Voorrede
Reeds 25 jaar geleden heeft wijlen Schout-bij-nacht S.P. L'Honoré Naber een aanvang gemaakt met de bewerking van het Reysgheschrift van Jan Huyghen van Linschoten, voor een nieuwe uitgave door onze vereeniging; hij had het, kort na zijn eervol ontslag uit den Zeedienst, gecopieerd en gedeeltelijk van aanteekeningen voorzien, en was toen voornemens zich naar Portugal te begeven, ten einde in de archieven aldaar te trachten de gegevens te verzamelen die hij noodig achtte voor zijn Inleiding. De wereldoorlog heeft hem belet dit plan ten uitvoer te brengen; zijn werk is blijven liggen, velerlei andere onderwerpen boeiden hem meer en legden beslag op zijn tijd, en zoo is van uitstel afstel gekomen. Onder zijn nagelaten papieren trof ik het afschrift aan geheel zooals hij het in 1914 ter zijde had gelegd; en toen het Bestuur onzer vereeniging blijken gaf prijs te stellen op een heruitgave ook van dit gedeelte van het Itinerario, en mij verzocht deze te verzorgen, heb ik gemeend daaraan te moeten voldoen.
Te eerder kon ik hiertoe besluiten, omdat een nader onderzoek in het Archivo nacional da Torre do Tombo te Lissabon, waar Naber gehoopt had nog vele documenten betreffende de reizen van het Reysgheschrift te vinden, niet langer strikt noodzakelijk was. In 1933 had immers A. Fontoura da Costa zijn ‘A Marinharia dos Descrobrimentos’, in 1935 Armando Cortesão zijn ‘Cartografia e cartógrafos portugueses’ uitgegeven; en zoo degelijk hadden beiden èn de oude zeilaanwijzingen en reisbeschrijvingen, èn de 16de en 17de-eeuwsche Portugeesche kaarten in hun werken behandeld, dat het niet te verwachten was, dat een nieuw onderzoek in de door hen geraadpleegde archieven nog belangrijk nieuws zou opleveren. In plaats van tot de archieven te Lissabon, heb ik mij daarom gewend tot het Nederlandsch Historisch Scheepvaart Museum te Amsterdam, dat mij beide kostbare werken gedurende vele maanden ter beschikking heeft gesteld; dankbaar heb ik hiervan herhaaldelijk gebruik gemaakt.
Hoewel Nabers aanteekeningen mij menigmaal van nut zijn geweest bij de annoteering van den tekst, gevoel ik mij toch niet gerech-