Itinerario, voyage ofte schipvaert naer Oost ofte Portugaels Indien 1579-1592. Eerste stuk
(1955)–Jan Huyghen van Linschoten– Auteursrechtelijk beschermd
Ga naar margenoot+Dat 16. capittel.
| |
[pagina 70]
| |
oost ten zuyenGa naar voetnoot1) tot het coninckrijck van Aracan, 't welck zijn byde 80. mylen. Is een oneffen custe, vol eylanden, droochten, bochten ende inwijcken, wantGa naar voetnoot2) dit landt van Bengala leyt binnewaerts vande golfa, diemen heet van Bengalen, om datGa naar voetnoot2) van Aracan beghint die custe weder te loopen zuyen ten oosten, uytwaertsGa naar voetnoot3) tot Malacca, ende den uyttersten hoeck, diemen heet de Singapura. Keerende weder tot Bengala ende de revier Ganges, welcke wert van alle die Indianen voor een heyligh ende gebenedijt water ghehouden, ende ghelooven voor seker, dat alle de ghene, Ga naar margenoot+die hem daer eens in wast ende baeyt (al is hy noch so grooten sondaer), dat hem dan alle zijn sonden vergheven zijn, ende dat hy so reijn ende suyver is, als nieu herboren, endeoock dat, so wie hem daer niet in en wast, en kan niet saligh werden, uyt welcke oorsake daer een groote bevaert ende toeloop is van gheheel Indien, ende alle orientaelsche contreyen, ende comen daer by groote menichte, ende bedryven daer wondere seltsame ceremonien ende superstitien, afgryselick om te hooren, waer mede zy vastelick gelooven den hemel ende saligheyt te verdienen. Van dese revier oostwaert 50. mylen leyt die stadt ChatiganGa naar voetnoot4), welc is die hooft-stadt van Bengala. Die ingheboren ende naturalen ‖ van Bengala zijn bynaest ghelijck die van Seylon, dochGa naar margenoot+ een weynigh witter als die Chingalas. 'T is een arch-listigh ende Ga naar margenoot+boos volck, ende worden voor de quaetste slaven ende captyvenGa naar voetnoot5) ghehouden van gheheel Indien, want zy in 't ghemeen diefachtigh, ende die vrouwen daer by hoerachtigh, hoe wel dat dese macula in gheheel Indien daghelicx broodt is, niemant uytghesondert. Hebben een ghebruijck, datse nummermeer twee mael in eenGa naar margenoot+ pot eeten koken, maer elcke reijs een nieuwe potGa naar voetnoot6). Wanneerse in overspel ghevonden worden, snijtmenseGa naar voetnoot7) die nuese afGa naar voetnoot8), ende mogen daer naer malkanderen verlaten, alle 't welck onder haer seer nau onderhouden wert naer haer wet. | |
[pagina 71]
| |
Het landt is wonder abondant ende vruchtbaar van alle lijftochten, ende principalijck rijs, welck daer meer is als in geheel Orienten, want laden jaerlicks veel schepen, die daer van alleGa naar margenoot+ weghen comen, ende nimmeer en isser gebreck; desghelijcks alle andere nootdruften ende lijftochten naer advenant, ende so goeden coop, dattet alhier te vertellen soude ongelooflick wesen, want men coopter ghemeenlick eenen gheheelen os ofte koye voor een larijn, dat is soo veel als een halve gulden, schapen, hoenderen ende andere dingen naer advenant. Een candilGa naar voetnoot1) rijs, dat is so veel, luttel min ofte meer, als 14. schepel van hier, wordt daer verkoft voor een halve gulden ende eenen halven daelder, suyker ende ander waren naer advenant, waer by men mach considereren die overvloedigheyt van alle dinghen. Die Portugesen hebben daer haer traffijcken ende handelinghe, ende sommighe plecken bewoont, als die havens, diese noemen Porto grandeGa naar voetnoot2) ende Porto piquenoGa naar voetnoot3), dat zijn die groote ende cleyne haven. Maer en hebbender geen vastigheden noch sonderlinghe gheen policye noch regieringhe als in Indien, maer levenGa naar margenoot+ by naer ghelijck wilde menschen ende onghetoomde peerden, want een jeghelick doet wat hy wil, ende zijn haer eyghen heere, en passen niet veel op justitie, so daer eenighe is ofte comt uyt Indien, ende op dees manier onthouden haer daer sommighe Portugesen, d'een hier, d'ander daer, ende zijn meest die 't in Indien niet en derven onthoudenGa naar voetnoot4), door eenighe quade feyten, dieser bedreven hebben. Niet teghenstaende soo worter eenen dapperen handel ghedreven vande schepen, dieder 'tgheheele Ga naar margenoot+jaer seer veel gaen ende ‖ comen van alle omligghende orientaelsche contreyen. Behalven het rijs worter gemaect veel cattoenen lywaet, dat seer fijn is, ende wert in Indien seer gheestimeert, en niet alleenlick verspreyt ende vervoert naer Indien en gheheel Orienten, maer oock naer Portugael ende ander weghen. Dit lywaet is van veel soorten, ende wert genaemt sarampuras, cassas, comsas, beatillias, satopasasGa naar voetnoot5) ende diergelijcke duysent | |
[pagina 72]
| |
namen. Hebben oock ander excellent wit lywaet, seer lustigh ghewrocht, uyt een cruijt, 'twelc zy spinnen als garenGa naar voetnoot1) Dit garen machmen sien by Paludanum, is geelachtigh, ende wort geheeten cruijt van Bengalen, waer mede zy besticken seer kunstigh die bedt-dekens, pavellioenen, oorkussens, scheer-doeken, Ga naar margenoot+mantilien om die kinderen met te doopen, ghelijck als by ons die vrouwen die in 't kinde-bedt useren om te slaen, en makense met loof ende blom-werck, ende van alle figueren, diemen mach dencken ofte versierenGa naar voetnoot2), dat een wonder om sien is, ende so meesterlick ghewrocht, van frayen arbeyt, datmen sulcks in Europa niet verbeteren endeGa naar voetnoot3) soude. Desgelijcks maken geheele stucken ofte webbenGa naar voetnoot4) van dit cruijt, en somtijts ghemenckt en geweven met zyde, hoe wel dat die van enckel cruijt zijn meer gelden en gheestimeert worden, en gaet die zyde in schoonheyt te boven. Dese webben werden ghenaemt sarrijnGa naar voetnoot5); wert veel in Indien gheuseert ende ghesleten, so voor mans boxens als wambeysen; Ga naar margenoot+men mach het wassen als lywaet, ende blijft soo schoon als oft nieu waer. Ga naar margenoot+Van Bengala comt oock veel algallia ofte syvetGa naar voetnoot6), maer duer die valsche inclinatie vande Bengalen so wort het vervalst en vermenght met vuyligheyt, als sout, olye en diergelijcke tuijch, waer van 't niet veel geacht en wert. Oock in dit coninghrijck van Bengalen werden ghevonden by ‖ menichten die beesten, diemen Ga naar margenoot+op Latijn noemt rhinocerotes, ende vande Portugesen abadas Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot7), wiens hoorn, tanden, vleesch, bloet, clauwen ende alle, wat hy aen ende in heeft, is teghen 'tfenijn, ende wort in Indien in | |
[pagina 73]
| |
grooter weerden ghehouden, als wy op een ander plaetse breeder sullen verhalen. Desghelijcks wassen hier ghemarmerde rieden, diemen veelderley soorten by Paludanum sien mach, welcke rieden de Portugesen heeten canas de Bengala, dat is: riet van Bengala, ende zijn gants mossijsGa naar voetnoot1) ofte vol van binnen, ende geheel zijn vande dickte by naest ghelijck Spaens riet, maer wat dunder,Ga naar margenoot+ ende buyghen ghelijck teen oft rysen van willighen, alse groen zijn; zijn van buyten van coleuren ende beplacktGa naar voetnoot2) ghelijck oftse gheschildert waren; gebruijckense in Portugael voor d'oude vrouwen om in de handt te draghen en op te stuenen. Daer is een ander soorte van't selfde riet, diese noemen rotaGa naar voetnoot3); dese is dun ghelijck rysen, daermen die corven af breijt, als oock by Paludanus vele mogen ghesien worden, daerse in Indien veel fraye korfkens ende ander duysent curieusheyt af breyden. Van suycker Ga naar margenoot+ende botter, ende ander dierghelijcke waren, hebbenseGa naar voetnoot4) by menichten, als gheseyt is, waermede willen Bengala laten rusten ende vervolghen die custe voortaen. |
|