Itinerario, voyage ofte schipvaert naer Oost ofte Portugaels Indien 1579-1592. Deel 4 en 5
(1939)–Jan Huyghen van Linschoten– Auteursrecht onbekend
[pagina 61]
| |
Dat 12. Capittel.
| |
[pagina 62]
| |
hebbende, so ghenaeckter so dicht by als ghy begeert, doch onder de 12 vadem nae 't landt toe niet passerende, om datter sommige clippen langhs landt heen ligghen, daermen sonderlingen so geen kennisse af en heeft, behalven de drooghten, tusschen welcken ende het landt men door heen mach loopen, als hier nae gheseyt sal worden. Loopende aldus, als geseyt is langhs 'tlandt, so is te wetenGa naar margenoot+ dat het landt van Tanadare (om dat te kenne), te weten van daer af 5 mylen voortaen tot de drooghten toe, altemael aenden Oever van de Zee een laech landt is; Ende als ghy voorder aen te landewaerts binnen, begint te sien eenige geberghten, te weten, 3 groote bergen, daer met over een comende, so sult ghy die eerste droochten terstont comen te sien, tusschen welcke ende tlandt men wel passeren mach: want die meeste schepen die voorby het Eylandt gaen ende comen, loopender door heen; sulter vinden, te weten middewegen van tusschen dien ende het landtGa naar margenoot+ 11,12 vadem diepten, van schoone, en op sommige plaetsen steenighe gront, en hebter nieuwers voor te vreesen, dan vanGa naar margenoot+ dat ghy voor ooghen siet. Dese eerste drooghteGa naar voetnoot1) leyt op de hooghte van 6½ graden ruijm, ende daer recht teghens over sult op het landt eenen eenighen steenen huevel sien, sonder andere meer op alle dese contreye te sien. Van dese eerste ende groote droochten 6 mylen voorder aen leyt noch een ander: maer cleijnderGa naar margenoot+ drooghtenGa naar voetnoot2) , men loopt d' een met d'ander n.o. ende z.w. ende heeft wat van n.o. ten o. ende z.w. ten w. Dese cleyne droochte is gheleghen op 6¾ graden, ontrent twee mylen van 't landt verscheyden, so ghy begheert tusschen 'tland ende dien door te loopen, ghy moechtet wel doen: want men heefter 5, 6 vadem diepten met leegh water van sant gront, 'twelc ick weet vande geen dieder meer als 30 mael duer gepasseert heeft, so in 't gaen als in 't wederom keeren: maer somen een groot Schip heeft, soo ist beter van buyten om 't Zeewaert daer van af te loopen. Ga naar margenoot+ Die voorsz. droochten gepasseert zijnde, so loopt langhes 'tlandt heen, sonder daer af te wijcken, wantet eenen goeden cours is daer dicht by heen te loopen, ende comende voor by het eyndt van de gheberchten, ende het hooghe landt, sult eenen hoogen spitsighen top comen te sien, staende tusschen andere | |
[pagina 63]
| |
gheberghten in, van de welcke loopt een uytstekende punt nae 't z.w. afdalende; Desen top wort genoemt O Capello de fradeGa naar voetnoot1) ,Ga naar margenoot+ dat is, de Monnicks CovelGa naar voetnoot2) ofte caproen; is op de hooghde van 8 graden ruijm. Ick en stelle alhier de courssen niet diemen langhs dese Custe tot die voorsz. Capello de Frade heen doet, om datment op geen rechte streeck langhs en loopt. Dese Capello de Frade maect eenen hoeck ofte punt landts, vande welck een Rif afloopt, stekende tot op een half mijl t' Zeewaert in, daermenGa naar margenoot+ het water op sommighe plaetsen op siet breken. Van dese punct af tot TrinquanamaleGa naar voetnoot3) zijn 17 mylen; men loopt de custe n. ende z. welcke altemael van een leegh landt is, hebbende daer langhs heen een banckachtige gront, en sulter gants geen landt van sien, dan te landtwaerts binnen. Op 5 mylen aleermen comt by Trinquanamale heeft men een cleyne revier ligghen.Ga naar margenoot+ Trinquanamale is een groote Haven, hebbende in de mont meer als 3 mylen inde breede; is aen d' incomste van dien van een leegh landt, wesende over al diep; die daer in wil wesen om te anckeren, mach het settenGa naar voetnoot4) onder het beschutsel van eenich vande Eylanden; is van binnen in een Revier, welck loopt tot SeytaGa naar margenoot+ VaquaGa naar voetnoot5) toe; tot hier toe ist altemael een leegh landt. Om Trinquanamale van verde te kennen, so is te weten datter aende mont van dien aen de noordt zyde gheleghen is een Duijn van gheelachtighe coluer, ende heeft aan den eenen hoeck ofte punctGa naar margenoot+ twee lanck streckende gheberchten van een verheven landt, streckende recht te lande binnewaerts aen, sonder datmen voor ofte achter eenigh ander hoogh landt meer siet langhs de Zeecant heen. Comende by Trinquanamale, en dat verkent hebbende, mocht van daer af terstont uwen cours naer dweers over setten:Ga naar margenoot+ want dit de beste plaets is, om uwen wech te vervolgen; sult van hier af noorden, ende n. ten o. aen loopen, midts altoos u rekeninge makende van 't declineren ofte 'twraken vant Compas, ende so het waer inde MonsonGa naar voetnoot6) vande winden van Augustus,Ga naar margenoot+ so sult alsdan n. aen gaen, om dieswille dat die stroomen alsdan seer sterc tZeewaert in loopen; sult dese coursen aldus doen tot op de hooghte van 17 graden, twelck is de hooghte vanden hoeck | |
[pagina 64]
| |
Ga naar margenoot+ ghenoemt A ponta de GuadovarijnGa naar voetnoot1) , ghelegen aen 't landt ende Custe van Choramandel, beginsel vant land ende Coninghrijck van Orixa. Ga naar margenoot+ Comende op de 17 graden, sult van daer voortaen na de Custe vant vaste landt toe loopen, om een goede reyse te doen, waerschouwe u boven de 19½ graden niet te passeren sonder lant te sien, om dieswille datter op de 19 graden een Revier leyt, ghenaemtGa naar margenoot+ PuacotaGa naar voetnoot2) , van welcker mont af 3 mylen t'Zeewaert in, is ghelegen een steen Clippe van een schips lengte groot, welck men bescheydelicken genoech sien kan: want het boven water uytsteeckt; Men mach tusschen dien en het landt duer loopen, willende, sonder yet meer te vreesen, dan datmen voor oogen siet. Alle dese Custe, te weten vande punct Guadovarijn voortaen, is altemael van grof dick landt en gheberghten diemen van verdeGa naar margenoot+ sien kan. Van die voorsz. Revier Puacota af, tot een ander Revier genaemt Palvor ofte Palura, zijn 12 mylen; men loopt de Custe n.o. ende z.w. Boven dese Revier van Palura leyt eenenGa naar margenoot+ seer hoogen bergh, ghenaemt A Serra de Palura, dat is het gheberghte van Palura, welck is den hooghsten bergh van dese Custe. Dese Revier legt op 19½ graden ruijm. Van dese RevierGa naar margenoot+ tot den hoec genaemt A Derradeira terra alta, dat is het laetste hoogh landt, loopt men de Custe op de selfde streeck, ende is inde streckinge 7 mylen; is ghelegen op de hooghte van 19⅔ graden ruijm: Doe alhier dese vermaninge van 't laatste hooge land, opGa naar margenoot+ dat de gene die by dese custe heen loopt, mach weten dat alhier alle de geberchten ende thooge landt voleyndicht, ende van daer voort aen ist altemael leegh landt ende sandt stranden, tot die plaets ghenaemt As Palmeiras ofte Palmboomen toe. Ga naar margenoot+ Vant laetste hooghe landt ofte Derradeira terra alta af tot de Revier genaemt Rio de Manicapatan looptmen de Custe n.o. ende z.w. ende is inde cours 5 mylen. Om nu te weten wanneer datmen recht teghens over dese Revier van Manicapatan is, soGa naar margenoot+ salmen eene hooghen ronden boom alleen langhs de zeekant heen sien staen, ende is een seer vlack landt, hebbende aende Zee kant een banckachtighe ofte ondiepe grondt. Dese voorsz. boom staet aende slincker handt vande mont vande Revier. VanGa naar margenoot+ Manicapatan loopt men de Custe o.n.o. ende w.z.w. tot die Pagode de Iorganate toe (dat is den Afgod ofte Afgodts tempel | |
[pagina 65]
| |
van IorganateGa naar voetnoot1) gheseyt) zijnde inde cours 3 mylen. Dese PagodeGa naar margenoot+ van Iorganate leyt op de hooghte van 20¼ graed. Van dese Pagode de Iorganate tot eenen anderen groote ende swarte Pagode ofte Afgodt, loopt men de Custe o. ende w. ende heeft van o. ten n. ende w. ten z. is inde cours 7 mylen. Dese swarteGa naar margenoot+ Pagode leyt op de hooghte van 20½ graden schaers. Van dese swarte Pagode tot de Revier CayegareGa naar voetnoot2) loopt men de custe n.o. ende z.w. ende heeft wat van n.o. ten o. ende z.w. tenGa naar margenoot+ w. is inde coers 10 mylen. De Revier van Cayegare leyt op 21 graden schaers, ende op 4 mylen nae, aleermender by comt ligghen 5 bewassen hueveltgiens, welcke hem verthoonen int schijnselGa naar margenoot+ ghelijck een haven vander Zee, met hutten bebout. Inde montGa naar margenoot+ vande voorsz. Revier liggen twee sant drooghten, streckende een goede mijl weeghs zuydt westwaert aen, ende heeft noch aende inkomste van dien een Riffe ligghen, streckende langhs de Zeecuste heen tot een half mijl t' Zeewaert in; D'incomste van dese Revier heeft 4 vadem diepten, men loopter uyt ende in n.w. ende z.o. De voorsz. drooghten sullen u int inloopen blyven aende slincker handt, ende die diepten is daer langhs henen. Om Cayegare van verde te kennen, so is te weten, dat wanneerGa naar margenoot+ ghy de voorsz. bewassen hueveltgiens ghepasseert zijt, so schijnt Cayegare een eyland te wesen, hebbende 3 ofte 4 boomen boven alle d'ander uytsteken, ende een weynigh daer voorby staet een cleyne Pagode; Wat voorby dese Pagode heeftmen een wildernisse ofte bosschagie, seer dicht ende swart van geboomten, welcke schijnt van Cayegare te wesen, en hebt daer voorbij anders geen swarte wildernisse dan dese. Voorby die voorsz. Pagode staen sommige sandt Duynen van roode coluer, met sommighe water beecken. Van de Revier van Cayegare, tot den hoeck genaemt A pontaGa naar margenoot+ das Palmeiras, loopt men de Custe n.o. ende z.w. ende heeft wat van n.o. ten o. ende z.w. ten w. is in de cours 11 mylen, al eermen op 2 mylen nae byde punct vande Palmeiras comt, soGa naar margenoot+ sult ghy sommighe bewassen swarte huevelen comen te sien, staende op een landt dat hoogher is als alle het ander daer ontrent, ende van daer af na de punct toe, so begintet weder leegh te worden; ende recht teghens die bewasse huevelen over, sult op de strant sommige cleyne: maer niets te witte sandt | |
[pagina 66]
| |
Duynen sien; Dit zijn de teijckenen ende rechte kennisse diemen heeft, wesende dicht by de punt vande Palmeiras, want op de punt gants geen gheboomte noch wildernisse en staet ende hoewel dattet den naem vande punt vande Palm-boomen heeft, en heeft niet tegenstaende rechte-voort maer eenen boom alleen.Ga naar margenoot+ Soo u de nacht overviel, zijnde by Cayegare, ende even wel uwen wegh begeerden te vervolgen, so loopt op de diepten van 12 vadem n.o. ende n.o. ten o. aen, altoos met het loot inde hant, met goede wacht ende opsicht; ende comende op 16 vadem, sult u terstont nae 't n.o. aen houwen, tot dat ghy weder op de 12 vadem comt, altoos makende op dese diepten te blijven, tot dat ghy comt op 7 vadem; ende wesende alhier by nacht, sultet setten tot dattet dagh wert, ende metten dagheraet u anckers lichten, loopende op de selfde wegh ende cours van n.o. ende n.o. ten n. aen, totdat ghy comt op 4 vademen. Ga naar margenoot+ Sult alhier comende, een Man inde MaersGa naar voetnoot1) hebben, om wacht te houden ende 'tlandt te verkennen; Dese custe streckt o.n.o. aen, tot datmen comt te sien een bewassen huevel, welcke hem verthoont int schijnsel als een Champana sonder mast, met een boot achter aen; (Dese Champanas zijn de Caravielen vande Indianen, daerse hare Navigatie over Zee ende langes de Custe met doen;) Dit is de beste kennisse diemen heeft aen dese custeGa naar margenoot+ van Orixa; hebt altoos goede acht op 't diepen, dat so u de diepten begonste te vermeerderen, te weten, tot over de 5 vadem, so sult ghy terstont wederkeeren op de 3, 3½ ende 4 vadem schaer, om dat dit de rechte cours is: want so ghy bleeft loopende op de 5 ende 6 vadem, sout int eynde aende gront raken. So wanneer ghy comt te sien de voorsz. bewassen huevel de Champana genaemt (als geseyt is) so sult ghy daer langhs by heen loopen, tot dat ghy comt te sien 3 boomen by een staen, verscheyden van den anderen, welcke boomen genaemt wordenGa naar margenoot+Ga naar margenoot+ As arvores da Conhecença, dat is de boomen vande kennisseGa naar voetnoot2) geseyt; Recht teghens over dese boomen leyt de Riffe van Orixa,Ga naar margenoot+ ende sien de t'Zeewaert aen, sulter twater op sien breken, te weten, aende zyde van Bengalen, en sult dese voorsz. teijckenen niet mogen sien, dan met claer weer, ende so 't mistich, doncker ofte dysichGa naar voetnoot3) weer waer, so hebt altoos tloot inde hant, sonder daer onachtsaem in te wesen: want moet daer op in loopen, | |
[pagina 67]
| |
te weten, op de 3½ ende 4 vademen schaers, sult ooc weten datmen aende zyde van Bengalen harde santgront, ende aendeGa naar margenoot+ zydt van Orixa modder en swart cleijn sant heeft; Doe dese verclaringe, om dat ick het selver dickwils duer geloopen ben met groote schepen. Gepasseert zijnde beyde de Riffen (te weten, die van Orixa ende Bengalen) sult comen te sien het Eylandt ghenaemt A Ylha dos GallosGa naar voetnoot1) , dat is het Eylandt van de Hanen, sulter recht op aen loopen, sonder vreesen: want is over al diep ghenoech, ende van d'ander zyde van Orixa ist altemael banckachtigh, daeromme u vermane het Eylandt Dos Gallos wel te genaken, daer langhs by heen loopende, waer mede ghy terstont by een Revier comen sult, genaemt Rio de ChandequanGa naar voetnoot2) ; die voorby passerende, sultetGa naar margenoot+ van daer dwers over loopen na de zyde van Orixa toeGa naar voetnoot3) , alwaer gy sult comen te sien eenen hoeck ofte punt, welcke is vande Revier Angelijn genaemt.Ga naar voetnoot4) Dese punt landts sal u blyven intGa naar margenoot+ noorden; alhier comende sult altoos mettet loot inde handt loopen, die diepten die ghy alhier sult vinden sal wesen 3, 3½ ende 4 vadem: maer wesende volle Zee, sal daer meer diepte wesen, twelck alsoo sal dueren tot dat ghy met de Revier van Angelijn over een zijt: want men aldaer langhes heen veel diepten heeft. Comende met de Revier Angelijn over een, soo sult ghy langhs den oever heen loopen tot een Revier toe, ghenaemtGa naar margenoot+ GilingoaGa naar voetnoot5) , met dese Revier over een zijnde, soo en wilt alsdan niet te seer van landt afwijcken nae de rechter handt toe: want men aldaer een sandt-drooghte heeft, daer hem Bartolomeus Rodriges de Moraijs op verloor, met een geladen schip, te weten,Ga naar margenoot+ int uytloopen, waerom ick u advertere de slincker handt te houden: want het is daer over al diep ghenoech. Van dese Revier af tot eenighe hooghe Beecken ofte afwateringhen toe, machmen barn-hout kryghen, wiltmen; mochtet van dese voorseyde Beecken af nae de ander zyde van Guynette toeGa naar voetnoot6) , dwers over loopen (alwaer terstont vijf ofte ses boomen boven alle d'ander sult sien uyt kijcken) tot dat ghy wel dicht aen d'ander zyde zijt. Dese voorseyde boomen staen by de mont van de Revier Chandecan, te weten, aende oost zyde. | |
[pagina 68]
| |
De diepten diemen op dese bancke sal vinden, zijn 2½ ende drie vademen schaers tot aen de ander zyde toe: want hebt aldaer veel diepten. Van hier voort aen en is u niet meer noodigh eenigh advertissement: want de Visschers u alsdan wel brenghen sullen daer ghy wesen wilt, ghy sult daer over heen loopen met het water van de halve vloet voort aen, etc. Ick advertere u wederomme, dat soo ghy by ghevalle quaemt teghens den dagheraet by de voorseyde Reviere CayegareGa naar voetnoot1) , bovenGa naar margenoot+ verhaelt, soo loopt langhes de Custe heen, tot aenden hoeck deGa naar margenoot+ Punta das Palmeyras, ende van daer oost aen tot op 17 vadem diepten, doende van hier af uwen cours n.w. ende n.w. ten noorden aen; Desen wegh moetmen aldus doen met een Compas dat een streec wraect, tot dat ghy comt opde 12 vadem diepte, ende dan noch also op de selfde cours aenloopende tot op 4 ende 3½ vadem, waer mede sult terstont (so 't klaer weder waer) 'tlandt van Orixa moghen sien: maer soo 't doncker en mistigh waer, so en wilt niet meer na 't land toe loopen, u altoos houdende opde 4 ende 3½ vadem schaers, loopende oost aen, want het loot ende die diepten sal u wel binnen leyden, ende wacht u van op veel diepten te comen, u houdende als geseyt is op deGa naar margenoot+ weynigh diepten. So u die nacht overviel, wesende opde 17 vademen, so loopt nae de twee Eylanden toe, in voeghen dat ghy 't niet en set: want is quaet te anckeren. Passerende voorby de voorsz. Punta das Palmeyras, binnen door loopende inder nacht, so en sult boven de 7 ende 8 vadem niet passeren tot dat den dagh aen comt, waer mede alsdan binnen door sult loopen, ende soo het gheviel dat ghy daer waert met een cleijn Schip, soo hout u op de 2 ende 2½ vadem, tot in 't ghesicht vande Riffe van Orixa, als ghy met die begint over een te comen, soo loopter tot op een schuet van een Roer nae by; want 'tisser diepGa naar margenoot+ genoech ende vande zyde van Orixa ist altemael banckachtige en ondiepe gront; Dese voorsz. Riffe sal u blyven aen u rechter hant, te weten, 't Zeewaert van u; van daer affscheydende, mochtet houden recht op 't Eylandt A Ylha dos Gallos aen, ofte willende na de punt landts vande Revier Angelijn toe, alwaer vryelicken mocht op aen loopen: want sulter 2½ ende 3 vadem diepten hebben: maer moet wesen met een cleijn schip, als boven. |
|