Literatuur. Geschiedenis en bloemlezing. Deel 1. Aanvang tot omstreeks 1880
(1968)–H.J.M.F. Lodewick– Auteursrechtelijk beschermdDrie dichters van het tweede plan60Als dichters van het tweede plan noemen wij: de in het voetspoor van Bredero tredende Starter, en de beide, sterk onder invloed van de Barok staande, dichters Jeremias de Decker en Heiman Dullaert.
Jan Janszoon Starter (1594-1626) heeft een nogal avontuurlijk leven geleid: hij is in Londen geboren en in Hongarije gestorven; in Amsterdam maakt hij kennis met Bredero (van wie hij een toneelspel voltooit), en vestigt zich daarna in Friesland (bekend is zijn oordeel: ‘dat binnen Frieslands lijn/De heuschte, schoonste, en beleefste Vrouwen zijn’); tenslotte wordt hij tot een soort lijfdichter van Graaf Ernst van Mansveld, trekt mee met diens troepen, en vindt de dood in Hongarije. Zowel in zijn tragi-komedies als in zijn kluchten, doch ook in zijn lyriek volgt Starter het voorbeeld van Bredero. Het aardigst in zijn verzamelbundel Friesche Lusthof zijn de amoureuze gedichten en de drink- en gezelschapsliedjes. | |
[pagina 197]
| |
Ieughdighe nimphen
Stemme: Phoebus is langh over de zee Ieughdige Nimphen, die 't boerten bemind,
Vrolike herten! hoe mach het doch komen,
Datmen in plaetse van t'singen begind
Stil en hoe langer hoe meerder te droomen?
5][regelnummer]
Is de genuchte dan so beshoeyd
En uyt u ieughdige harten geroeyd,
Dat die niet weder en bloeyd?
De tijd sal u vallen soo veel te lanck!
Laet ons wat lachen, wat mallen, wat deunen,
10][regelnummer]
Singhen en springhen, ja, maecken een klanck,
Datter de kamer begint van te dreunen;
Hey, hey, wie weet, wanneer het ghebeurd,
Datmen 't geselschap dus t'samen bespeurd!
Waer toe dan nu ghetreurd?
15][regelnummer]
D'ouderdom komt ons doch op de hand,
En ons ontslippen de ieughdighe jaren,
't Wellick de vreughden dan stelt aen een kant,
VoortsGa naar voetnoot1 soo beginnen wy dan te bedaren.
Dus wild doch in u luchtige ieughd
20][regelnummer]
Niet laten te bruycken in eeren en deughd
De blye, bequameGa naar voetnoot2 geneughd.
Sult ghy dan niet beginnen een reysGa naar voetnoot3?
Waer na begeert ghy doch langer te beyen?
Naeste gebuurtje, voldoet ghy mijn eys,
25][regelnummer]
Heft op een Liedtjen: men sal u geleyen.
Zijt ghy beschaemd? ey, houd doch u k'leur;
Meught ghy wat wachten, ick sing u wel veur,
Soo niet, ick geef u de keur.
De Barok is ten dele een voortzetting van, ten dele een reactie op de Renaissance: de verworvenheden van de Renaissance vinden ook hun toepassing in de Barok, doch tevens zien wij hoe deze beweging zich van de Renaissance onderscheidt door haar grotere bewogenheid, - tegenover het statische van de Renaissance staat het dynamische van de Barok. Zij is minder individualistisch en meer religieus dan de Renaissance, en houdt van felle accenten, tegenstellingen en paradoxen. Behalve Vondel in een groot deel van zijn werk, zijn te onzent de meest typische barokdichters: Jeremias de Decker en Heiman Dullaert. | |
[pagina 198]
| |
Jeremias de Decker (1609-1666) zal vooral bekend blijven door zijn ontegenzeggelijk mooiste gedicht Goede Vrijdag (ofte Het lijden onses Heeren Jesu Christi), dat zich kenmerkt door een diep schuldbesef, een soms fel-realistische beschrijving, en een doorlopend spel met tegenstellingen. De prachtige inzet van het hier volgende fragment weet de dichter echter niet te handhaven. Christus gekruyst
Ick hoor de spijckeren met ysselijcke slagen
Door hout en handen jagen:
't Geklop gaet overhandGa naar voetnoot1;
De wreedheid treft by beurt dan d'een dan d'ander hand.
5][regelnummer]
Nu salse gaen aen 't hout de teere voeten hechten:
Daer smijtseGa naar voetnoot2 door den rechten,
Daer door den slinckenGa naar voetnoot3 heen;
Amy! wat slaen is dat! dat knerst door vleesch en been.
Men recht het hout om hoog: ach! ach! dat dreunen, draeyen.
10][regelnummer]
Dat waggelen en swaeyen
Dan van dan na den grond,
Is elck hier weer op nieu een slag in elcke wond.
Sie daer het kruys gerecht, sie daer des Heeren leden
Van boven tot beneden
15][regelnummer]
Soo jammerlyk gereckt,
Dat laes! het vel geen' rib geen' senuwGa naar voetnoot4 houd bedeckt:
Sie daer het wonden-bloed verspreyt in twee paer beken
Langs hout en armen leken,
Dat suyver wonden-bloed
20][regelnummer]
Gestort tot suyvering van ons besmet gemoed:
Mijn siele (seg ick) sie, maer sie met een uw' sonden
Den oorsprong van sijn' wonden
En onverdiende pijn;
Hier siet ghy watse sijn, en watse waerdig sijn.
25][regelnummer]
Want soo de gramme Godt de straf van ons' misdaden
Had liever op te laden
Een' schuldeloos' persoon,
Ja sijnen Sone self, ja self sijn' eenig' Soon,
Als ongestraft de smet der sonde te gedoogen;
30][regelnummer]
Soo moetse voor sijn' oogen
Seer leelijck sijn en snood,
Ja leelijcker als hel, als duyvel sijn en dood:
O laet u dan niet meer van sulk' een' vloek verheerenGa naar voetnoot5.
Nu wilt u weder keeren
35][regelnummer]
Na 't kruysse, mijn gemoed,
| |
[pagina 199]
| |
En sie wat uwen Heer hier sien en hooren moet:
Hier siet hy in sijn' smert sijn' weynig' kleeders stelen,
En of door 't stael verdeelen
Van 't woeste krijgers rotGa naar voetnoot1,
40][regelnummer]
Of wat ondeelbaer is verspelen door het lot.
Twee moorders siet hy hier met sich ter wedersijden
Een selve straffe lijden,
Als waer de misdaed een,
Ja sich (ô spijt) als 't hoofd gespijckert tusschen tween.
45][regelnummer]
Hy siet sijn' moeder hier met half gebroken' oogen
Tot in haer siel bewogen
Om 't geen hy uyt moet staen,
Ja door haer' droeve siel een swaerd van droefheyd gaen.
Sijn' Vader siet hy hier, maer toornig en ontsteken,
50][regelnummer]
Maer vaerdig om te wreken
Den schandelijcken hoon,
Sich aengedaen byGa naar voetnoot2 ons, op sijn' beminden Soon:
Hier siet, hier voelt hy hem soodanig als de poelen
Des afgrondsGa naar voetnoot3 hem gevoelen;
55][regelnummer]
Hy siet, hy voelt hem hier
Als een' vergrimden Leeu, als een verterend vyer.
Hier siet hy 's Hemels boôn als tuygen van sijn lijden
Vergaert van alle sijden;
Maer och! van allen geen,
60][regelnummer]
Geen, die hem hier vertroost, hier lijd hy 't all alleen.
Bij Heiman Dullaert (1636-1684) komt het barokkarakter nog sterker naar voren. Hij was dichter en schilder (leerling van Rembrandt, hetgeen men soms in zijn gedichten meent te merken), een teruggetrokken, stille en diep-religieuze natuur. Naast het bekende sonnet Christus stervende, behoort tot zijn mooiste verzen: De bekeerde moorder
Die langs het aardryk zworf om op wat buit te passenGa naar voetnoot4,
Wiens flukse wakkerheid de reizenden verriedtGa naar voetnoot5,
Heeft hier, dus vast geknelt, de volheit zelfGa naar voetnoot6 bespiedt,
En komt het Hemelryk tot roofgoet te verrassen.
5][regelnummer]
Die diep in eenzaamheid de hand wiesch in de plassen
Van een verdoemend bloet, wort hier, daar 't yder ziet,
In 't zaligende bloed, dat Jesus vastGa naar voetnoot7 vergiet,
Aan hand, aan lyf, aan ziel, van bloetschult afgewassen.
Hy, in zyn Moorderschap aan schaduwenGa naar voetnoot8 verplicht,
| |
[pagina 200]
| |
10][regelnummer]
Word in 't geloof bedaagtGa naar voetnoot1 van een genadelicht,
Terwyl zijn quynend oog 't natuurlyk licht gaat derven.
De Kruisnacht, door het recht den Booswicht aangezeit,
Word den Boetvaardigen een dag van zaligheit:
Die dood was toen hy leefde, ô! leeft hier in zyn sterven.
|