Uyt-spanningen, behelsende eenige stigtelyke liederen
(1676)–Jodocus van Lodenstein– Auteursrechtvrij
[pagina 99]
| |
Trant: O slaap, o soete slaap.I.
ONnosel hert! O Duyve sonder gal!
Die door een slag bewaart werd voor een val,
En daar op dringt uw sugt door wolck en lugt:
Wat verslijt gy all' (Duyve sonder gal)
Wat verslijt gy all' uw dagen
(O Duyv! O! soete duyv!) in clagen?
II.
't Is 't aanschijn maar, dat sig u tegen stelt,
En tot uw nut toont uyterlijck geweld:
Mijn hand staat (want het slaan is Vaderlijck)
Maar het hert is uw; waarom sijt gy schuw?
Maar het hert is u gestadig
(O! duyv! o! soete duyv!) genadig.
| |
[pagina 100]
| |
III.
Uw tranen all vergader ick by een,
Maack Hemel-dranck van 't liefelijck geween,
Een dranck ten dranck op't eewig bruilofs-feest:
Want het hert is uw; waarom sijt gy schuw?
Want het hert is u gestadig O duyv etc.
IV.
't Verbrijselt hert dat in uw boesem leyt,
Schijnt door de tranen nemen die gy schreyt,
En treckt my 't lieflijck hert ter boesem uyt.
Dies het hert is uw; waarom sijt gy schuw?
Dies het hert is u gestadig O duyv etc.
V.
Gebroken clanck van 't eel gebroken hert!
'k Blijv hangen in uw soeticheyd verwert
Gy stelt mijn siel, gy steelt mijn gunst, en al.
Dies het hert is uw; waarom sijt gy schuw?
Dies het hert is u gestadig O duyv etc.
VI.
Com geev my dan uw tanger herte weer:
Ist ruw, ick sal het formen na mijn leer;
Ick sal 't veraarden, schicken na mijn dienst.
So hebt gy mijn hert ('t eynde van uw smert)
So hebt gy mijn hert te huwen
(O! duyv! o! soete duyv!) aan 't uwen.
4. Aug. 1653. |
|