Hemelsch nachtegaelken oft gheestelijcke liedekens, om deught met vreught te beoeffenen(1644)–Joannes de Lixbona– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Liedeken, waer in Godt een yder tot hem roept, belovende alle goedt; Op de wijse : Ach Amarillis, seght vvat u vvil is. (oft) Boerinneken als ghy gaet vvater haelen. 1. O Dwase menschen, Hoe kondy wenschen, Te suyghen 'swerelts schrale borsten? Och of sy hier voor u haer boesen schorsten! Dees vreught is maer een schyn, Dit sogh is quaet fenyn; Ick ben de medecyn, Wilt na my dorsten. [pagina 5] [p. 5] 2. Wie loopter drincken Waters die stincken, Daer by hem springhen claer fonteynen? Kondy dan, o mensch, vermakelijck meynen Tot modder-dranck te gaen, Fonteynen laten staen, Die open zijn ghedaen, Om u te reynen? 3. Drinckt uyt mijn wonden, Met volle monden, Gheen dorst en sal u oyt bevanghen: U sin en sal niet meer na d'aerde hanghen. Den onghesonden lust [pagina 6] [p. 6] Sal worden uyt-gheblust, V ziele sal met rust Na my verlanghen. 4. Laet ander loopen, En broot gaen koopen; Ick wil u met mijn vleesch versaden: Een voetsel, dat u niet sal over-laden; Een spijse, die soo smaeckt, Dat s'enghelen vermaeckt, En menschen, daer s'in raeckt, Doet al versmaden. 5. Wilt my aen-cleuen, Ick sal u gheven, [pagina 7] [p. 7] Dat in gheen werelt is te halen, Al wilde ghy 't met al u goede betalen; Een herte on-ghepijnt, Een vreught, die noyt verdwijnt, Een licht, dat altijdt schijnt Met nieuwe straelen. 6. Noch sal ick sparen, En veel bewaren, Dat ghy hier boven mooght ghenieten: Daerom laet u wat lijdens niet verdrieten. Ick sal u naer u doot In Abrahamens schoot Met weelden wonder groot Heel over-gieten. Vorige Volgende