Uyt-spanningen, behelsende eenige stigtelyke liederen
(1676)–Jodocus van Lodenstein– Auteursrechtvrij
[pagina 232]
| |
Te singen (twe versen voor een genomen, en sonder herhalingen) op de voys van Petit Bordeaux. siet boven p. 181. Of als volgt: Waarde Nigte.
HAlf-gesleten droefheyd stelpen
Met vertroosting in den mond,
Met vertroosting in den mond,
Is den half-genesen helpen
Met de nagel in de wond;
Met de nagel in de wond;
II.
Dagt ick eerst: Maar nu herhaal ick 't.
Daar de tijd de droefheyd slijt, Daar de tijd etc.
By die geldt dat, daar bepaal ick 't,
| |
[pagina 233]
| |
Daar gy, (Nigt) niet onder sijt. Daar gy etc.
III.
U sijn Hemel-ligte reden
Reden van uw Lijdsaamheyd; Reden van etc.
En het Herte so te vreden
Wert dit noyt genoeg geseyt. Wert dit noyt etc.
IV.
Nigte, wat is sy geluckig!
Die de sware Werelscheyd Die de sware etc.
Altijd tranig, altijd druckig
Eens gelijck heeft af-geleydt! Eens gelijck etc.
V.
Daar de vleugelen haar droegen
Van 't gelovig schemer-ligt: Van 't gelovig etc.
Draagt haar nu in vol genoegen
't Eeuwig glorieus' gesigt. 't Eeuwig etc.
VI.
't Soet geselschap, datse op aarden
In een lage hutte sogt, In een lage etc.
Werd haar nu in groter waard', en
Hemel-Heerlijck toe-gebrogt. Hemel-Heerlijck etc.
VII.
't Hemelsch heyr der Cherubijnen,
Seraphijnen van om hoog Seraphijnen van etc.
Doen haar nu den druck verdwijnen,
Met haar Iesus in het oog. Met haar Iesus etc.
VIII.
Siele-spijs in aarde vaten,
Schaars in lett'ren en francijn! Schaars in etc.
Daar sal 't hong'rig hert de maat, en
Iesus self de Leraar sijn. Iesus self etc.
IX.
Hier gehuyst, en hier so deerlijck,
In een pijnlijck vleesch en bloed, In een etc.
Siet nu sonder vleesch, en heerlijck
't Ongevleeschde vleesch te moet. 't Ongevleeschde etc.
| |
[pagina 234]
| |
X.
Nu haar na-gestaart na boven
Tot het ongemeten Claar: Tot het ongemeten etc.
Door het ongesien Geloven
Ongesien en onsigtbar. Ongesien en etc.
XI.
Moeten hier nog weynig dagen
Sijn besteedt in traan en sugt: Sijn besteedt etc.
Laat het ons geduldig dragen
Vlugt de tijd ons' moeyte vlugt. Vlugt de tijd etc.
XII.
Hier sal 't lesen ons vermaken,
En de daden van de Deugd: En de daden etc.
Tot het Woord ons self genaack, en
Sy ons eyndelose vreugd. Sy ons eyndelose etc.
26. Wijnmaant 1658. |
|