Itinerario, voyage ofte schipvaert naer Oost ofte Portugaels Indien 1579-1592. Tweede stuk
(1956)–Jan Huyghen van Linschoten– Auteursrechtelijk beschermdDat 49. capittel.
| |
[pagina 69]
| |
soet van smaeck, die derde iaiagnaGa naar voetnoot1), die oock inwendigh wit zijn met een rijnsche wynnige smaeck. Soo groeyen dese vruchten oock ofte van selven, ongheplant, ende worden wilde ananassen gheheeten, ofte gheplant in hoven, daer af tot nu toe ghesproken. Die wilde wassen op stammen eender spiessen hoogh, ront, ende van die groote eender orangie-appel, vol doornen; die bladeren hebben oock scherpe spitsen ende ronts omme vol sachte doornkens; die vrucht wort van weynighe ghegheten, hoe wel zy tamelijck lieffelijck van smaeck is; die gheheele plante met die wortelen zijn vol sops, welcke, seven oft acht uren des morghens met suycker ghedroncken, ghehouden wort voor een seker remedie tegens de hitte der lever en de nieren, teghens sweerende nieren, etterigh water ende excoriatieGa naar voetnoot2) van die roede; die Arabers prysen dit sop ooc teghens roose, ende noement queura. Die meer hier af wil weten, lese Costam in die eygen capittelen van ananas, ende OviediumGa naar voetnoot3) int 8. boeck int 18. capittel, ende ThevetiumGa naar voetnoot4) in zijn obseruatie van America int 46. capittel; ananas gheconfytet in suycker zijnde gelijck comcommeren in groote; ick hebber veele ghehadt. Ananas is wel een vande beste fruyten ende smakelijcksteGa naar margenoot+ van geheel Indien, en is niet eygen van Indien, dan vreemt, want isser eerst gebracht vande Portugesen uyt Brasilien, soo datse int eerste voor een nieuwigheyt vercoft werden, voor een pardau ende meer 'tstuck; maer zijnder als nu so veel aenghegroeyt, dat het over al vol af is, ende zijn altoos seer goeden koop. Haer saysoen, datse rijp zijn, is inde vasten, want dan zijnse op haer beste ende smaeckelijckste. Zijn van die groote van een meloen ende hebben het fatsoen ghelijck het hooft vanGa naar margenoot+ een spinrocke, van buyten gelijck een pijn-appel, maer saecht om te snyden, van koluer root ende groenachtigh; wassen langhs der aerde die hooghte van een halve vaem, luttel min ofte meer. Die bladeren van dit fruyt zijn bynaest gelijck het kruyt, datmen van Spaengien brengt, genaempt aloe ofte semper viva, om dat het altoos groen is, daerom men't aen de balcken in de huysen hanct, doch zijn wat smalder ende aende kanten wat scherpachtigh, als uytghehackelt. Int eeten soo schiltmense ende snydmenseGa naar margenoot+ in schyven ofte somen wil. Hebben van binnen sommighe Ga naar margenoot+kleyne ‖ keerngiens ghelijck van appelen ofte peeren. Zijn van binnen van koluer ghelijck een opghesneden persGa naar voetnoot5), die rijp is, | |
[pagina 70]
| |
Ga naar margenoot+ende oock bynaest van die selfde smaeck, maer hebben in leckerheyt over alle fruyten voordeel; het sop daer van is ghelijck soeten most; men en kander hem niet sat af eeten. Is seer heet van naetueren, want soomen daer een mes een half ure laet in steken,Ga naar margenoot+ Ga naar margenoot+sal half op ghegheten wesen in't uyt treckenGa naar voetnoot1); even wel en doet sonderlinge gheen quaet, ten waer datmen daer in so groote overvloedighzGa naar voetnoot2) af aet, dat het hem qualicken bequaem, ghelijcker menighe ongheregelde menschen zijn, in alle dingen sonder mate ghebruijckende; evenwel wort die krancken verboden het gemeen toebereyden vande annanassen om te eeten, is te snyden, nae datse gheschilt zijn, in ronde schyven, ende dan met wijn overgoten, en is seer lieffelijck om eeten. |
|