| |
Die spiconardusGa naar voetnoot3) wast inde contreyen van Sitor ende MandorGa naar voetnoot4)Ga naar margenoot+ (twelc zijn plecken, die met het landt van Decan ende Dely by Bengalen zijn palende), wort gesaeyt ende wast aen planten van 2. ende 3. spannen hoogh (gelijck alst coorn), op welcke maniere insgelijcks die aderen, 'twelc het spiconardi is, wassen; comen ghemeenlijck terstont dicht by der aerde vande wortel uyt, ende worden also te coop ghebracht in Cambayen ende ander plaetsen, van waer vervoert werden nae alle weghen.
Annotatio D. Palud.
Die Indiaensche spica sterct die magen, inghenomen ende opgeleyt, ende verteert alle coude affectien.
| |
| |
Het aloeGa naar voetnoot1), 'twelck die Arabiers heeten sebarGa naar voetnoot2), ende die Decanijns area, die Canerijns cate, comerGa naar voetnoot3), die Portugesen azeure,Ga naar margenoot+ wert ghemaeckt van't sop van een kruijt, naer dat het droogh is. Dit kruijt wert ghenoemt vande Portugesen herba babozaGa naar voetnoot4), dat is quijlcruijt geseyt. Is in grooter menichten in Cambayen, Bengalen ende ander plaetsen; maer in een eilandt ghenaemt Sacotora ('twelck leyt byde mont van't Roode Meer ofte estrecho de Mecca) ist seer veel ende 'tbeste van allen. Is een coopmanschappe, diemen voert na Turkyen, Persien, Arabien ende oock nae Europa, waer door het selfde eyland ooc seer vernaemtGa naar voetnoot5) is, waer van het aloe gheheeten wort aloes Socotrino, ofte aloes van Sacotora.
Ga naar margenoot+Annotatio D. Palud.
Aloe purgeert die maghe van galle ende van taye fluymen, insonderheyt die gewasschen is, neemt wegh alle verstoptheyden, verteert alle rauwe vochtigheyt ende bewaert voor vuylnisse; behalven dit so sterct zy die maghen seer. Hare cracht wert gesterct met toedoeninge van pijpcaneel ofte folie ofte note moscaet; insonderheyt Ga naar margenoot+is de aloe dienstigh ‖ tegens dat kooren en die rauwigheyt, ende de personen, die haer maghen vol rauwe vochtigheyt is. Wtwendigh wort zy ooc ghebruyckt, om voortloopende sweren te bedwinghen, ende in ooghen medicynen.
Het fruijt ghenaemt anacardiGa naar voetnoot6) is in veel plaetsen van Indien, te weten in Cananor, Calecut, in't landt van Decan ende op anderGa naar margenoot+ plaetsen. De Arabyers heetent baladorGa naar voetnoot7), de Indianen biboGa naar voetnoot8), de Portugesen fava de Malacca, dat is: boon van Malacca, om die gelijckenisse, diet heeft van een boon, dan zijn wat grooter als die boonen van dese landen. Men ghebruycktse in Indien in melc, tegens een corten asem, voor de wormen ende tot veel ander dinghen. Alst noch groen is, makender achar af, te weten ghesouten in azijn gheleyt, ghelijc zy meest alle fruyten ende speceryen doen, als ick op veel plaetsen gheroert hebbe.
| |
| |
Annotatio D. Palud.
Dese vruchten hebben hare namen becomen van de ghelijckenisse ende de verwe, die zy hebben van't herte, insonderheydt droogh wesende; groen ende aen die boomen noch hanghende, ghelijck ick in Sicilien op den bergh AEthna gesien hebbe, zijn zy ghelijc onse groote boonen; worden inghesouten als die olyven, ende zijn bequaem om te eeten. Sy hebben een sop in haer, dick als honigh ende root als bloedt, 'twelck goedt is teghens vlechtenGa naar voetnoot1). Wat belangt die bereyde myrabolanenGa naar voetnoot2), zy verwermen ende verdrooghen, zy stercken die memorie, hersenen ende zenuwen; scherpen die sinnen ende zijn goet teghens coude affectien des hoofts.
Het calamo aromaticoGa naar voetnoot3) heetmen in Gusarate vazGa naar voetnoot4), die Dekanijns vacheGa naar voetnoot5), die Malabaren vasabu, die Malayen daringooGa naar voetnoot6), Ga naar margenoot+in Persien hegerGa naar voetnoot7), ende in Cuncan, welcke is 'tlandt van Goa ende daer ontrent noordewaerts aen, heetent vaycan, die Arabyers cassab ende aldiriraGa naar voetnoot8). Wordt ghesayt op veel plaetsen in Indien, als in Goa ende 'tlandt vande Gusarattes in Ballagatte. Daert gesayt is en zijn ‖ wasdom heeft, en heeftet gheenen rueck dan alstGa naar margenoot+ Ga naar margenoot+uytghetrocken wordt. Die vrouwen ghebruyckent veel in Indien voor de siecte vande moeder, item voor de crancheyt vande nervenGa naar voetnoot9), ende oock wert veel verbesicht aende peerden; inden tijdt, alst koel weder is, ghevent die peerden des smorgens teeten, ghestooten ende te samen ghemenght met loock, comijn, sout, suycker ende botter. Dese recepte heetense arataGa naar voetnoot10); twelcke altoos Ga naar margenoot+in Indien ghebruyckt werdt voor de peerden, daer zyse naer heur seggen groote deucht met doen. Het calamo aromatico is den stam ofte 'triet van't cruydt, waer van het binnenste een sponsachtigeGa naar margenoot+ materie is van een geelachtighe coluer, ende die wortel van dit cruyt en dient nieuwers toe, dan alleenlijck den stam ofte 'triet met het binnenste.
| |
| |
Ga naar margenoot+Annotatio D. Palud.
Wat het oprechte calamus aromaticus zy, beschrijft mijn singulier heere ende vrient Carolus Clusius in zijn gheleerde Annotatien op Garciam ab Horto, int 127. bladt, die ick seker stucxkens daer af ghegeven hadde, uyt AEgypten mede ghebracht, al waert in grooter menichte ghevonden wort, en oock veel ghebruyckt; zy noement cassab elderira. Is een dun riet, noch versch zijnde bleeck golt geel van coluer, met vele knopkens, ende splinterigh int breken, van binnen sponsachtigh, ghelijck spinnewebben, wit, ende tay int kauwen ende tsamen treckende, met eenighe scherpe bitterheyt, alsmen noch by my sien mach, ende veel uyt AEgypten becomen mach, die het in hare driakelGa naar voetnoot1) doen ende anders oock veel ghebruijcken om't water ende die stonden te dryven, &c.
Die costus, welcke die van Arabien noemen cost ofte castGa naar voetnoot2);Ga naar margenoot+ die Gusaratten van Cambayen vlpotGa naar voetnoot3), die van Malacca puchoGa naar voetnoot4), alwaert veel verhandelt wort, als ooc na Chyna ende ander weghen; het comt vande plecken van Sitor ende Mandor, boven verhaelt,Ga naar margenoot+ ‖ daer die spiconardi van daen comt, van daer wert het ghebracht nae Cambayen ende Indien ende also vervoert nae alle weghen. Zijn boomen by na ghelijck vlier-boomen; heeft witteGa naar margenoot+ bloesemen van een seer stercke rueck. Het hout ende die wortelen is de costo; is een groote coopmanschappe nae Persien, Arabien ende Turckyen, alwaert in groote menichten verbesicht ende verhandelt wert.
Annotatio D. Palud.
Van costus hebbe ic veelerley specien, die Indische, beschreven van Garcia, met alle hare teeckenen, die Arabische ende Syrische, ooc met hare eygenschappen ende teeckenen, noch daer toe een ander soorte, die de ghedaente van genghber heeft. Die Indische is de beste van allen; verwermt, drijft het water ende die stonden, suyvert die onreyne moeder, ingegeven wesende ofte daer mede ghestooft zijnde, ende maect bequaem, te ontfanghen; is goet tegens beten der slanghen, tegens borst pijn ende wormen, &c.
Die cubebenGa naar voetnoot5), also ghenaemt vande Arabien, ofte quabebGa naar voetnoot6),
| |
| |
ende van alle d'anderGa naar voetnoot1) Indianen cubachini ofte cubabchini genaemt,Ga naar margenoot+ door oorsake, datse die Chinen eertijts (eer die Portugesen in Indien waren) plegen te brengen uyt het eylandt Iava, van Sunda, alwaerse wassen, en anders nieuwersGa naar voetnoot2); alsdoen hadden de Chynen die navigatie van geheel Indien, haren handel dryvende op alle plaetsen van Orienten met alle coopmanschappen, so Ga naar margenoot+wel op't vaste landt als op die eylanden. Die Javen, welcke zijn die inwoonders van daerse wassen, heetense cumucGa naar voetnoot3). Wast, alleensGa naar margenoot+ als die peper, teghen eenen boom op, ghelijck clif. Die bladen zijn by naest als die peperbladen. Wassen met boskens, ghelijck die peper, maer elck greijn heeft een steeltgien, daert aen hanght. Die Javen houdent in so grooter estimatie, dat zyse niet en vercoopen sonder eerst eens opghesoden te wesen, om datse de vreemdelinghen, diese vervoeren, niet en souden nae planten. Worden seer ghetrocken ende verhandelt, naemlijcken onder die Mooren,Ga naar margenoot+ diese in de wijn doen om haer te verstercken in Venus spel, waer toe sy seer goet ghehouden worden. Ende die Javen gebruijckense veel teghens die vercoutheyt vande maegh ende anderGa naar margenoot+ sieckten.
Annotatio D. Palud.
Cubeben zijn vruchten ghelijck peper, dan wel so groot; die beste werden ghehouden die dicht, vol, swaer en scherp zijn, doch minder als die peper, een weynigh bitter ende seer aromatijck, nae 't soet strec ‖ kende. Die cubeben verwermen ende stercken die maghen,Ga naar margenoot+ welck slap is van vuylicheyt ofte winden, suyveren die borst van taye slijm, stercken die milte, verdryven winden ende zijn voorderlijck tegens coude sieckten van die lijf-moeder; langhe met mastic gekaut, suyveren die hersenen van fluymen ende stercken die selfde.
Die bladen, diemen noemt folium Indum, die de Indianen heeten tamalapatraGa naar voetnoot4), sijn bladen ghelijck oraengie bladen, dan wat Ga naar margenoot+scherper, doncker groen, hebben drie aderen tot het eynde toe, een in't midden ende twee aende zyde, te weten aen elcke zyde een; hebben eenen schoonen rueck, by naest ghelijck giroffel-naghelen. Den boom, daer zy aen wassen, is van goeder grooten; wassen altoos aende cant van eenighe lacken, meeren ofte wateren; zijn op veel plaetsen van Indien, maer meest in Cambayen.
| |
| |
Die Indianen ghebruijcken dese bladen veel, want worden metGa naar margenoot+ geheele balen vervoert ende verhandelt. Segghen, datse goet zijn om wel te wateren, ende teghen den stinckenden asem. Oock legghense tusschen die cleeren, lakens ende lywaet, want beschermt het vande wormen. Affirmeren, dat het in als dient als die spiconardi.
Annotatio D. Palud.
Die Latinisten hebben haren naem ghenomen van het Indiaensch woort tama lapatra ende noement malabatrium, die Arabiers cadegi IndiGa naar voetnoot1), dat is: Indis blat. Wort oock veel tot ons ghebracht, insonderheyt tot Venetien, ende ghebruijckent om dat water te dryven ende de magen te stercken, alsoock den asem, die stinckt, te verbeteren, &c.
Die galangaGa naar voetnoot2), welcke die Arabien noemen calvegianGa naar voetnoot3), isGa naar margenoot+ tweederley, te weten een soorte, die cleijn ende welrieckende is, die in Indien uyt Chyna ghebracht wort, ende van daer na Portugael ende ander wegen vervoert. Dese soorte wert in China gheheeten-lavandouGa naar voetnoot4). Die ander soorte, die wat grooter is, wert ghevonden in't eylandt Iava, ende wordt vande Javen gheheeten lanquasGa naar voetnoot5). Dese en is van so goeden rueck niet als die eerste van Chyna. WassenGa naar margenoot+ aen ‖ cleyne planten (een span ofte twee hoogh vander aerde) van zijn selfs sonder gheplant te worden ende in Iava is de grootste plant, vande hooghte van vijf spannen. Heeft bladeren ghelijck het scherp ofte yser van een spies, met een witte bloesem, de welcke saet voort brenght, al hoewel men daer niet met en saeyt, dan in Indien hebbent in sommighe hoven geplant voor curieusheyt, ende gebruijckense in salaet ende in sommige medecynen, te weten die vroevrouwen (diemen in Indien dayasGa naar voetnoot6) heet). TenGa naar margenoot+ wast niet van't saet, dan vande wortel, die gheplant wort, gelijck die genghber. Zijn groot ende lanck, heeft knuijsten ghelijck als riet. Is een medecyne, die in Indien tot veel dinghen ghebesicht wert, ende oock wel vervoert na alle weghen.
| |
| |
Annotatio D. Palud.
Galanga zijn wortelen met vele knopkens, inwendigh ende uytwendighGa naar margenoot+ root, aen die knopkens omgecromt, welrieckende ende scherp van smaec, van rueck ende ghedaente ghelijck die wortelen van cyperus, waeromme zy van sommige voor cyperus van Babylonien ghehouden wort. Zy verwermt ende drooght inden derden graet; daeromme so sterct zy die maghe, ende neemt dese pyne, van winden ofte koude comende, wech; zij verdrijft den stinckenden asem, gheneest cloppinghe des herten, ghedroncken wesende met het sop van weghe-bladeren; zy geneest colique, die van winden oorspronck hebben; is ooc goet teghens windighe ghebreecken van die lijf-moeder, sterckt Venus handel, verwermt de nieren ende daghelijcks een weynigh des morghens ghegheten beneemt hooft-pyne, die langhe gheduert heeft.
Dese en diergelijcke andere cruyden ende specien zijnder noch Ga naar margenoot+veel andere in Indien ende op die plaetsen van Orienten, wiens namen ende eygenschappen my onbekent zijn, om datse niet soo ghemeen ende onder den ghemeenen man bekent zijn, dan alleenlijck vande medicynen, apotekers ende herbaristen, waeromme alleenlijck hebbe mentie ghemaect van die onder de gemeene Indianen bekent zijn ende daghelijcks verhandelt worden, waermede dese materie belangende voleyndt, concluderende 'tghene die speceryen, drooghen ende die medicynen aengaende is.
|
-
voetnoot3)
- Bij Orta II, 291-297. Zie voor de verklaring van deze term: Van Dam Iii p. 701.
-
voetnoot4)
- Chītōr, een oude rotsvesting in den Rājput-staat Mewār, en Mandū, eertijds hoofdstad van Malwa.
-
margenoot+
- Ghedaente van spicanardus ende d'omstandigheden daer van.
-
voetnoot2)
- Arab. ‘aṣ-ṣibār’, waarvan 't Port. ‘azevre’, Dozy - Engelmann, Glossaire, p. 35.
-
voetnoot3)
- Misschien uit Skr. ‘kumārī’, Aloe perfoliata. ‘Area’ en ‘Cate’? Dit laatste lijkt op Hind. ‘kāṭh’, extract van de Acacia Catechu, maar niet, voor zoover ons bekend, van de Aloe. - ‘Area’ onverklaard.
-
margenoot+
- Hoe aloe ghemaect wordt, waert meest valt ende meest vervoert wert.
-
voetnoot6)
- Al 't volgende ontleend aan Orta in Coloq. V.
-
margenoot+
- Ghedaente ende de verscheyden namen van anacardus, waert wast ende waer toe datse nut zijn.
-
voetnoot7)
- Arab. belāder of balādher (Ainslie, Mat. Indica, II, 317).
-
voetnoot8)
- Volgens Aant. op Orta, I, 67 een woord gebruikelijk in Port. Indië, en te Bombay als bibba.
-
voetnoot1)
-
Middeln. vlecht(e): naam van een huiduitslag, dauwworm.
-
voetnoot2)
- Wat Myrobalanen hier te doen hebben, is moeielijk te zeggen.
-
voetnoot3)
- Wat hier van dit gewas, Acorus calamus, Linn., gezegd wordt, is geput uit Orta, I, 141, sqq.
-
voetnoot4)
- Uit Skr. vachā; waaruit ook Malay. vas'abu, Tam. vas'ambu.
-
voetnoot5)
- Als Dekkhansch (Hind.) geeft Orta bache, d.i. Hindī en Bengālī bacha, bach.
-
voetnoot6)
-
Mal. djĕringau, Jav. dĕringo (daringu is Ambon Mal.).
-
margenoot+
- Waer den calamus aromaticus wast ende waer toe hy nut is.
-
voetnoot10)
- ‘Arata’? Misschien bedoeld een jonger vorm van Skr. ‘ariṣṭa’, dat
o.a. de naam is van een geneeskrachtige mixtuur, en tevens beteekent ‘ongedeerd, veilig’; ‘ariṣṭa-çayyā’ is ‘kraamkamer’, omdat de kraamvrouw daar tegen booze invloeden beschermd wordt.
-
voetnoot1)
- Deze vorm voor triakel wordt ook opgegeven bij Kiliaan, die ‘drieaeckel’ en ‘dieriaeckel’ kent, maar niet ‘triakel’.
-
voetnoot2)
- Aan de Costus heeft Orta zijn Coloq. XLII (I, 256-267) gewijd. Hieraan is't volgende ontleend. Arab. ‘ḳost’ uit Skr. ‘kuṣṭha’.
-
margenoot+
- Verscheyden namen van costus, ende waer 'tselve van daen comt.
-
voetnoot3)
- Lees: Uplot, zooals Orta heeft. Uplot is te verklaren uit Skr. ‘upaloṭa’, dat omschreven wordt met ‘koṣṭha’ zonder twijfel een fout voor ‘kuṣṭha’, want Skr. loṭa en çakaloṭa zijn plantennamen; dus is noodzakelijk upaloṭa ook de naam van een plant.
-
voetnoot4)
- Mal. ‘putjuḳ’ is volgens sommigen Costus Indicus, volgens anderen Laurus of Melissa. Eigenlijk is Mal. ‘putjuḳ’, Jav. ‘putjuk’, uitspruitsel, zoodat de toepassing op meer dan één plant begrijpelijk is. Zie Hobson-Jobson, s.v. Putchock.
-
margenoot+
- Ghedaente van costus ende waert verhandelt wordt.
-
voetnoot6)
- Arab. ‘kabābah’. Hind. ‘kabāb chīnī’, Chineesche cubebe.
-
voetnoot2)
-
Niet juist; de cubebe komt in de Oostindische Archipel over een groot gebied voor.
-
margenoot+
- Listighe practiken der Indianen om den cubeb in ander landen niet na geplant te hebben.
-
margenoot+
- Waer toe de Mooren ende Indianen de cubeb ghebruycken.
-
voetnoot4)
- Skr. ‘tamālapatra’, d.i. Xanthochymus pictorius Roxb. Wat Van Linschoten en Paludanus hierover zeggen, is ontleend aan Orta, I, 343-348.
-
margenoot+
- Ghedaente, smaeck ende rueck van folium Indum.
-
margenoot+
- Folium Indum goet voor quaden asem ende andere ghebreken.
-
voetnoot1)
- Bedoeld: Arab. ‘sādhadji hindī’. Voor Malabathrum zie Hobson-Jobson s.v.
-
voetnoot3)
- Verknoeid uit Arab. ‘chalandjān’, Dozy - Engelmann (Glossaire, p. 271). In een laat Sanskrit-boek over geneeskunde komt de naam ‘kulañja’ voor, doch het is zonder twijfel een vreemd, waarschijnlijk Indonesisch woord.
-
margenoot+
- Onderscheyt der tweederley galangaen ende van beyder waerdigheden ende waer toe die ghebruyckt worden.
-
voetnoot5)
- Onjuist; langkwas (lĕngkuwas) is Maleisch; laos Jav., lahwas Oudjav., kalawas (halawas) Bataksch, ladja en langkuwasa Makassaarsch.
-
margenoot+
- Hoe den galanga
gheplant ende verhandelt wordt.
-
margenoot+
- Veel cruyden in Indien, die niet verhaelt werden, om datse hier te lande van't ghemeene volck onbekent zijn.
|