12]het bewijs dat zij, vaststaande op eigen bodem, in voeling kan blijven met
13]Noord-Nederland, en, dat thans reeds nieuwe krachten tot haar komen en
14]hare hoop vergrooten, voortgaan in haar trachten om de Vlaamsche letter-15]kunst tot het peil der wereldliteratuur te brengen.
Vergeleken met De nieuwe gids onderscheidt zich Van nu en straks van genoemd tijdschrift doordat hier het (overigens soms tot anarchisme gaande) individualisme niet ontaardde in een soort zelfvergoddelijking, èn dat de auteurs - ondanks dit individualisme - veel meer verbonden bleven met het volk. Toussaint van Boelaeres conclusie is zelfs: ‘Van Nu en Straks is geweest: de eerste en krachtigste uiting, in Vlaanderen, van “volksverbonden” kunst of, om óns woord te gebruiken: van Vlaamsche gemeenschapskunst’.
Van nu en straks verschijnt van 1893 tot 1894 en van 1896 tot 1901, en deze tweejarige onderbreking markeert een duidelijk verschil in uiterlijk zowel als doelstelling. De eerste periode levert een, op ongeregelde tijdstippen verschenen, reeks van tien afleveringen op, die typografisch prachtig verzorgd was en waaraan ook Noord-Nederlanders als Albert Verwey en André Jolles, meewerkten. De invloed van deze Eerste Reeks beperkt zich tot een kleine kring, moést zich hiertoe beperken: het was niet alleen een kostelijk maar ook een kostbaar tijdschrift, terwijl ook de ongeregelde verschijning het verkrijgen van een grote lezerskring niet in de hand werkte. Toch is deze periode belangrijk: er werd op hoog niveau contact gelegd met Noord-Nederland, en de Vlamingen kregen het nodige zelfvertrouwen.
In 1896 begon te verschijnen Van nu en straks. Tweede reeks, nu als tweemaandelijks tijdschrift. Het onderscheidt zich in diverse opzichten van Van nu en straks 1893-1894: de uitgave is veel minder kostbaar; de medewerkers zijn bijna uitsluitend Vlamingen; de invloedssfeer is veel en veel uitgebreider; daar ook jongere schrijvers als Stijn Streuvels en Karel van de Woestijne aangetrokken worden, wordt Van nu en straks hèt tijdschrift van de vernieuwing der Vlaamse literatuur.
In 1901 houdt Van nu en straks op te bestaan; het wordt opgevolgd door Vlaanderen (1903-1907), opgericht door Prosper van Langendonck, August Vermeylen, Alfred Hegenscheidt, Stijn Streuvels, Herman Teirlinck en Emmanuel de Bom. Vlaanderen had geen andere bedoeling dan een anthologie-tijdschrift te zijn: een periodiek verschijnende verzameling letterkundige bijdragen.
Een ander tijdschrift dat vermelding verdient is het katholieke Dietsche warande en belfort, in 1900 ontstaan uit de samenvoeging van Het belfort (1886) met het tijdschrift van J.A. Alberdingk Thijm: Dietsche warande (1855).
De Vlaamse schrijvers die in de periode 1890-1920 optreden, zijn: August Vermeylen, èn als prozaïst, èn als criticus, èn als leider; de dichters Prosper van Langendonck en Alfred Hegenscheidt; de prozaïsten Emmanuel de Bom, F.V. Toussaint van Boelaere, Cyriel Buysse en Stijn Streuvels. Onbetwist de grootste kunstenaar uit deze periode is Karel van de Woestijne, dichter, prozaïst, criticus. Als dichters van het tweede plan noemen wij dan nog: Cyriel Verschaeve, René de Clercq en Karel van den Oever; typische ‘heimatkunst’ schreven: Maurits Sabbe, Felix Timmermans, Lode Baekelmans en Ernest Claes. The grand old man Herman Teirlinck vormt de schakel naar de volgende periode.