aangetrokken. Bij een nauwe gracht bleef ze dicht onder een lantaarn staan om mannen aan te spreken. Ze had klaarblijkelijk haar taak even onderbroken om de film te gaan zien. Felix fiep op haar toe en voelde zich gestreeld door haar verwachtende glimlach. Hij liet haar de brief zien en vroeg haar of ze wist wat er op had moeten staan. De glimlach verdween niet, werd zelfs dieper en eerlijker.
‘Dat is goed, jongen,’ zei ze, ‘dat zal ik wel even voor je doen. Ga maar mee.’
Ze ging hem voor naar haar woning, een benedenverdieping in een oud huis. In de hoek stond een bed waarvan de dekens opgeslagen waren.
Felix ging op de rand van een stoel zitten, bang de zitting volledig in gebruik te nemen, waardoor hij zich meer in de kamer zou bevinden dan hij wenselijk vond. De vrouw begon te schrijven.
‘Het is allemaal precies zoals het in de film was,’ zei ze. ‘Precies zo. Mannen zijn varkens. Ze gebruiken je en dan laten ze je stikken.’
‘Verleiding,’ schreef ze op het papier met grote, onhandige letters die door de ruimte die ze innamen de werking van de betekenis schenen te versterken, ‘moedwillige verlating, misbruik.’
Ze aarzelde toen ze hiermee klaar was, dacht na, bleef met het potlood boven het papier zweven, maar wist niets meer te bedenken en gaf de brief aan Felix terug.
Felix, die langs haar hand had meegelezen en dus al wist wat er in stond, aarzelde hem aan te nemen, in het gevoel dat hij een beschuldiging zou aanvaarden die hij niet verdiende.