gesonghen Nae dat de Selŭe wt was, worden wij nae het slot geleijt, daer comende worden een voor een ontfanghen gelijck de mannier is de Brŭijts te ontfanghen ende Suster Digna Cornelŭs haelden ons alle 10 met het crŭijs In,

Des anderen daechs op Sinte Michaels dach worden de andere 5. Susters gecleet de eerste was Suster maergarite Casteel, dese en hadde noch gheen profesci gedaen, sij was nu omtrent 3 maenden oŭer haer noŭici Iaer Maer om dat wij op de veranderinghe stonden en lieten wij haer gheen profesci doen, de 2 was Suster Catarina huberts dese bleef leeke Susterken De 3 Suster Catarina Ioris, oock leekesusterken De 4 was Suster Ida vander lom dese bleef bŭten om onsen Eerw. pater heer willem hesius te dienen, hij hadde te vooren een maert gehadt maer die was nŭ ontrent

⁺ 8 maanden doot geweest. De 5 bruijt was Suster soffia foeten dese bleef buten susterken, Als dit nŭ al gedaen was doen reijsden, Den E Pater Gardiaen ende Pater Reinier wederom nae loŭen,

Nae dat de Paters nŭ verreijst waeren, begeerden ons Eerwerdighe Moeder Ancilla, dat onsen Eerwerdighen pater heer willem hesius op sinte franciscus dach ons een sermoen soude doen het welck hij geerne dede, hij quam aende tralije³, ende dede ons een hertelijcke vermaninghe, op de woorden van Sinte paŭlŭs daer hij seijt ghij lŭiden sijt mijn Blijtschap inden heer⁴ vermaenende ons dat wij toch souden maken dat sijn blijt-

1 i.p.v. ‘Het rijk der wereld’, het responsorium ‘In het midden van de nacht’ en ‘Zijn ring’..

2 Kom, bruid van Christus.

+ [fol. 29]

3 De tralie in de spreekkamer of op het ‘koor’, waar de koorzusters het officie zongen. Aan deze tralie werd ook de biecht gehoord.

4 I Thess. 2:19.

[p. 49]

schap vol mocht Sijn, hij dede ons alle dage mis ende alle soendaege ende heijlichdaege sermoen tot dat hij soo sieck worde dat hij niet meer gaen en coste