Mr. Carel Vosmaer (1826-1888)
84
Carel Vosmaer, te 's-Gravenhage uit een artistieke familie geboren, te Leiden in de rechten gepromoveerd, is geen scherp omlijnde persoonlijkheid, geen hartstochtelijk dichter en geen vervoerend prozaïst. En toch verdient hij met ere genoemd te worden in een overzicht van de Nederlandse literatuur omdat hij, man van fijne smaak en grote eruditie, tenslotte de enige was die de jongere dichters van zijn tijd tot op zekere hoogte heeft begrepen. De waardering die de Tachtigers b.v. voor Multatuli en Busken Huet hadden, was geenszins wederkerig; Vosmaer daarentegen had niet alleen waardering voor de Tachtigers doch kwam hen ook tegemoet, moedigde hen aan, gaf hun gelegenheid te publiceren. Sinds 1860 werkte Vosmaer mee aan het tijdschrift De Nederlandsche Spectator (wel te onderscheiden van De Hollandsche Spectator van Justus van Effen); na 1864 schreef hij er zijn Vlugmaren, kritische notities over kunst en letteren. In zijn positie als redacteur wendde hij, zij het voorzichtig, zijn invloed aan om figuren als Jacques Perk en Willem Kloos toegang tot dit tijdschrift te verschaffen voor hun poëtische en kritische bijdragen. De leuze ‘vorm en inhoud zijn een’, een der lijfspreuken van de Tachtigers, werd het eerst geformuleerd door Carel Vosmaer. Het is om dit alles, misschien meer dan om zijn eigen werk, dat Vosmaer van betekenis is geweest. Het typische in Vosmaers eigen werk is, dat er zowel de romanticus als de classicus in naar voren komen. Zuiver romantisch is b.v. veel in Vogels van diverse pluimage, een verzamelbundel studies, novellen en gedichten, waarvan het aardigste misschien nog zijn de aan de Engelse humorist Laurence Sterne herinnerende Bladen uit een levensboek. In 1880 verscheen Amazone, vrucht van een reis naar Italië, waarin hij probeerde een liefdesgeschiedenis te integreren met een
kunstverhandeling. Zijn tijdgenoot Allard Pierson las het tweemaal zoals hij schreef: ‘als vriend van de Grieksche kunstgeschiedenis, toen vond ik het fraai; de tweede reis als een mensch en als een man en toen vond ik het saai’, terwijl Busken Huet een nog wat afwijzender houding aannam: ‘De roman blijft een tractaatje in de vorm en zijn inhoud een schoolboek’. Vergeten wij echter niet dat Vosmaers tijd dit ‘tractaatje’ en dit ‘schoolboek’ nodig had.
Tenslotte moeten wij Carel Vosmaer noemen als de eerste die een poging deed Homerus' Ilias en Odussee in Nederlandse hexameters te vertalen. De hier volgende fragmenten beschrijven het afscheid van Hektor, de verdediger van Ilios (= Troje), van zijn eega Andromache (Ilias, VIde Zang):