Uyt-spanningen, behelsende eenige stigtelyke liederen
(1676)–Jodocus van Lodenstein– Auteursrechtvrij[II. Deel.] | |
[pagina 98]
| |
Ps. 19: 18. Laat de Redenen mijnes monds, ende de overdenckinge mijns herten wel-behagelijck sijn voor uw aangesigte; O Heere mijn Rots-steen en mijn verlosser.
Ps. 63: 7. Als ick uwer gedencke op mijne leger-stede, so peynse ick aan u in der nagt-waken.
Ps. 104: 34. Mijne overdenckinge van Hem sal soete sijn.
Job 35: 10. Maar niemand en seyt: Waar is Godt, mijn Maker; die de Psalmen geeft inder nagt?
Jer. 4: 14. Hoe lange sult gy de gedagten uwer ydelheyd in 't binnenste van u laten vernagten?
Ps. 45: 2. Mijn Herte geeft een goede reden op: Ik segge mijne gedigten uyt van eenen Koning. |
|