Itinerario, voyage ofte schipvaert naer Oost ofte Portugaels Indien 1579-1592. Tweede stuk
(1956)–Jan Huyghen van Linschoten– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 166]
| |
Ga naar margenoot+Dat 86. capittelGa naar voetnoot1).Ga naar margenoot+
| |
[pagina 167]
| |
zijn, die de Indianen noemen nilcandiGa naar voetnoot1), welck is te segghen half Ga naar margenoot+saffijr en half robijn, is daerom, ‖ dat die robynen ende saffyren groeyen altemael in een rootse, waer van zy dickwils aen malcanderen half een en half ander ghevonden worden. De robynen werden vande Arabyers ende Persianen gheheeten iacutGa naar voetnoot2), ende vande Indianen manicaGa naar voetnoot3). De saffyren zijn tweederley, te weten van coluer doncker blauGa naar margenoot+ en d'ander licht blau; die iacinten, granaden ende robassenGa naar voetnoot4) zijn oock soorten van robynen, doch seer weynigh gheacht; die Indianen heetense geel ende incarnate robynen, en alsoo voorts, naer datse van coluer zijn. Dese iacinten, granaden ende robassen zijnGa naar margenoot+ in soo grooter menichten in Cananor, Calecut ende in Cambayen, so datmen die op alle mercten ende hoecken vande straten te coop heeft by gheheel corgiasGa naar voetnoot5), elcke corgia zijnde 20. stucks, ende gheven die corgia om een stuyver ofte twee ten hooghsten, soo veel als men begeert, ende is te verstaen vande cleynste soorten. De saffyren en zijn van so grooter estimatie niet als de robynen, doch is oock een vande precieuste steenen naer de diamanten ende robynen. De robynen, saffyren ende die andere ghenoemde steenenGa naar margenoot+ groeyen ende worden ghevonden inde rootsen als diamanten; comen uyt Calecut. Cananor ende van veel plaetsen van't landt van Bisnagar, ende die meeste uyt het land van Seylon, welcke wel vande beste zijn; maer die van't landt van Pegu werden voor de fijnste gheacht, al waerder seer veel zijn. De esmeraultenGa naar voetnoot6), die de Indianen heeten pacheGa naar voetnoot7) ende de Arabyers samarrutGa naar voetnoot8), dese en zijnder gheen in geheel Indien, hoewel men seyt, datterGa naar margenoot+ sommige gevonden worden, maar weynigh, en seer selden; werden daer veel ghebracht van Cayro uyt AEgypten, diemen ooc heet orientales; dese werden in Indien veel gheacht, om dat daer weynigh zijn. Van Spaensch Indien wordender oock veel ghebracht, | |
[pagina 168]
| |
ende veel ghevoert naer het landt van Pegu, al waer zy seer ghesletenGa naar margenoot+ werden en veel geestimeert, so datter veel Venetiaenders (die derwaerts getrocken zijn met esmeraulden, ende die ghewisselt aen robynen) rijck met gheworden zijn, om datmen aldaer de esmeraulden liever heeft als de robynen. Alle dese voorseyde ghesteenten werden oock veel ghebruyckt inde apotekerie ‖ endeGa naar margenoot+ medicynen. Ga naar margenoot+Die turkoysen worden ghevonden in Persien by groote menichten, ende comen altemet in Indien over Ormus by hondert ponden teffens, te weten met aerde met al; werden in Indien weynigh gheacht, want die Indianen ende Portugesen en draghense niet veel, maken daer weynigh werck af. De jaspe is seer veel in't landt van Cambayen, maer van weynigh estimatie; zy maken Ga naar margenoot+daer in Cambayen schottelen ende coppen af; is van coluer groen ghelijck die esmeraulden. De crysolita ende amatisten zijn veel in't eyland van Seylon ende Cambayen, en in Ballaggatte. Den steen ghenaemt alakeccaGa naar voetnoot1) wert ooc genaemt bloet-steen, want Ga naar margenoot+stemptGa naar voetnoot2) metter haest het bloedt, ende ander steenen, diemen noemt melck-steenen, want is goet voor de vrouwen om melck ofte soch te geven. Dese en dierghelijcke steenen zijnder in grooter menichten in Cambayen ende Ballagatte, en brengense tot Goa te coop. Zy maken daer pater-nosters, signetten, ringen en ander duysent curieusheden af; werden veel gheacht, want een singnet van dusdanigen steen ghelden twee ende drie pardauwen Ga naar margenoot+'tstuck. Men vint in Cambayen oock seer veel alambre ofte barnsteen, waer van zy oock veel ringhen ende paternosters en ander dierghelijcke dinghen maken; wordt veel ghesleten. Daer zijn oock steenen, diemen by de Portugesen olhos de gato heet, is soo veel te seggen als catten ooghen (welcke die agato is) om de ghelijckenisse,Ga naar margenoot+ die zy daer van hebben, en zijn vande selfde coluer ende fatsoen. Comen uyt Cambayen, maer de beste uyt Seylon ende Pegu. Worden weynigh naer Portugael ghebracht, want en zijnder niet seer gheestimeert, ende oock om dat zy meer in Indien ghelden als in Portugael, want de selfde Indianen houdense in grooter weerden, principalick die Chynen, al waer zy veel ghevoert ende beter gheacht en vercocht werden als eenighe ander ghesteenten. De Indianen seggen, dat dese steen een proprieteyt | |
[pagina 169]
| |
en virtuyt heeft eenen te conserveren inde rijcdomme, dien hy besitGa naar margenoot+ ende heeft, ende datse niet sal verminderen, maer wel vermeerderen. De seylsteen, die de Portugesen noemen pedra de cevarGa naar voetnoot1), wort in Indien op veel plaetsen ende seer veel ghevonden; die Indianen seggen, so wie datse ghebruyckt dagelijcks een weynigsken in 't eeten, datse eenGa naar voetnoot2) onderhout inde jeucht, sonder wesen van out te krygen, waer door de coningen ende groote heeren van Indien ghebruycken, daer potten ende vaten af te doen maken om haer eeten in te koken om, so zy ghelooven, hare jeucht daer met te onderhouwenGa naar voetnoot3). |
|