3]‘Ga maar bij het raam weg,’ zei mijn moeder.
4]‘Er is niets te zien,’ zei ik. Toch keerde ik me om en ging zitten. Mijn moeder
5]schonk thee. Zacht bewoog ze zich tussen de theetafel en ons.
6]‘Misschien was het toch beter als we geen thee dronken,’ zei mijn vader.
7]‘Wanneer ze mochten komen, kunnen we vlug naar de tuin gaan.’
8]‘Het is zo ongezellig zonder thee,’ vond mijn moeder.
9]Langzaam werd het donker. Terwijl mijn vader de gordijnen dichtschoof,
10]dreunden de eerste vrachtwagens voorbij. Hij bleef met het gordijn in zijn
11]hand staan en keek ons aan.
12]‘Daar gaan ze,’ zei hij.
13]‘Ze rijden voorbij,’ zei mijn moeder. We luisterden naar de geluiden die van
14]buiten kwamen. Het motorgeronk verwijderde zich. Enige tijd bleef het stil.
15]Daarna hoorden we opnieuw auto's door de straat gaan. Het duurde nu
16]langer voor het weer rustig werd. Maar toen viel er een stilte, die we nauwe-17]lijks durfden verbreken. Ik zag mijn moeder naar haar half gevuld theekopje
18]kijken en wist dat ze het leeg wilde drinken. Maar zij bewoog zich niet.
19]Na enige tijd zei mijn vader: ‘We wachten nog tien minuten, dan steken we
20]het grote licht aan.’ Maar voor die tien minuten om waren, ging de bel. Het
21]was even voor negenen. We bleven zitten en keken elkaar verbaasd aan.
22]Alsof we ons afvroegen: Wie zou daar zijn? Alsof we het niet wisten! Alsof
23]we dachten: Het kan net zo goed een kennis wezen, die op visite komt! Het
24]was immers nog vroeg in de avond en de thee stond klaar.
25]Ze moeten een loper gehad hebben.
26]Ze stonden in de kamer voor we ons hadden kunnen verroeren. Het waren
27]grote mannen en ze hadden lichte regenjassen aan.
28]‘Haal onze jassen even,’ zei mijn vader tegen mij. Mijn moeder dronk haar
29]kopje thee uit.
30]Met mijn mantel aan, bleef ik in de gang staan. Ik hoorde mijn vader iets
31]zeggen. Een van de mannen zei iets terug. Ik kon niet verstaan wat het
32]was. Ik luisterde met mijn oor tegen de kamerdeur. Weer hoorde ik mijn
33]vaders stem en weer verstond ik het niet. Toen draaide ik me om, liep de
34]keuken door, de tuin in. Het was donker. Mijn voet stootte tegen iets ronds.
35]Het moest een bal zijn.
36]Zacht trok ik het tuinpoortje achter me dicht en rende de straat uit. Ik bleef
37]rennen tot ik op het Frederiksplein kwam. Er was niemand te zien. Alleen
38]een hond liep snuffelend langs de huizenkant.
39]Ik stak het plein over. Het was alsof ik alleen was in een verlaten stad.
Bloemlezingen: Geuzenliedboek 1940-1945 (p, 1946); H. Wielek: De stem van Europa (p, 1947); Dagboekfragmenten 1940-1945 (ab, 1954).
H.M. van Randwijk: Celdroom (p, 1943); Yge Foppema: Spijkerschrift (p, 1945); Muus Jacobse: Vuur en wind (p, 1945); Henr. Roland Holst: Uit de diepte (p, 1946); Bert Voeten: Doortocht (ab, 1946); Anne Frank: Het achterhuis (ab, 1947); Jan Campert: Verzamelde gedichten (p, 1947); Wie weet slaag ik in de dood (bl, 1962); Abel J. Herzberg: Tweestromenland. Dagboek uit Bergen-Belsen (ab, 1950); Leo Vroman: De adem van Mars (ab, 1956); Marga Minco: Het bittere kruid (n, 1957); Een leeg huis (r, 1966); J. Presser: De nacht der Girondijnen (n, 1957).