Literatuur. Geschiedenis en bloemlezing. Deel 1. Aanvang tot omstreeks 1880
(1968)–H.J.M.F. Lodewick– Auteursrechtelijk beschermd
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 99]
| |
De Vroeg-Renaissance
| |
Jonker Jan van der Noot (1539- ± 1595)
| |
[pagina 100]
| |
5][regelnummer]
Schoon lief, laet ons, sprac ic, gaen sien die Roose
Die desen dagh soo schoone stont ontloken.
Daer comende, stonden wy een goey poose
Soeckende waer sy nu mocht syn ghedoken.
Wy en vonden gheen roose, maer alleene
10][regelnummer]
Saghen wy heur bladerkens al ontdaen daer,
Ende berooft van heur schoon verwe reene,
Die wy t'smorghens seer schoone saghen staen claer.
Ay lief, sprac ic, is dit niet groote schade
Dat dees schoon bloeme aldus is af gheresenGa naar voetnoot1
15][regelnummer]
Eer yemanden gheschiet sy de ghenade
Te gebruyckenGa naar voetnoot2 heuren reuck weert ghepresen.
Och jaet, sprack sy, want het was een schoon bloeme.
Hier om, schoon lief, doet toch dat ic u rade,
En laet my toe dat ic met recht u noeme
20][regelnummer]
Bermhertigh lief in eeren vroech en spade.
Tis nu den tijt, wilten toch nemen ware.
Ghy comt nu recht int beste van u leven,
Op dat met u oock niet alsoo en vare
Alst heeft ghedaen met deese bloeme voerschreven.
A sa maistresse
Ode XVII Mignonne, allons voir si la rose
Qui ce matin avoit desclose
Sa robe de pourpre au Soleil,
A point perdu ceste vesprée
5][regelnummer]
Les plis de sa robe pourprée,
Et son teint au vostre pareil.
Las! voyez comme en peu d'espace,
Mignonne, elle a dessus la place
Las! las! ses beautez laissé cheoir!
10][regelnummer]
O vrayment marastreGa naar voetnoot3 Nature,
Puis qu'une telle fleur ne dure
Que du matin jusques au soir!
| |
[pagina 101]
| |
Donc, si vous me croyez, mignonne,
Tandis que vostre âge fleuronne
15][regelnummer]
En sa plus verte nouveauté,
Cueillez, cueillez vostre jeunesse:
Comme à ceste fleur la vieillesse
Fera ternirGa naar voetnoot1 vostre beauté.
pierre de ronsard
| |
Carel van Mander (1548-1606)
| |
Het leven van Pieter Brueghel, uytnemende schilder1]De Natuer heeft wonder wel haren Man ghevonden en ghetroffen, om weder 2]van hem heerlyck ghetroffen te worden, doe sy in Brabandt in een onbekent 3]Dorp onder den Boeren, om Boeren met den Pinceel nae te bootsen, heeft 4]uyt gaen pieken, en tot de Schilder-const verwecken, onsen gheduerighenGa naar voetnoot2 5]Nederlandtschen roem, den seer gheestighenGa naar voetnoot3 en bootsighenGa naar voetnoot4 Pieter Brueghel, 6]den welcken is geboren niet wijt van Breda, op een Dorp, gheheeten Brueghel, 7]welcks naem hy met hem ghedraghen heeft, en zijn naecomelinghen ghelaten. 8]Hij heeft de Const gheleert bij Pieter Koeck van Aelst, wiens dochter hij nae-9]maelsGa naar voetnoot5 trouwde, en hadse doe sy noch cleen was dickwils op den arrem ghe-10]draghen, doe hij bij Pieter woonde. Hij is van hier gaen wercken bij Jeroon 11]Kock, en is voorts ghereyst in Vranckrijck, en van daer in Italien. Hij hadde 12]veel ghepractiseert, nae de handelinghe van Jeroon van den Bosch: en maeckte 13]oock veel soodane spoockerijen en drollenGa naar voetnoot6, waerom hij van velen werdt ghe- | |
[pagina 102]
| |
14]heeten Pier den Drol. Oock sietmen weynigh stucken van hem, die een aen-15]schouwer wijslijc sonder lacchen can aensien, ja hoe stuer wijnbrouwichGa naar voetnoot1 en 16]statighGa naar voetnoot2 hij oock is, hy moet ten minsten meese-muylen oft grinnicken. In 17]syn reysen heeft hy veel ghesichten nae 't leven gheconterfeyt, soo datter ghe-18]seyt wort, dat hy in d'Alpes wesende, al die berghen en rotsen had in gheswol-19]gen, en t'huys ghecomen op doecken en Penneelen uytghespoghen hadde, soo 20]eyghentlijck con hy te desen en ander deelen de Natuere nae volghen. Hy ver-21]coos en nam zijn woninghe t'Antwerpen en quam aldaer in het Gildt oft 22]Schilders-camer, in 't Jaer ons Heeren 1551. En wrocht veel voor een Coop-23]man, gheheeten Hans Franckert, dat een edel goet borst was van een Man, 24]die geern bij Brueghel, en met hem daeghlijcks seer gemeensaem was. Met 25]desen Franckert gingh Brueghel dickwils buyten by den Boeren ter Kermis, 26]en ter Bruyloft, vercleedt in Boeren cleeren, en gaven giften als ander, ver-27]sierendeGa naar voetnoot3 van Bruydts oft Bruydgoms bestandtGa naar voetnoot4 oft volck te wesen. Hier 28]hadde Brueghel zijn vermaeck, dat wezen der Boeren in eten, drincken, dan-29]sen, springen, vryagien, en ander koddenGa naar voetnoot5 te sien, welc dinghen hy dan seer 30]cluchtigh en aerdigh wist met den verwen nae te bootsen, soo wel in water 31]als oly-verwe, want hy van beyden seer uytnemende was van handelingheGa naar voetnoot6. 32]Dese Boeren en Boerinnen op zijn Kempsche en anders wist hy oock seer 33]eyghentlijck te cleeden, en dat Boerigh dom wesen seer natyerlijck aen te 34]wijsen, in dansen, gaen, en staen, oft ander actien. Hij was wonder vast in zijn 35]stellingenGa naar voetnoot7 en handelde seer suyver en aerdigh met de Pen, makende veel 36]ghesichtkens nae 'tleven. Terwijlen hij noch t'Antwerp woonde, hiel met een 37]Meyt oft Dochter huys, welcke hy oock soude hebben ghetrouwt, dan hem 38]mishaeghde, dat sy altijt, soo seer de waerheydt sparende, ghewent was te 39]lieghen. Hij maeckte met haer een verbondt en bespreek, hy soude al haer 40]loghenen kerven op eenen Kerfstock, waer toe hy eenen maeckte redelyck 41]langh, en so den Kerfstock met der tydt quam vol te worden, soude 't Houw-42]lyck gantsch uyt en te nieten zijn, ghelijck het eer langhen tyt gheschiede. (enz.)
(Carel van Mander vertelt dan hoe Pieter Breughel tenslotte trouwt met de dochter van Pieter Koeck en op aandringen van haar moeder Antwerpen verlaat en in Brussel komt wonen, ‘opdat hy mocht verlaten en vergheten het vorighe meysken’. Het stuk eindigt met een opsomming van werken van Pieter Breughel.) | |
H.L. Spiegel (1549-1612) en Roemer Visscher (1547-1620)
| |
[pagina 103]
| |
taal te zuiveren, te veredelen en te verrijken. Voor dit doel geeft zij een op Latijnse leest geschoeide spraakkunst uit: Twespraack van de Nederduytsche Letterkunst (1584), waarschijnlijk van de hand van H.L. Spiegel, en met een voorwoord van Coornhert. Tot de voornaamste leden van In Liefde Bloeyende behoorden Hendrick Laurensz. Spiegel en Roemer Visscher, en hoe verschillend van aard deze beide vrienden ook waren: de ernstige, filosofische, katholiek-gebleven humanist Spiegel en de wat ruwe, rondborstige Roemer Visscher, toch zijn er diverse punten van overeenkomst op te merken. Beiden waren purist die er zich op toe legden ‘onse Nederlantsche tale van uytheemsche woorden te ontladen ende die met haar eyghene vederen te vercieren’, beiden waren kunstbeschermers die in hun woning, Spiegel op Meerhuysen, Roemer Visscher in zijn saligh Roemers huys, dichters en kunstenaars ontvingen. Spiegels hoofdwerk is wel zijn onvoltooid gebleven, wijsgerig gedicht Hertspiegel, waarin hij, zoals vóór hem Coornhert in zijn Wellevenskunst, probeerde langs de weg van het verstandelijk inzicht tot deugdzaam leven te komen. Zijn levenshouding blijkt uit zijn zinspreuk:
Leerlijke Rijmspreuk
Terwijl ghy mueght, u tijd en jueght
Besteet tot dueght;
Zo hebdy vrueght, want dueght
Verhuegt.
Roemer Visscher is vooral van belang doordat hij iedereen die, in scherts en vriendschap, op een cultureel samenzijn prijs stelt, ontvangt in 't saligh Roemers huys:
Wiens vloer betreden word, wiens dorpel is gesleten
Van Schilders, kunstenaers, van Sangers, en Poëten.
zoals Vondel in Het Lof der Zee-vaert getuigt. Het eigen werk van Roemer Visscher omvat zowel proza als poëzie. Sinnepoppen behoort tot de emblemata-literatuur, een genre dat men zou kunnen omschrijven als: een moraliserend praatje bij een symbolisch plaatje. Zo geeft het ‘plaatje’ bij de sinnepop Niet hoe veel, maer hoe eel (no. XXI van Het eerste Schock) een afbeelding van een luit en andere muziekinstrumenten, als tekst staat er dan bij:
Een wel ghesteldeGa naar voetnoot1 Luyt, en een goet meester daer by, is beter van melodie, als hondert instrumenten, die van de Musijcke niet en weten: want het ghetal en geldt niet, noch in melodie, noch in kloeckheydt van raedt; want daer worden veeltijdt veel Raedsheeren ghemaect, en onder alle isser een of twee die de sake beleydenGa naar voetnoot2 of verdedighen; die is dan de Luyt, en alle d'andere de boeren Fluyten. | |
[pagina 104]
| |
Voor ons heel wat aardiger zijn echter Roemer Visschers gedichten, verzameld onder de naam Brabbeling (hijzelf beschouwde ze nl. als onbetekenend en hij gaf ze slechts uit op aandringen van zijn vrienden); vooral zijn puntdichten zijn aardig, al klinken ze ons soms wat ruw in de oren. Alle daechs draecht Joris verscheyden cleeren,
Om dat hyse sou verluchten inder Sonnen.
Hy sont Tapissen, Dekens, Bedden vol veeren,
Hy sont al datmen sluyten mach in Cassen en bonnenGa naar voetnoot1,
Hy sont Kisten, KevijsGa naar voetnoot2, SchappraenGa naar voetnoot3 en Tonnen:
Dan hy selfs alleen blijft altijt onghesont:
Want elck die hem siet die maent hem terstont.
Die met vette veren coopt een maghere Gans,
Die is becocht voor een maeltijt: maer
Die een maghere Koe coopt, met een vette pans,
Die is becocht voor het gantsche Jaer:
DanGa naar voetnoot4 die een quaet Wijf om niet wert ghegheven,
Die is aen t'vleysch becocht al zijn leven.
Een schoone Vrouw is een lieflijcke logen,
Een Hel voor de ziel, een Hemel voor de oogen,
Een Vagevyer voor de beurs, een nootelijck quaet,
Dat de Natuer bemint en 't Verstandt versmaet.
Om dat ick in 't stormen drie kuskens gaf mijn Lief,
Daerom gaetse seggen, dat ick ben een dief:
- Met verlof, Vryer, wie heeft u dat bevoolen?
Ben ick een dief, omdat ick heb gegeven?
Veel meerder dievery hebt ghy selfs bedreven:
Want in 't soenen hebt ghy mijn hert gestoolen.
Tenslotte moeten wij hier nog noemen de beide begaafde dochters van Roemer Visscher, nl. Anna Roemers Visscher en Maria Tesselschade (zo door haar vader genoemd als herinnering aan het verlies van een deel van zijn graanvloot bij Texel kort voor haar geboorte); - het is vooral de laatste, deze ‘onwaerdeerlyke (= niet genoeg te waarderen) vrouw’ die later luister bij zal zetten aan de Muiderkring en menig kunstenaar zal inspireren. |