Uyt-spanningen, behelsende eenige stigtelyke liederen
(1676)–Jodocus van Lodenstein– AuteursrechtvrijToon: Als een uytgestorten balsem.I.
Siele geneygt tot lieven,
Altijd liever lieft dan leeft,
Seg wat u betoovert heeft;
Die wel pleegt een hayr te clieven
Door een dertel onderscheyd.
Siel! wat heeft u dus verleydt?
II.
Jesus is het doel der minnen
Daar de naalde van ons' hert
Billijck op gevestigt werd.
Is niet Jesus 't wit der sinnen
Daar sy billijck henen gaan?
Siele, waarom blijft gy staan?
| |
[pagina 352]
| |
III.
Hebt gy 't minnen dan vergeten?
Is in 't hert die soete cragt,
Die het alles 't onder bragt,
Self nu t' onder? of versleten?
Is de Min, als over al,
By u niet meer lief getal?
IV.
'T is dat niet mijn siel, het leven
Van uw leven is de Min,
En uw sinnelose sin
Heeft u dickwijls so gedreven
Tot een wereltsch nietig ding
V.
'T is maar, siele, dat u d' oogen
Of door blinde onwetenheyd,
Of door dwaling sijn misleydt:
Of sijn van haar wit vervlogen,
Door het schielijck tusschen staan
Van een walmt, een waas, een waan.
VI.
'T is veel eer, om dat die waarheid
Die in Iesu 't goed belooft,
Van my niet en werd gelooft.
Die nogthans so vast, so claar leyt:
Siele, seg wat neemt gy aan,
Cunt gy op Gods eed niet staan?
VII.
Snode schepsels, herte-dieven!
Die dewijl gy sagjes streelt
My vast van mijn Jesus steelt:
Ick wil u niet meer gelieven,
Ia niet lieven: En uw stutt
Sy my slegs voor noot en nut.
| |
[pagina 353]
| |
Send, O Heer, uw Ligt van boven
Dat die diepe onwetenheyd
Van mijn duystre siele scheydt:
Send uw waarheyd, send geloven, En met een gevoelijck woord
(Weet ik) is mijn siel bekoort.
IX.
Dan sal ja mijn siel geloven
Dat de werelt agt als niet,
Dat sy selve niet en siet;
En dat alles agten boven
Dat sy siet, en smaackt, en voelt
Daar de werelt so om woelt.
X.
Dan sal ja mijn siele lieven
Jesum, daar dat grote goed
(Dat gy ons geloven doet)
In bewaart ligt: En die dieven
Dieven door mijn ongeloof
Crijgen 't hert niet meer ten roof.
|
|