Uyt-spanningen, behelsende eenige stigtelyke liederen(1676)–Jodocus van Lodenstein– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 32] [p. 32] Sugt om des H. Geests Treckingen, Of Aandagt op Hoogl. 1: vers.4. I. AH! Heere Iesu treckt gy 't herte Dat u genegen is, u genegen is, En omcingelt ligt van smerte Als ick u mijn Rots-steen miss'; En evenwel, hoe seer't genegen Is, al sijn woel is niet, al sijn woel is niet, Maar blijft derelijck verlegen Tot uw hand sijn hulpe biet. 't Hert geneigt tot lopen Ligt als aan een band, En brak nog al die cnopen Van u lieve hand; Quam my u woord ter oor, Quam my uw segen voor, Nog brack mijn hert niet door, Nog brack mijn steenig hert [pagina 33] [p. 33] niet door, 't Stenig hert niet door. Treckt ghy my Heer ik sal lopen Op uw saligmakend spoor. II. Sielen bekoren, Herten bekeren Kan 't wonderlijcke Ligt, 't Goddelijcke Ligt, Dat den Hemel, ons te leren, Op der aard heeft opgerigt. Dog even als een blind-geboren Stick-duyster is mijn oog, duyster is mijn oog, En geen letter can becoren 't Hert, dat voor geen reden boog. Laat uw Magtig spreecken, 't Overtuygend Woord Dat rotsen selfs can breecken, En noyt oor en hoort Al suysende dien schat, Al ruysende dien schat, In 't hert in 't ledig vat, Instorten in dat ledig vat, 't Hert dat ledig vat: Treckt my soo Heer, ick sal lopen Op uw saligmakend padt. III. Toont my dat hert dat gy verborgen Houdt, als uw kind'ren deel, als uw kindren deel, Vol van vaderlijcke sorgen, Een onbreeckb're liefden-seel. Doet mijn siel, mijn Vader, horen Wat Gy my hebt gedaan, Gy my hebt gedaan Eer't gebergte was geboren, En de Son sijn loop ving aan: [pagina 34] [p. 34] Wat Barmherticheden Mijn verlegen ziel In haar rampsalicheden Van het sincken hiel. Uw Vaderlijck gedult Ontrent mijn doumb're schult: En hoe gy vast vervult Mijn doodelijck gebreck vervult, En nog en nog vervult. Treckt my so, Heer, ick sal lopen Wat weg gy my wijsen sult. IV. Wat menigvuldige segen-stromen Stort d'on-uytputlijckheyt, van uw vriendlijckheyt? Maar die weelde deed my comen Tot nog meerder Dertelheyt. Hoe menigvuldig sijn die slagen Van uw regt wijs beleyd, Vaderlijck beleyd! Maar 't hert die gewoon te dragen Quam tot meerder hardicheyt. Geeft my segen-vloeden; Maar uw Geest met een: En slaat gy met uw roeden? Brijselt oock dien steen: En door uw Segen seg Mijn Hert ligt voor u weg: En in uw Slagen seg Nog is mijn Hert van u niet weg: Dus, voor uw Geest seg, Treckt my soo, Heer, ick sal lopen In uw saligenden weg. 25. Herfst-maand. Vorige Volgende