Uyt-spanningen, behelsende eenige stigtelyke liederen(1676)–Jodocus van Lodenstein– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Aandagten op 't selve voorwerp. VRaagt niet, waarom den Hemel staat met so veel plagen, En Bogaerd weg-rukt? 's Lands ondraaglijke hovaardy; Verkeerde sugt tot Kerck- of Landen-heerschapppy: Veel hoons den Naam door vloeck of laster toegedragen: Den Rust-tyd rust-en nutloos sondig doorgeslagen: Het Kind hard-neckig leer- en tugt-loos op-gevoedt: Den Haat; den twist: de wraack so gragelijck geboett: 'd Onreyne stanck, en snoo doortrapte kuysheyds lagen: Den buyck-dienst; overdaad; drinck-snoup-en lecker'rny: Het ongedoode vleesch: de pragt in tovery: Den werelosen 't sijnne ontruckt, en stout genoten: Door leugentaal der menschen ommegang vernielt: Door lust en eygen-sin des Waarheyds leer ontsielt: Bestraft, en ongeheelt, den Hemel heeft verdroten. 't LAodiceesch geslacht in doode lauwigheyd: Den Gods-dienst lust, nog eer, nog aandagt te bewijsen: En tegen 't straffend Woord hardneckig op te rijsen: [pagina 228] [p. 228] Des waarheyds kragt niet sien door ongevoelijckheyd: 't Be-arbeyd Woord, veragt door slapend' agt-loosheyd: Of, al gehoort, onmagtig plaats in 't hert te werven: (Vraagt my niet meer) die doen een Leeraar leven sterven. Dat is; onnut, en dood sijn, eer sijn siel verscheydt. Maar, hem in suyver-ernst verdrietig tegenlopen: Door haar sijn arbeyd hem met hoon te doen becopen: Door afgunst sijnen naam becrupen: is hem schier De wreetste moord. men soud hem al het quaad wel wijten: (Wou 't Godt) Men soud sijn hert met smert in stucken rijten: Men soud; Beyd! seyd den Hemel sendt hem liever hier. DIes trad hy Nebowaarts, als 't so den Hemel schikte, En hayligde sijn laatste bed ten predick-stoel, Om stervend, door sijn Beeld en leer sijns levens doel Op 't Netst te Treffen, daar hy soo veel jaar na mickte. Een Leeraer sterve al staande (seyde hy) en verquickte Wie 't sag door Sterck Geloov'; Lanckmoedigheyt; ende in Sijn doods benauwtheid Sig Te Buygen Na Gods Sin. Oh! of Gods Kerck haar trouw stantvastig noyt verwrickte! En elck een leerde voor syn nutste leste, Het goed Te wicken, hoe, en met wat oog-merck hy het doet! (Seyd hy) en, Mede-dienaars! dient Godt als een Eenen So vreedsaam. Wijs, maar list verslinde d'eenvoud niet. [pagina 229] [p. 229] Hebt sout in u, als gy naar eendragts doelwit schiet. Leer (Utrecht) sterven! en daar voer Elyas henen. Graf-Schrift. VRoome, Onvroome, Hater, Vriend, Blind', Leerling, Weeuw, Weese, Arm! Uw Troost, Schrick, Liever, Vriend, Ligt, Leraar, Schild, Schut, Scherm Legt onder dese stenen // Gaat Bogaart vry bewenen. Een ander. VRaagt gy (Leser wie hier legt? Met een Woord ist u gesegt: 't Is Bogaart Wie Bogaart? vraagt dat niet, want die hier onder leyt En was niet van 't gemeen: Daar geen gemeen en is, en is geen onderscheyd; Daar wass'er niet dan een. Wat Bogaart? Desen kentmen maar door sig: gy moet Het by sijn Naam verstaan: Kent gy hem niet; denckt vry, wat moeyten ymand doet, Daar 's geen beschrijven aan. Die hier (Leser) ligt, sijn leven Heeft hem selve maar beschreven. Wy schildren wel met tranen het versterf: 't Is waar, en yet; dog 't is maar water verff. Vorige Volgende