Itinerario, voyage ofte schipvaert naer Oost ofte Portugaels Indien 1579-1592. Tweede stuk
(1956)–Jan Huyghen van Linschoten– Auteursrechtelijk beschermdDat 45. capittel.
| |
[pagina 52]
| |
len dach de stadt vol slavinnen ende Canarijns lopen met melc van buffelen, geyten ende ooc excellenten room ende versche ongesoutenGa naar margenoot+ botter, maer kompt in kleyne stuckskens te koop. MakenGa naar margenoot+ oock sommige kleyne witte keeskens, maer zijn seer sout ende drooch. Wilde verckens, sommighe hasen, konynenGa naar voetnoot1), herten en hinnenGa naar voetnoot2) wordender oock gevonden, maer niet veel. Hoenderen, kapuynen, velt-hoenderen, duyven zijnder wonder veel en goeden coop. In't eylandt van Goa ende rontsom zijn veel mussen ende sommighe ander vincken, doch weynich en niet besonders; maer in Cochijn ende de custe van Malabaren zijn gants gheen mussenGa naar voetnoot3) noch diergelijcke kleyne vogeltgiens, noch vincken. Ga naar margenoot+Daer zijn in Indien wonder veel vleermuysen, en sommighe soo groot, dat het ongelooflijck te vertellen is. Doen groote schade inde boomen, fruyten ende kruyderen, soo dat die Canarijns moegten des snachts volck inde boomen doen waken, en noch konnen zyder haer qualijck uyt weeren. Die Indianen etense en seggen, dat het so goeden cost is als patrysen. Daer zijn uyter maten veel swarte crayen, dat het een wonder Ga naar margenoot+is, en doen groote schade, en zijn so stout, datse dickwils comen vliegen deur de vensters ende halent eten uyt die schotelen, die opt tafel staen, daer't volck by sitten. 'Tis my selfs gebeurt, dat ic sat en schreef boven in huijs op een camerken met open vensters, en dat die crayen quamen en namen die boomwol uyt den int-pot, en beslabden alle die pampieren, die op tafel laghen, sonder Ga naar margenoot+dat ick het konste belettenGa naar voetnoot4). Sy sitten ghemeenelijck op de buffels en picken haer alle het hayr uyt, soo datmen uyt die oorsake weynich buffels met haer vindt; ende om haer daer van te bevryen so loopense gemeenlijck inde mo‖rassen ende modderachtighen plaetsen tot den hals toe, want anders en kunnense haerGa naar margenoot+ niet beweeren. Ga naar margenoot+Daer zijn oock groote menichte van rattenGa naar voetnoot5), en sommige so | |
[pagina 53]
| |
groot als jonge braetverckskens, soo datter geen catten en derven tegen aen komen; graven die huysen dickwils om, want ondergrauen die mueren ende 'tfondament deur ende weer deur, soo datse de huysen daer met doen vallen ende bederven. Daer isGa naar margenoot+ noch een ander soorte van ratten, die zijn cleijn ende rosachtigh van hayr; dese noemptmen welrieckende rattenGa naar voetnoot1), want hebben eenen rueck ofse vol mosseliaet staken.Ga naar margenoot+ Die mieren zijnder soo veel door gheheel Indien en so schadeloosGa naar voetnoot2), dat het schijnt onghelooffelijck te wesen voor die't niet gesien en heeft, want men en mach geen dinck, wat het oock sy van eetbare spysen en vette waren, ja oock kleeren ende lywaet bewaren, ofte 'tis terstont vol duysenden, dattet crielt; hebben in een ogenblick een gheheel broot uyt gheholt, waer om is deur gheheel Indien het gebruyck, alle tresooren en kisten, daermen die eetbare spysen ofte eenige andere vette waren ende oock cleeren en lywaet in bewaert, te maken met vier voeten ofte pylaren, enGa naar margenoot+ daer onder elcken voet ofte stijl eenen steenen ofte houten back vol waters, ende setten die tresooren of kisten, datse nieuwers aen en roeren en vande muere afstaen, want anders waert al verlooren en gants bedorven, watter in is vande mieren, en soomen een pater-noster vergheet, inde voeten water te gieten, alst verdroocht is, soo komender in een ommesien so veel mieren in, dattet over al vol crielt, soo dat het schijnt een maledixie ofte plaech te wesenGa naar voetnoot3). Daer zijnder oock veel, die de selfde waterbacken gebruycken onder die voeten vande betsteden om daer niet af ghequeltGa naar margenoot+ te wesen int slapen, oock onder die tafels. Somender eenige canary vogeltgiens ofte diergelijcke vincken (dieder altemet uytGa naar margenoot+ Portugael ofte uyt Persien ende Turckyen gebracht worden om voor een playsier te hebben) begheert te bewaren om levent te blyven, soo moeten die staen op eenen stock ofte knaep, daer toe ghemaeckt, met eenen back vol waters onder de voet; sonder dat ist terstont vande mieren doot ghebeten, ja al hanghtet inde lucht, zy wetender by te comen, alsser maer een coordeken aen en is. Die soldaten ende arm volck, die so geen macht hebben om tresooren met backen te coopen, doen't broot ofte eten, ‖ datGa naar margenoot+ Ga naar margenoot+haer over schiet (dat weynich ofte seer selden ghebuert) in eenen | |
[pagina 54]
| |
doeck gheknoopt ende hangent aen eenen naghel aende muerGa naar voetnoot1), ende maeckender een circul oft ringhe om van houtcool, so en konnender die mieren niet over noch by komen. Daer is een ander Ga naar margenoot+soorte van mieren, die zijn by naer een vinger langh en rootachtigh van coleur; dese loopen int velt en doen groote schade aen alle kruyderen, planten ende fruyten. Die motten ende wormen, die Ga naar margenoot+de kleederen duer booren en bederven, zijnder wonder veel, waerom men daer gheen kleeren noch lywaet hebben mach, dan alsmen daghelijcks van doen heeft ende aen't lijf draecht, want Ga naar margenoot+anders is terstont deurbeten ende bedorven. Men kan qualijcken eenighe pampieren ofte boecken bewaren vande wormen; zijn gelijck oorwormenGa naar voetnoot2), soo datse dickwils menighe pampieren ende hanteyckenen van importantien bederven ende vernielen. Men heefter seer veel want-luysen. Daer is noch een soorte van gedierten, die vlieghen, zijn wel tweemaels grooter als honichbyen, wordenGa naar margenoot+ ghenaempt barattasGa naar voetnoot3); dese doen oock wonder veel quaets en sitten gemeenlijck inde suijcker, honich, botter, olye en alle vette waren ende soeticheydt; komen oock veel inde kisten onder die cleeren ende lywaet, welcke sy bederven ende beplackenGa naar voetnoot4); zijn in grooter menichten en seer schadeloos; men en kan geen dinck so vast toe doen oft zy komender in en becladden al waerse by komen, want besmettent over al met haer eyeren, die aen-kleven ghelijck als syroop, so datmense wel mogen rekenen gelijck die mieren als een plaech. Ga naar margenoot+Binnen in't lant zijn oock tygren, maer andere wrede beesten als leeuwen, beeren en diergelijcken gants gheen; maer van fenynighe beesten als slanghen, ackdissenGa naar voetnoot5) ende dierghelijcken soorten zijnder wonder veel, want die ackdissen klimmen inde huysen over al by de mueren op, en vallen dickwils 'tvolck, die op de bedden ligghen en slapen, op't lijf, waerom veel al die de macht hebben pavellionen gebruycken om over die bedden te hangen. Die ‖ Ga naar margenoot+camellionen, diemen seijt van de wint ende lucht te leven, zijnderGa naar margenoot+ oock seer veel, maer en doen gants gheen quaet. | |
[pagina 55]
| |
Annotatio D. Palud. Daer zijn wonder veel meer-katten, die groote schade doen indeGa naar margenoot+ palmboomen, daer die Indiaensche noten ofte cocus aen wassen. In dese boomen loopen gemeenelijck beestgiens, diemen heet bichos depalmeyrasGa naar voetnoot3), dat is palm boom beestgiens, zijn bynaest gelijck de beestgiens ofte fretten, daermen die konynen met uyt die holen jaecht en vanght. Hebben een steert als een eenkhoorntgien, en fray graeu gesprenckelt hayr. Zijn seer lieffelijck te hebben voor een playsier ende tijt verdrijf. Papegayen zijnder wonder veel ende vlieghender by menighten int wilde. Daer komen in Indien vande eylanden van Molucas over Malacca een soorte van voghels,Ga naar margenoot+ ghenaempt noyrasGa naar voetnoot4); zijn ghelijck papegayen, maer hebben veel roode pluymen; spreecken oock ghelijck papegayen. Gelden in Indien wel 20. oft 30. pardauwen; zijn seer schoon t'aensien en clappen seer soet, kraeuwen ofte troetelen die luyden met haer tonghe op't hooft ende baert, ende reynigen dat op de gront, desghelijcks die ooren ende tanden; in somma zijn seer lieffelijck om in huijs te hebben, want gaen in schoonicheyt ende koleur van veeren alle ander voghelen ende papegayen te boven. Men en Ga naar margenoot+heeftse noijt in Portugael konnen brengen le‖vent, hoewel daer veel om gedaen is om de coningen van Portugael tot een present te brenghen, diese grootelijcks begeerden; maer sterven al op de | |
[pagina 56]
| |
wegh, want zijn seer delicaet en willen seer nau waer ghenomen en ghehaventGa naar voetnoot1) wesen. |
|