Hoofdstuk V. De telwoorden
§ 46. A. De hoofdtelwoorden
De hoofdtelwoorden (cardinalia) worden vóór het substantief vaak verbogen (-e, -er, -en, -en); achter een substantief hebben ze meestal -e, na pronomen nom. -e, acc. -en.
een: zie § 42;
twee, met bijvorm tween, ook twie; gen. tweer (soms twier, tweere, eenmaal tweeder); dat. acc. tween (met ê), in jongere taal twee (ook twie);
drie (soms drî, bij Stoke dre); gen. drier; d. drien, jong drie; acc. drie (dri);
vier; vijf; ses; seven (met eu-klank gespeld: soven, soeven, suven N.-O); achte; negen; tien; elf (soms ellévene bij Maerlant); twaelf (tweelf);
meest onverbogen blijven: dertien, viertien (veertien), vijf-(viftien, vichtien W.-Vl.), sestien, seventien, achttien, negentien;
twintich, dertich (dartich, dortich Noordbrab.-Holl.), viertich (veertich), vijf- (vif-, vich-) tich, (t)sestich, (t)seventich, (t)achtich (tachtentich, tachentich), (t)negentich;
hondert (hondart, hondertich, -tach); dusent (-ich, -ach, duust).
Bij twee behoort n.a. beide (soms beiden, na pronomen), g. beider, d. beiden; in de constructie beide + determinatief + substantief is het onveranderlijk (evenals alle, § 40 b). Eenmaal (Ruusbroec) komt (gen.?) beids neutr. sing. voor.
Aant. tween: vier voorbeelden in nom. Mnl.W. 8, 798 (nader 8, 796); tweeder ib.; tween is niet uit tweeën ib.; over -ie: Heeroma, p. 11, 90; ZWBr. p. 98.
Over seven, zie de moderne verbreiding in L.T.A., afl. 1;
ellévene: Mnl. W. 2, 610 (een vorm met a te onderstellen naar alevenste bij Despars, Wvl., 16de e.; ib. 2, 611); twaelf: een veelheid van vormen Mnl.W. 8, 793;