| |
| |
| |
Dat 57. capittel.
Van 't fruyt duryoens van Malacca.
DvryoenGa naar voetnoot1) is een fruijt, dat alleenlijck wast in Malacca; wortGa naar margenoot+ so seer gepresen van een yeghelijck, diet gheproeft heeft, datment niet en kan compareren met geenderley fruyten vande werelt, want in smaeck ende goetheydt affirmeren, dat het alle fruyten te boven gaet; maer eerst alsmense op doet, riecken gelijck oft het verrotten ayun waer, maer inden smaeck heeftmen Ga naar margenoot+die leckerheyt; is vande ‖ groote van een meloen, van buyten Ga naar margenoot+gelijck het fruijt iaaka, daer van verhaelt is, maer wat scherpachtigherGa naar margenoot+ ofte distelachtigher, van buyten bynaest gelijck die huijskens, daer die castanien in wassen. Heeft van binnen huijskens gelijck de iaaka, daert fruijt in wast, welcke is vande groote van een kleijn hennen-ey, waer in zijn die castanien, soo groot als steenen van persen. 'tFruijt is van coluer ende smaeck gelijc een seeckere heerlijcke spyse, diemen in Spaengien veel ghebruijckt inde bancketten, ghenaempt mangiar blanco, 'twelcke wort ghemaeckt van hennen-vleesch, gedistileert met suijcker. Die boomenGa naar margenoot+ zijn ghelijck die iaaka boomen; den bloesem is wit, treckende naert geel; de bladeren zijn van de groote van een halve span, uyt gaende scherpachtigh, van binnen licht groen en van buyten doncker groen, etc.
Annotatio D. Palud.
In Malacca is een vrucht soo lieflijck van smaeck ende ruec, datse alle andere vruchten van Indien ende van Malacca, hoe vvel die daer veellerley ende goet zijn, te boven gaet. Dese vrucht wort geheeten in Malayo, 'twelck die provintie is, daer zij wast, duriaoen, ende die bloem buaaGa naar voetnoot2); die boom batanGa naar voetnoot3) is een seer groote boom, van vast ende dicht hout, met een graeuwe schorsse becleedet, veele tacken hebbende, ende overdadigh veele vruchten; dat bloeysel is uyten witten wat geel, die bladeren een halve palme langh, tvvee ofte drie vingeren breet, rontsomme een weynigh inghekerft, van buyten bleeck groen,
| |
| |
ende inwendigh seer groen ende bykans tot roscheyt streckende; brengt een vrucht van die groote eender meloenen, met een dichte bast becleedet, met veele cleyne ende dicke scherpe staechelkens, wtwendigh groen, ende met linien, inde lengte als die meloenen gefigureert, hebbende van binnen vier holen nae die lenghte, in welcke noch drie oft vier kaskens zijn, ende in een jeghelijck kasken een vruchtken so wit als melck, so groot als hennen eyeren, lieffelijcker van smaeck ende rueck als dat witte eeten, dat die Spaengiaerden van rijs, capoenen borsten ende roose water maecken ende mangier blanco noemen, nochtans niet soo saght ofte slymerigh, want die andere soo geel, ende niet wit binnen, zijn bedorven ofte verrotGa naar voetnoot1), door quade lucht ende reghen. Men hout voor goet die vvelck alleene drie vruchten in haer kamerkens hebben, daer nae die viere, maer die van vijf zijn quaet, als oock die, vvelcke bersten ofte kloven hebben. Daer zijn oock selden meer dan 20. fruyten in eenen appel, ende in een yeghelijck fruijt is een steen, den persick steen gelijc, niet ront, maer langhvvorpigh, niet te soet van smaec ende die keel verseerende als onrype mispelen; vvorden daeromme oock niet ghegheten.
Dese vrucht is heet ende vocht, ende die dese eeten vvillen, moetense voor eerst een vveynigh met die voeten sachtkens treden ende breken die staechelen, die daer omme zijn. Die nimmermeer dusdanighe vruchten ghegheten hebben, eerst die rieckende, ontfanghen een lucht oft zy ‖ verrotte ayun roken, maer geproeft hebbende achtenGa naar margenoot+ zy die boven andere spysen vvel te riecken ende te smaken.
Dit fruijt is oock in sulcken vvaerdye by die lesersGa naar voetnoot2), dat zy meenen, men moght daer niet af versadighen; gheven daeromme dit fruijtGa naar margenoot+ heerlicke namen, ende schryven epigrammen daer af, hoewel daer menichte in Malacca zijn, ende dat het stuck niet boven vier maluadisenGa naar voetnoot3) costet, insonderheyt in die maenden van Iunio, Iulio ende Augusto; op andere tyden vvert haren prijs vermeerdert. Hier staet oock te mercken een vvonderbare teghenheyt, die daer is tusschen die duryoens ende die bladeren bettele, vvelcke voorvvaer soo groot is, dat indien daer vvare een geheel schip vol duryoens ofte eenigh huys ofte ghevvelfsel, daer oock eenige bladeren van bettele laghen, sullen die duryoens alle verrotten ende bederven, ende gelijc door 't overvloedigh eeten van dese duryoens die magen verhittet ende besvvaert wort, alsoo een bladt van bettele weder op 't hert colckGa naar voetnoot4) leggende, sal terstont die inflammatie ende verhevinghe ofte ghesvvel der magen naelaten; ende inghevalle men nae 't eeten van die duryoens eenighe bladeren van bettele neemt, machmen van die duryoens gheen hinder cryghen, hoe veele men daer af ghegheten heeft. Hier door ende oock om dat zy so aengenaem van smaec zijn, comt het, datmen gemeenlijck seijt, datmen van die duryoens niet mach versadight vverden.
| |
| |
Daar hier dl. II van de editie 1910 begint, heb ik de paginering daarvan, zoals men kan zien, door bijvoeging van een II aangegeven. H.T.
|
-
voetnoot1)
- Maleisch durian, de welbekende vrucht, niet alleen voorkomende op 't Maleische schiereiland, maar ook op Sumatra, Java, enz. tot Mindanao toe. Dat de vrucht afkomstig is uit een land met Maleische bevolking mag men opmaken uit het feit dat het Mal. woord overgenomen is in 't Oudjavaansch ḍuryyan, Nieuwjav. duren, en uit de verbasterde vormen Dajaksch dahian, Lampongsch darian. Orta spreekt over deze vrucht, Port. ‘dorião’, Coloq. I, 298.
-
margenoot+
- Beschryvinghe vande groote, ghedaente, smaeck ende koluer vande duryoens.
-
margenoot+
- De duryoens gheleken by mangier blanco, dat is een Spaensche spijs, diese inde bancketten ghebruijcken.
-
margenoot+
- De duryoens hebben wit geelachtighe
bloemen, ende bladen van een halve span.
-
voetnoot2)
- Mal. buwah is ‘vrucht’; Paludanus verwart het met bunga, bloem.
-
voetnoot3)
- Mal. batang, boomstam. - Paludanus is hier uitvoeriger dan Orta, maar veel van hetgeen hij vertelt is zonder waarde.
-
voetnoot1)
-
Onduidelijke plaats. Misschien: de andere duryoens, die wél zo zacht en slijmerig zijn als mangier blanco, zijn geel en bedorven etc.
-
voetnoot4)
-
W.N.T.: hartkolk: harteputje, hartkuil.
|