Uyt-spanningen, behelsende eenige stigtelyke liederen
(1676)–Jodocus van Lodenstein– AuteursrechtvrijWijse: Or nous rejouissons &c.I.
DEn Hemel is ons vreugd,
Den Hemel ons
| |
[pagina 257]
| |
verheugt
Met Algenoegsaamheden!
Sendt Here wat gy wilt,
Ons hert heeft altijd stilt',
Ons siel eeuwige vrede.
Den lang-gedreygden duyster
Van rampen comt vast aan:
De lang-genoten luyster
Van spoed wil onder gaan.
Den Hemel is het Ligt
Daar alle glansch voor swigt,
Het ligt van eeuwig wel-sijn:
Hoe soud een wolck een damp
Van tijdelijcken ramp
Ons rampsalige quel zijn?
II.
Den Hemel is ons vreugd
Den Hemel ons verheugt
Met Al-genoegsaamheden!
Sendt Here wat gy wilt
Ons hert heeft altijd stilt',
Ons siel eeuwige vreden.
| |
[pagina 258]
| |
Geen vyand geeft de wonden
('t Was lijdelijcker leet)
Maar 't volck aan ons verbonden
In Waarheyd, Trouw, en Eed.
Des Hemels diere Trouw
Heeft nimmermeer berouw
Staat op onfeylbare eeden:
Ons vyandschap in 't bloed
Van Godes soon geboett
Brengt ons bondige vreden.
III.
Den Hemel is ons vreugd,
Den Hemel ons verheugt
Met Algenougsaamheden!
Sendt Here wat gy wilt
Ons hert heeft altijd stilt',
Ons siel eeuwige vreden
Wy sien haar handen grijpen
Naar al ons have en goed,
En ons den armoed nijpen
Na so een overvloed.
Wy missen 't alles stout,
Den Hemel is ons goud
Daar sijn ons diere schatten:
(Hier is ons voor ons nood
Genoeg belooft) dat brood
Sal niemand ons ontvatten.
IV.
Den Hemel is ons vreugd,
Den Hemel ons verheugt
Met Algenoegsaamheden!
Sendt Here wat gy wilt
Ons hert heeft altijd stilt'
Ons siel eeuwige vreden.
Moet onsen acker dor staan:
| |
[pagina 259]
| |
En Boomgaard aan den quijn:
Sal 't schaap niet weer ter schorr gaan;
Ontbreeckt ons most en wijn.
Den Schepper die 't gediert
Dat door de dalen swiert
Die most en wijn gemaackt heeft,
Is spijs en medicyn,
Is coorn en most en wijn
Voor die sijn gunst gesmaackt heeft.
V.
Den Hemel is ons vreugd
Den Hemel ons verheugt
Met Algenoegsaamheden
Sendt Here wat gy wilt
Ons hert heeft altijd stilt'
Ons siel eeuwige vreden.
Als, wat wy dierbaar vinden,
Ons al gelijck ontgaat,
Ons have, goed, en vrinden,
Daar 's werelds hert op staat:
Ons herte-maker kent
Sijn maacksels, en hy sendt
Genougen in het herte;
En dus Hy magtig maackt
Dat wat ons lichaam raackt
Ons sielen niet en smerte.
VI.
Den Hemel is ons vreugd,
Den Hemel ons verheugt
Met Al-genoegsaamheden!
Send Here wat gy wilt,
Ons herte heeft altijd stilt'
Ons siel eeuwige vreden.
Als ons de wrede crijgers
Omringen, en den blick
Van Half-ontmenschte Tijgers
| |
[pagina 260]
| |
Ons smelten doet van schrick:
Dan sal des Heeren sorg
Ons swackheyds wissen borg
't Geloovig oog ons claren,
En om ons als een muyr
Van ruyters, ja van vuyr,
Doen sien Hemelsch scharen.
VII.
Den Hemel is ons vreugd,
Den Hemel ons verheugt
Met Algenoegsaamheden!
Sendt Here wat gy wilt,
Ons hert heeft altijd stilt',
Ons siel eeuwige vreden.
Want als de felle roeden
Van allerley' ellend
Op onse ruggen woeden:
Den Hemel die ons kent
Castijdt ons Vaderlijck,
Om ons der sonden slijck
Af-schuwelijck te maken;
En oeffent onse deugd
Om door de Deugd, ter vreugd
En Heerlijckheyd te raken.
VIII.
Den Hemel is ons vreugd
Den Hemel ons verheugt
Met Al-genoegsaamheden!
Sendt Here wat gy wilt
Ons hert heeft altijd stilt'
ons siel eeuwige vreden.
Want als ons smerten hoog-gaan
En grote maten vult,
Dan oock ons deugden hoog-staan
In onvermoeyd geduld.
Den Hemel al de maat
| |
[pagina 261]
| |
Van Heerlijckheyd en staat
Na moeyte en deugd gelijcken;
Soo sal der menschen haat
Ons heerlijcken door smaat;
Ver-armend ons verrijcken.
IX.
Den Hemel is ons vreugd
Den Hemel ons verheugt
Met Al-genoegsaamheden!
Sendt Here wat gy wilt,
Ons hert heeft altijd stilt,
Ons siel eeuwige vreden.
Want als de Heylge bladen,
Het Heylig Brood en wijn,
En Die ons heylsaam raden
Ons all ontnomen sijn:
Dan sal het Eeuwig woord
Gerugteloos gehoort
Ons Leraar sijn, en hoeden:
En 't Hemelsch Vleesch en Bloed
Sal (sonder Brood) ons goed
Ter Spijse sijn, en voeden.
X.
Den Hemel is ons vreugd
Den Hemel ons verheugt
Met Al-genoegsaamheden!
Sendt Here wat gy wilt
Ons hert heeft altijd stilt'
Ons siel eeuwige vreden.
Als Zyons juychend singen,
Als Zyons Bede-sugt,
Als Zyons gadering, en
Als Zyon selve vlugt;
Dan sal der Englen sang,
Des Hemels Troost, ons bang
Gemoed tot vreugde wecken;
| |
[pagina 262]
| |
Den Hemel in een feest
Vergad'ren met ons geest,
En 't Lam ten Tempel strecken.
XI.
Den Hemel is ons vreugd
Den Hemel ons verheugt
Met Al-genoegsaamheden!
Sendt Here wat gy wilt.
Ons hert heeft altijd stilt'
Ons siel eeuwige vreden.
Ia rooft de rasernye
Ons leven in die nood,
Dat is ons laaste ly'en
En aller rampen dood.
En aller rampen dood.
Den Vader dan ons rust:
Den Soon is onse lust:
(Den Hemel onsen toegang)
Den Geest met ons gemeen:
(O Heyl'ge Dry-in-Een!)
Der Englen Choor ons toe-sang.
XII.
O Heyl'ge Dry in Een!
Ah dat ons eens verscheen
Uw Al-vergoeden Aansigt!
En dat ons oog by Son
Verheerlijckt aan-sien con
Dat wy nu sien by Maan-ligt!
Dit is ons aller bede
Dog maackt uw wil geen ijl,
Nog sijn wy wel te vreden,
En singen onderwijl,
Den Hemel is ons vreugd
Den Hemel ons verheugt
Met Al-genoegsaamheden!
Sendt Here wat gy wilt
Ons hert heeft in u stilt'
Ons Siel eeuwige Vrede.
29. in Loumaand 1665. |
|